ECLI:NL:RBOVE:2020:1450

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
8275778 \ EJ VERZ 20-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en vorderingen van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van een ontslag op staande voet door zijn werkgever, De Eenvoud. [Verzoeker], geboren op 29 december 1963, was sinds 1 juli 2019 in dienst bij De Eenvoud als algemeen medewerker uitvaartverzorging. Op 21 november 2019 ontving hij een ontslagbrief, waarin werd gesteld dat hij op staande voet was ontslagen vanwege grove fouten en het niet tijdig melden van ziekte. [Verzoeker] betwistte de redenen voor zijn ontslag en verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet onverwijld was meegedeeld aan [verzoeker], wat een vereiste is volgens de wet. De werkgever had de redenen voor het ontslag niet tijdig en duidelijk gecommuniceerd, waardoor [verzoeker] niet in staat was om zich te beraden op de situatie. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag vernietigbaar was en dat de arbeidsovereenkomst niet was geëindigd per 21 november 2019.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vorderingen van [verzoeker] toegewezen, waaronder het recht op loon, vakantiegeld en een transitievergoeding. De Eenvoud werd veroordeeld tot betaling van het loon van € 2.400,00 netto per maand, vakantiegeld van € 192,00 netto per maand en de wettelijke verhoging. Ook werd De Eenvoud verplicht om een deugdelijke specificatie van de betalingen te verstrekken en werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten. Het verzoek van De Eenvoud om betaling van een bedrag wegens schending van de geheimhoudingsplicht door [verzoeker] werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8275778 \ EJ VERZ 20-22
Beschikking van de kantonrechter van 3 maart 2020
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats] ,
verzoekende partij, hierna te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. P. Berkhoudt,
tegen
[Verweerder], handelend onder de naam
DE EENVOUD,
wonende te Kampen,
verwerende partij, hierna te noemen De Eenvoud,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoeker] met producties 1 tot en met 12, ontvangen door de griffie op 17 januari 2020;
- het verweerschrift van De Eenvoud van 31 januari 2020, met producties 1 tot en met 16;
- de akte van [verzoeker] van 7 februari 2020, met producties 13 tot en met 16;
- de mondelinge behandeling op 10 februari 2020, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op 29 december 1963, is op 1 juli 2019 in dienst getreden bij De Eenvoud, in de functie van algemeen medewerker uitvaartverzorging.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is aanvankelijk aangegaan voor zeven maanden, namelijk tot en met 31 januari 2020. Op 30 september 2019 heeft [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst ondertekend, waarin is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt per 31 oktober 2019. [verzoeker] is vervolgens – in overleg met De Eenvoud – na 31 oktober 2019 toch voor De Eenvoud blijven werken.
2.3.
[Verweerder] , directeur van De Eenvoud, heeft op 21 november 2019 het volgende Whatsapp-gesprek gevoerd met [verzoeker] :
21-11-19 16:59 - [Verweerder] : Beste [verzoeker] .
Na alles wat er is gebeurd. En nadat je de overledene in de kist hebt gelegt en vorige week een overledene hebt laten vallen onstka ikj op staande voet.
De brief word gestuurd aangetekend.
Met vriendelijk groet,
[Verweerder]
21-11-19 17:32 - [verzoeker] : Ik ben wel bereid te reïntegreren.
21-11-19 17:32 - [Verweerder] : Nee er is te veel gebeurd
21-11-19 17:32 - [Verweerder] : Ik weet niet Wat je bedoeld met reintregeren
21-11-19 17:33 - [Verweerder] : Je hebt ontslag brief op staande voet in de mail
21-11-19 17:33 - [Verweerder] : Aceoteren niet Wat er Is gebeurd afgelopen week
21-11-19 17:47 - [Verweerder] : Vanmiddag hebben we om 13:10 met elkaar gesproken [B] en ik dat we je opstaande voet onslaan terwijl we nog midden in de onderhandelingen zaten Voor het nieuwe contract
21-11-19 17:47 - [Verweerder] : Ik laat het hierbij. We hebben je duizend kansen gegeven
21-11-19 18:55 - [Verweerder] : [B] zal met jou Een afspraak maken dat jij de sleutels inleverd
2.4.
Het ontslag op staande voet is bij bericht van 21 november 2019 aan [verzoeker] bevestigd. In dit bericht staat het volgende:
"(…)
Er is de afgelopen tijd zoveel gebeurd en meerdere malen waarschuwingen van mij gehad dat wij Donderdag 21/11/2019 omstreeks 13.00 uur hebben besloten u te ontslaan op staande voet.
U heeft grove fouten gemaakt waar wij u heel vaak in woord en geschrift hebben medegedeeld.
Wij hebben geen ziektemelding van u ontvangen. Ziektemeldingen dienen wettelijk uiterlijk een half uur voor aanvang diensttijd te worden gemeld. De 24-uurs bereikbaarheidsdienst ging in op Donderdag 21/11/2019 om 00.00 uur.
Frappant is het nu te constateren dat u zich gemeld heeft bij de huisarts terwijl wij midden in een impasse van een contractonderhandeling zaten voor een nieuw contract vanaf; November. Hier waren wij nog steeds niet uitgekomen met elkaar.
Formeel gezien is er geen arbeidsovereenkomst.
Ik ben enorm teleurgesteld dat u bij niemand van het bedrijf openheid van zaken geeft terwijl er zoveel redenen zijn om het dienstverband te beëindigen.
U speelt het personeel tegen elkaar uit. U liegt over de dingen die u heeft gedaan terwijl hier bewijsmateriaal voor is. U makt mij en het bedrijf zwart bij leveranciers, opdrachtgevers en crematoria. U laat een overledene vallen en legt een overledene onverzorgd/gedeeltelijk nakend in de kist.
Verder worden er verkeerde declaraties ingediend en sjoemelt met de bedragen hiervan.
Alle waarschuwingen heeft u van mij ontvangen. Bij elk gesprek met u zijn minimaal 2 personen aanwezig geweest.
Als u het niet eens bent met het ontslag om staande voet raad ik u aan een advocaat in te schakelen.
Wij zullen dan alle stukken en bewijzen aan de advocaat overleggen.
De overweging om excuus te maken en met wederzijds goedkeuren uit elkaar te gaan zodat je recht hebt op een ww uitkering.
Ik verbied je om in alle panden van Uitvaartverzorging de Eenvoud te komen.
U weet ook de voorwaarden over een geheimhoudingsplicht en relatiebeding. De boete bij
overschrijding zijn ook bekend in de eerder waarschuwingen die u zijn voorgelegd."
2.5.
[verzoeker] heeft bij bericht van 13 december 2019 aan De Eenvoud meegedeeld dat hij van mening is dat hij onterecht op staande voet is ontslagen en dat hij zich – behoudens arbeidsongeschiktheid – beschikbaar houdt om zijn werkzaamheden te verrichten.

3.Het verzoek van werknemer

[verzoeker] verzoekt in het kader van een
provisionele vorderingop grond van artikel 223 Rv:
bij wijze van voorlopige voorziening werkgever te veroordelen tot betaling van het loon van € 2.400,00 netto per maand vanaf 1 november tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, welke loonbetaling moet plaatsvinden binnen tien dagen na betekening van de beschikking;
bij wijze van voorlopige voorziening werkgever te veroordelen om [verzoeker] binnen 48 uur na betekening van de in deze zaak te wijzen beschikking te werk te stellen in de functie van algemeen medewerker uitvaartverzorging dan wel in staat te stellen te re-integreren voor zover werknemer hiertoe in staat is, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag dat werkgever hiermee in gebreke blijft;
alles onder overlegging binnen tien dagen na betekening van de beschikking van (een) deugdelijke specificatie(s) onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat werkgever nalatig is om aan deze veroordeling uitvoering te geven;
tot betaling van de wettelijke verhoging wegens vertraging over het aan [verzoeker] toekomende opeisbare loon ex artikel 7:625 BW vanaf 1 december 2019 dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
tot betaling van de wettelijke rente over de onder A, C en D genoemde vorderingen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van werkgever in de kosten van dit geding;
de nakosten ad € 131,00 aan salaris gemachtigde, dan wel € 199,00 aan salaris gemachtigde indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en De Eenvoud niet binnen 14 dagen na betekening van de beschikking heeft voldaan, alsmede de explootkosten van de betekening van de beschikking;
te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel, genoemd in de algemene maatregel van bestuur, waarnaar in artikel 6:96 BW wordt verwezen.
[verzoeker] verzoekt – na wijziging van eis bij akte – in de
hoofdzaak:
primair:
vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst omdat deze is opgezegd zonder daartoe verkregen toestemming van het UWV, zonder dat werknemer met de opzegging heeft ingestemd en zonder dat daarvoor een dringende reden aanwezig is geweest, en verder, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De Eenvoud te veroordelen om [verzoeker] binnen 24 uur na betekening van de in deze te wijzen beschikking in staat te stellen zijn werkzaamheden dan wel zijn re-integratie op de normale gebruikelijke wijze te hervatten met alle bevoegdheden en faciliteiten, die [verzoeker] krachtens de arbeidsovereenkomst placht te genieten, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat De Eenvoud in gebreke blijft aan – naar de kantonrechter begrijpt – de beschikking te voldoen;
het loon van € 2.400,00 netto per maand, vakantiegeld van € 192,00 netto per maand en alle overige emolumenten vanaf 1 november 2019 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW over de onder B genoemde bedragen;
de wettelijke rente over het onder B en C gevorderde vanaf 1 december 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
een deugdelijke eindafrekening van het vakantiegeld van € 1.536,00 netto en de vakantiedagen van € 1.715,18 netto althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen hoogte;
een verklaring voor recht dat de transitievergoeding verschuldigd is indien het dienstverband van rechtswege is geëindigd, waarbij de transitievergoeding per januari 2020 € 490,00 netto bedraagt en per 28 februari 2020 een bedrag van € 576,00 netto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen hoogte;
de buitengerechtelijke kosten die in dit geval € 875,00 bedragen;
alle hiervoor genoemde vorderingen onder overlegging binnen tien dagen na betekening van de beschikking van (een) deugdelijke specificatie(s) onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat werkgever nalatig is om aan deze veroordeling uitvoering te geven;
I. met veroordeling van werkgever in de kosten van dit geding, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
de nakosten ad € 131,00 aan salaris gemachtigde, dan wel € 199,00 aan salaris gemachtigde indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en De Eenvoud niet binnen 14 dagen na betekening van de beschikking heeft voldaan, alsmede de explootkosten van de betekening van de beschikking;
subsidiair:
vanwege het feit dat werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW en vanwege het ontbreken van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 BW en daarmee werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet in acht genomen, werkgever te veroordelen tot betaling aan werknemer binnen tien dagen na betekening van de beschikking van:
het loon van € 2.400,00 per maand, vakantiegeld van € 192,00 netto per maand en alle overige emolumenten vanaf 1 november 2019 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 BW, welke vergoeding is vast te stellen op € 14.400 netto dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
een deugdelijke eindafrekening van het vakantiegeld van € 960,00 netto en de vakantiedagen van € 859,18 netto althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen hoogte;
de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW, welke vergoeding is vast te stellen op een bedrag van € 490,00 netto dan wel een door de kantonrechter vast te stellen transitievergoeding;
de vergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 e.v. BW, gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, welk bedrag is vast te stellen op € 3.456,00 netto;
de wettelijke rente vanaf de dag waarop de bedragen opeisbaar zijn dan wel vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd over het onder A en C gevorderde en de wettelijke rente vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd over het onder B en D gevorderde;
de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW over de onder A genoemde bedragen;
de buitengerechtelijke kosten die in dit geval € 875,00 bedragen;
I. alles onder overlegging binnen tien dagen na betekening van de beschikking van (een) deugdelijke specificatie(s) onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat werkgever nalatig is om aan deze veroordeling uitvoering te geven;
met veroordeling van werkgever in de kosten van dit geding, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
de nakosten ad € 131,00 aan salaris gemachtigde, dan wel € 199,00 aan salaris gemachtigde indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en De Eenvoud niet binnen 14 dagen na betekening van de beschikking heeft voldaan, alsmede de explootkosten van de betekening van de beschikking.
meer subsidiair:
het loon, vakantiegeld en alle overige emolumenten vanaf 1 november 2019 tot en met 21 november 2019;
de transitievergoeding, als bedoeld in artikel 7:673 lid 8 EW, welke transitievergoeding is vast te stellen op € 490,00 netto dan wel een door de kantonrechter vast te stellen transitievergoeding;
de wettelijke rente over het onder A gevorderde vanaf 1 december 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
een deugdelijke eindafrekening van het vakantiegeld van € 960,00 netto en de vakantiedagen van € 859,18 netto althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen hoogte;
de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW over de onder A genoemde bedragen;
de buitengerechtelijke kosten die in dit geval € 875,00 bedragen;
alles onder overlegging binnen tien dagen na betekening van de beschikking van (een) deugdelijke specificatie(s) onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat werkgever nalatig is om aan deze veroordeling uitvoering te geven;
met veroordeling van werkgever in de kosten van dit geding, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
I. de nakosten ad € 131,00 aan salaris gemachtigde, dan wel € 199,00 aan salaris gemachtigde indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en De Eenvoud niet binnen 14 dagen na betekening van de beschikking heeft voldaan, alsmede de explootkosten van de betekening van de beschikking.
3.1.
De Eenvoud voert verweer.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor deze procedure van belang, ingegaan.

4.Het verzoek van werkgever

4.1.
De Eenvoud heeft betaling van een bedrag van € 5.000,00 verzocht wegens – naar de kantonrechter begrijpt – het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan nabestaanden, klanten en zakenrelaties van De Eenvoud.
4.2.
De Eenvoud legt hieraan ten grondslag dat [verzoeker] een geheimhoudingsplicht heeft die hij heeft geschonden.
4.3.
[verzoeker] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak

5.1.
[verzoeker] heeft het verzoek tijdig ingediend, nu het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop het ontslag op staande voet is gegeven.
5.2.
Het gaat in deze zaak met name om het antwoord op de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd.
5.3.
Ingevolge artikel 7:677 lid 1 BW is iedere partij bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van werknemer, die ten gevolge hebben dat van werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
De door de werkgever aan het ontslag ten grondslag gelegde en aan de werknemer onverwijld medegedeelde reden fixeert de omvang van het debat tussen partijen, omdat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk behoort te zijn welke eigenschappen of gedragingen de ander hebben genoodzaakt tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De werknemer moet zich immers na de mededeling kunnen beraden of hij de opgegeven reden(en) als juist erkent en als dringend aanvaardt.
Een ontslaggrond behoeft niet onder alle omstandigheden aan de wederpartij te worden meegedeeld. Mededeling kan achterwege blijven in het uitzonderlijke geval dat het voor de werknemer aanstonds duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid, althans dat daaromtrent bij de werknemer, gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid geen enkele twijfel kan bestaan.
5.4.
[verzoeker] heeft onder meer aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat voor hem niet duidelijk is wat de reden van het ontslag op staande voet is. De aan hem in het Whatsapp-gesprek en in de brief gemaakte verwijten zijn volgens hem niet concreet. [verzoeker] heeft (via zijn gemachtigde) meerdere keren om een onderbouwing gevraagd, maar niet ontvangen, aldus [verzoeker] .
In het Whatsapp-gesprek wordt door De Eenvoud verwezen naar het in de kist leggen van een overledene en het laten vallen van een overledene. In de brief van 21 november 2019 wordt gesproken over grove fouten, het ontbreken van een ziekmelding, liegen, het uitspelen van collega's, zwart maken van het bedrijf en het indienen van onjuiste declaraties. Daarnaast wordt in de brief gesteld dat [verzoeker] een overledene heeft laten vallen en een overledene gedeeltelijk naakt in de kist zou hebben gelegd.
[verzoeker] betwist dat hij grove fouten heeft gemaakt. Wel stelt [verzoeker] dat hij begin november 2019 is uitgegleden terwijl hij het lichaam van een overledene vasthad om vanaf het bed in een kist te plaatsen. Daarbij is de overledene, in bijzijn van de nabestaanden, hard in de kist terecht gekomen. Nadien heeft [verzoeker] echter nog wekenlang gewerkt, terwijl De Eenvoud van het voorval op de hoogte was, zodat dit niet de dringende reden kan zijn, aldus [verzoeker] . Dat [verzoeker] een overledene deels naakt in een kist zou hebben gelegd betwist [verzoeker] . Verder stelt [verzoeker] dat hij zich op 21 november 2019 heeft ziek gemeld bij de bedrijfsleider [B] , zodat er geen sprake is van het ontbreken van een ziekmelding. Het is [verzoeker] onduidelijk wat bedoeld wordt met de stellingen in de ontslagbrief dat hij zou liegen, personeel tegen elkaar zou uitspelen en het bedrijf zwart zou maken. Ten aanzien van de declaraties stelt [verzoeker] dat hem niet bekend is wat de juiste wijze van indienen van declaraties zou zijn anders dan bonnen inleveren of via Tikkie een voorschot vragen, zoals hij deed. Alles overziend is het [verzoeker] onduidelijk gebleven wat nu de daadwerkelijke reden is voor het ontslag op staande voet.
5.5.
Ter zitting is De Eenvoud gevraagd naar de reden van het ontslag. De Eenvoud stelt dat er veel dingen waren gebeurd waardoor het vertrouwen in [verzoeker] was afgenomen. Volgens De Eenvoud is daarover in een gesprek op 19 november 2019 met [verzoeker] gesproken. [verzoeker] betwist overigens dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. De Eenvoud stelt dat in dat gesprek onder meer is besproken dat [verzoeker] een overledene onverzorgd en deels naakt in de kist heeft gelegd, terwijl hij de opdracht had gekregen de vrouw te verzorgen en te kleden. Daarnaast heeft De Eenvoud in het gesprek op 19 november 2019 aan [verzoeker] meegedeeld dat als zij nog meer dingen zou ontdekken die niet goed waren gegaan, zij [verzoeker] op staande voet zou ontslaan, aldus De Eenvoud. Vervolgens stelt De Eenvoud dat zij ná het gesprek op 19 november 2019 heeft vernomen dat [verzoeker] telefonisch aan een nabestaande had meegedeeld dat zij geen afscheid kon nemen van haar overleden zus, omdat zij niet meer toonbaar was. Dit telefoongesprek was voor De Eenvoud de spreekwoordelijke druppel die de emmer liet overlopen, aldus De Eenvoud. De Eenvoud erkent (ter zitting) echter ook dat zij heeft nagelaten om [verzoeker] op de hoogte te brengen van juist deze omstandigheid en van het feit dat deze omstandigheid voor haar de spreekwoordelijke druppel was en maakte dat zij [verzoeker] op staande voet ontsloeg. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. De verwijten die De Eenvoud in haar brief van 21 november 2019 aan [verzoeker] maakt, waren al bekend op 19 november 2019 en vormden op dat moment kennelijk geen reden voor een ontslag op staande voet. Juist hetgeen volgens De Eenvoud ná het gesprek van 19 november 2019 aan het licht is gekomen en dat maakte dat zij tot een ontslag op staande voet overging, heeft zij niet aan [verzoeker] meegedeeld. Niet in de brief en niet in het Whatsapp-gesprek. De reden van het ontslag op staande voet is dus (pas in deze procedure en daarmee) niet onverwijld aan [verzoeker] meegedeeld en het ontslag op staande voet is daarom vernietigbaar. [verzoeker] heeft zich immers niet kunnen beraden of hij de reden als juist erkent en als dringend aanvaardt. Dat het [verzoeker] aanstonds duidelijk moest zijn dat het telefoongesprek de dringende reden was die tot de opzegging heeft geleid, is overigens niet gebleken. [verzoeker] betwist overigens dat hij de nabestaande heeft gebeld.
5.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het verzoek van werknemer tot vernietiging van het ontslag op staande voet te worden toegewezen. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd per 21 november 2019.
5.7.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is wanneer de arbeidsovereenkomst dan wel zal eindigen of is geëindigd. Nu partijen de arbeidsovereenkomst na het afgesproken einde op 31 oktober 2019 toch hebben voortgezet, is deze stilzwijgend verlengd. De vraag is of deze nu is verlengd voor de duur van zeven maanden – namelijk de oorspronkelijke duur van de tijdelijke overeenkomst – of voor vier maanden, omdat de tijdelijke overeenkomst door partijen na vier maanden met een vaststellingsovereenkomst was beëindigd.
In artikel 7:668 lid 4 sub b BW is bepaald dat de arbeidsovereenkomst wordt geacht voor dezelfde tijd op de vroegere voorwaarden te zijn voortgezet, indien de arbeidsovereenkomst door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet. Nu partijen als laatste hebben afgesproken dat de arbeidsovereenkomst liep van 1 juli 2019 tot 31 oktober 2019, te weten vier maanden, wordt de nieuwe arbeidsovereenkomst – die is ontstaan door stilzwijgende verlenging – ook geacht voor vier maanden te zijn aangegaan. De arbeidsovereenkomst eindigde dus van rechtswege op 29 februari 2020. Nu De Eenvoud niet heeft betwist dat zij vanaf 1 november 2019 geen loon, vakantiegeld en overige emolumenten meer heeft uitbetaald, heeft [verzoeker] recht op betaling daarvan, tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Dit deel van het verzochte wordt daarom toegewezen.
5.8.
Nu de arbeidsovereenkomst op het moment van uitspreken van deze beschikking al is geëindigd, zullen het verzoek tot tewerkstelling en de overige verzoeken die samenhangen met het bestaan van de arbeidsovereenkomst worden afgewezen.
5.9.
De door [verzoeker] verzochte wettelijke verhoging zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze wordt gematigd tot 20%. De wettelijke rente over het loon, vakantiegeld, overige emolumenten en over de wettelijke verhoging, zal als onweersproken worden toegewezen als verzocht.
5.10.
[verzoeker] heeft zowel verzocht om een deugdelijke eindafrekening van het vakantiegeld van € 1.536,00 netto en de vakantiedagen van € 1.715,18 netto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag (in zijn primaire verzoek sub E) als om een specificatie van deze onderdelen (in zijn primaire verzoek sub H). Voor zover [verzoeker] betaling van het vakantiegeld en de vakantiedagen verzoekt, verwijst de kantonrechter naar onderdeel 5.7, waar deze verzoeken reeds zijn toegewezen. Het overleggen van een deugdelijke specificatie van de toegewezen bedragen, binnen tien dagen na betekening van deze uitspraak, zal worden toegewezen als verzocht. De verzochte dwangsom wordt toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gemaximeerd op € 10.000,00.
5.11.
[verzoeker] heeft verzocht om een verklaring voor recht dat de transitievergoeding verschuldigd is. Dit verzoek zal worden toegewezen, aangezien [verzoeker] op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW recht heeft op een transitievergoeding, nu de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd en op initiatief van de werkgever niet is voortgezet. [verzoeker] stelt dat de transitievergoeding € 576,00 bedraagt indien de arbeidsovereenkomst eindigt per 1 maart 2020. Nu De Eenvoud dit niet heeft betwist zal de kantonrechter dit bedrag in het dictum opnemen.
5.12.
[verzoeker] heeft verzocht om een vergoeding van de door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten. Het gevorderde bedrag van € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van De Eenvoud, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 720,00 aan salaris gemachtigde en € 83,00 aan griffierecht.
5.14.
De door [verzoeker] verzochte nakosten worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.
in de provisionele vordering
5.15.
Nu een beslissing in de hoofdzaak wordt genomen heeft [verzoeker] geen belang meer bij de verzochte voorlopige voorziening voor de duur van het geding. In dit verzoek zal hij dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
in het tegenverzoek van De Eenvoud
5.16.
De Eenvoud heeft betaling van een bedrag van € 5.000,00 verzocht wegens het schenden van de geheimhoudingsplicht door [verzoeker] . De Eenvoud heeft echter nagelaten dit verzoek nader te onderbouwen. De Eenvoud heeft niet uitgelegd wat [verzoeker] tegen wie heeft gezegd waardoor hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Bovendien is in de arbeidsovereenkomst geen boetebeding opgenomen en heeft De Eenvoud niet onderbouwd waar zij het bedrag van € 5.000,00 dan op baseert. De kantonrechter zal dit verzoek dan ook afwijzen.
5.17.
De Eenvoud wordt veroordeeld in de kosten aan de zijde van [verzoeker] , tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 480,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de verzoeken van [verzoeker]
6.1.
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot het geven van een voorlopige voorziening;
6.2.
vernietigt het op 21 november 2019 door De Eenvoud gegeven ontslag op staande voet;
6.3.
veroordeelt De Eenvoud om aan [verzoeker] te betalen het loon ten bedrage van € 2.400,00 netto per maand, het vakantiegeld van € 192,00 netto per maand en de overige emolumenten, vanaf 21 november 2019 tot en met 29 februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW van maximaal 20% over het loon en het vakantiegeld, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over al deze bedragen vanaf de verschillende data van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt De Eenvoud om, binnen tien dagen na betekening van deze uitspraak, deugdelijke specificaties te verstrekken aan [verzoeker] van de betalingen die zij op grond van onderdeel 6.3 aan [verzoeker] dient te doen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat De Eenvoud niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00;
6.5.
verklaart voor recht dat De Eenvoud aan [verzoeker] een bedrag van € 576,00 netto aan transitievergoeding verschuldigd is;
6.6.
veroordeelt De Eenvoud tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 875,00 aan buitengerechtelijke kosten;
6.7.
veroordeelt De Eenvoud tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] vaststelt op € 720,00 aan salaris gemachtigde, € 83,00 aan griffierecht en begroot de nakosten op € 120,00;
6.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
in het verzoek van De Eenvoud
6.10.
wijst het verzoek af;
6.11.
veroordeelt De Eenvoud tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] , tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 480,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020. (JS)