ECLI:NL:RBOVE:2020:1446

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
08/141605-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen vervangende hechtenis wegens niet-uitvoering taakstraf

Op 1 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde die een taakstraf van 100 uren had opgelegd gekregen. De veroordeelde had de taakstraf niet uitgevoerd, wat leidde tot de tenuitvoerlegging van 50 dagen vervangende hechtenis. De officier van justitie had op 10 januari 2020 de tenuitvoerlegging bevolen, en de kennisgeving hiervan was op 11 maart 2020 aan de veroordeelde betekend. Het bezwaarschrift, ingediend door de raadsman van de veroordeelde, werd behandeld tijdens een openbare zitting, waarbij de veroordeelde via videoconferentie aanwezig was.

De raadsman pleitte voor de mogelijkheid voor de veroordeelde om de taakstraf alsnog te volbrengen, verwijzend naar de persoonlijke problemen die de veroordeelde had ervaren, zoals het verliezen van zijn woning en het stopzetten van zijn uitkering. De veroordeelde zelf bevestigde dat hij nu bezig was zijn leven weer op te bouwen en dat hij bereid was de taakstraf uit te voeren. De officier van justitie daarentegen betwistte de gegrondheid van het bezwaarschrift, wijzend op de onbereikbaarheid van de veroordeelde voor de reclassering en het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats.

De politierechter concludeerde dat, ondanks de tijdige indiening van het bezwaarschrift, de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde op dat moment niet voldoende waren om de vervangende hechtenis te heroverwegen. De rechter oordeelde dat de beslissing van het openbaar ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen, niet gewijzigd hoefde te worden. Het bezwaarschrift werd dan ook ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/141605-17
Bezwaarschriftnummer: 20/2619
Uitspraak van de enkelvoudige kamer op het bezwaarschrift op grond van artikel 6:6:23 Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[veroordeelde] ,
geboren [1984] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon-of verblijfplaats hier te lande,
postadres: [adres] , [plaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. Alphen aan de Rijn, uit hoofde van de tenuitvoerlegging van 50 dagen vervangende hechtenis ingevolge het voornoemde parketnummer,
verder te noemen: de veroordeelde, bijgestaan door
mr. S. Kriekaard, advocaat te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure

Op 10 januari 2020 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 50 dagen vervangende hechtenis bevolen omdat de veroordeelde de taakstraf niet heeft aangevangen. De kennisgeving daarvan is aan de veroordeelde betekend op 11 maart 2020.
Het bezwaarschrift tegen de kennisgeving van dat bevel is gedateerd 24 maart 2020 en is op dezelfde dag op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het bezwaarschrift is ingediend door de raadsman van veroordeelde. Op 31 maart 2020 heeft de raadsman een aanvulling op dit bezwaarschrift aan de rechtbank doen toekomen.
Het bezwaarschrift is behandeld op de openbare terechtzitting van 1 april 2020. De veroordeelde, de raadsman van veroordeelde en de officier van justitie waren bij de behandeling niet fysiek op de terechtzitting aanwezig in verband met de wegens corona genomen maatregelen.
De veroordeelde is per videoconferentie, waarbij sprake was van een directe beeld- en geluidsverbinding met de rechtbank, ter terechtzitting verschenen en zodoende gehoord.
De raadsman en de officier van justitie hebben de behandeling ter terechtzitting gevolgd via een telefoonverbinding met directe geluidsverbinding en zijn op deze manier gehoord.
De politierechter heeft kennisgenomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen de veroordeelde en het reclasseringsrapport van 6 december 2019. De politierechter heeft ook kennisgenomen van de op 31 maart 2020 opgemaakte schriftelijke reactie van de officier van justitie op het bezwaarschrift.

2.De standpunten van de veroordeelde, de raadsman en de officier van justitie

De raadsman stelt dat aan veroordeelde de kans moet worden geboden om de taakstraf alsnog te volbrengen. Hiertoe voert de raadsman aan dat in de periode waarin de taakstraf uitgevoerd diende te worden, veroordeelde met behoorlijke problemen kampte. Op dit moment is veroordeelde bezig zijn leven weer op de rit te krijgen. Zo hebben er thans intakegesprekken plaatsgevonden met veroordeelde over een mogelijke plaatsing op een afdeling voor verslavingszorg. Volgens de raadsman kan veroordeelde zich heden wel aan de afspraken omtrent de uit te voeren taakstraf conformeren en is veroordeelde daar ook toe bereid.
De veroordeelde stelt dat hij destijds de taakstraf niet heeft verricht vanwege de vele zorgen die er waren. Zo is hij zijn woning kwijtgeraakt en werd zijn uitkering stopgezet. Veroordeelde erkent dat de situatie niet goed valt te praten, maar stelt in die periode te veel aan zijn hoofd te hebben gehad. Op dit moment is veroordeelde bezig zijn leven weer op te bouwen, en daarom meent veroordeelde dat hij zich nu wel kan richten op het uitvoeren van de taakstraf. In dit verband merkt de veroordeelde op dat er reeds allerlei gesprekken hebben plaatsgevonden omtrent het verkrijgen van hulp. Zo zou er met de gemeente zijn gepraat in het kader van de WMO en hebben er gesprekken met de GGD plaatsgevonden. Tot slot voert veroordeelde nog aan dat hij thans een slaapplek heeft en dat er zo snel mogelijk naar een eigen woning wordt gekeken.
De officier van justitie verzet zich tegen een gegrondverklaring van het bezwaarschrift. De officier voert hiertoe aan dat veroordeelde in de periode na zijn veroordeling en betekening van de uitspraak, onbereikbaar bleek te zijn voor de reclassering. Verder heeft veroordeelde op dit moment geen vaste woon- of verblijfplaats. Voor wat betreft de gesprekken met betrekking tot een eventuele opname in een verslavingskliniek, stelt de officier van justitie dat zij dit op dit moment te onbepaald vindt om er enig gewicht aan toe te kennen. Al met al stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat veroordeelde zijn leven thans onvoldoende op de rails heeft zodat bij veroordeelde niet voldoende aandacht voor de taakstraf bestaat.

3.De ontvankelijkheid

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend. De politierechter stelt vast dat het ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de politierechter het volgende vast.
De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 8 maart 2019 veroordeeld tot onder meer een taakstraf van 100 uren. Daarbij is bepaald dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.
Gebleken is dat de veroordeelde de taakstraf in zijn geheel niet heeft verricht. Door en namens de veroordeelde is aangevoerd dat hij destijds met behoorlijke problemen kampte maar hij nu wel in staat en bereid is de taakstraf uit te voeren. De politierechter overweegt echter dat de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde op dit moment van dien aard zijn, dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat veroordeelde de taakstraf alsnog op korte termijn zal volbrengen. Zo heeft veroordeelde op dit moment geen vaste woon- of verblijfplaats en zijn de afspraken in het kader van hulp dan wel begeleiding nog onvoldoende concreet. De politierechter is derhalve van oordeel dat de beslissing van het openbaar ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen, niet gewijzigd hoeft te worden. Het bezwaarschrift zal ongegrond worden verklaard.

5.De beslissing

De politierechter verklaart het bezwaarschrift
ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, politierechter, in tegenwoordigheid van S.R. Kuiper, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2020.