ECLI:NL:RBOVE:2020:1515

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
C/08/232165 / FA RK 19-1086
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling vaderschap na DNA-onderzoek en naamswijziging volgens Eritrees recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 april 2020 een beschikking gegeven inzake de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap na DNA-onderzoek. De verzoekster, aangeduid als de vrouw of de moeder, heeft verzocht om de juridische vaststelling van het vaderschap van [belanghebbende 3] over de minderjarige, geboren op [2018]. De rechtbank heeft eerder op 5 december 2019 een tussenbeschikking gegeven waarin Verilabs als deskundige is benoemd. Het deskundigenrapport van 20 januari 2020 heeft aangetoond dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van 99,9% [belanghebbende 3] de biologische vader is van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is en heeft het verzoek van de vrouw tot ontkenning van het vaderschap van de man toegewezen.

Daarnaast heeft de vrouw verzocht om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen in die van de biologische vader, [belanghebbende 3]. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Eritrese recht van toepassing is op de naamgeving, en dat de minderjarige een namenreeks zal krijgen in plaats van een geslachtsnaam. De rechtbank heeft het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam afgewezen, maar heeft wel het ouderschap van [belanghebbende 3] vastgesteld, onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden. De kosten van het DNA-onderzoek zijn ten laste van de Rijkskas gekomen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, onder bepaalde voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/232165 / FA RK 19-1086
beschikking van 15 april 2020
inzake
[belanghebbende 1],
verder te noemen: de vrouw of de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. M.E. Kikkert,
en
[belanghebbende 2],
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
niet verschenen.
Als belanghebbende is voorts aangemerkt:
mr. B.A.M. Oude Breuil, advocaat te Enschede, in zijn hoedanigheid als bijzondere curator over de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 1] op [2018] ,
verder te noemen [minderjarige] .
Ten aanzien van de verzochte gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wordt als belanghebbende aangemerkt:
[belanghebbende 3] ,
verder te noemen: [belanghebbende 3] ,
wonende te [woonplaats 3] .

1.Het procesverloop

1.1.
Op 5 december 2019 is in deze zaak een tussenbeschikking gegeven waarin Verilabs te Gouda tot deskundige is benoemd.
1.2.
Op 22 januari 2020 is ter griffie van deze rechtbank het rapport van de deskundige van
20 januari 2020 ingekomen.
1.3.
Op 3 maart 2020 is een reactie op het deskundigenrapport van mr. Oude Breuil ter griffie ingekomen.
1.4.
Op 23 maart 2020 is een reactie op het deskundigenrapport van mr. Kikkert ter griffie ingekomen.

2.De vaststaande feiten

Uit het deskundigenrapport van Verilabs van 20 januari 2020 blijkt dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van 99,9% [belanghebbende 3] de biologische vader is van [minderjarige] .

3.De beoordeling

3.1.
De inhoud van de tussenbeschikking 5 december 2019 geldt als hier herhaald en ingelast.
3.2.
De bijzondere curator heeft naar aanleiding van het deskundigenrapport naar voren gebracht dat, gelet op de uitslag hiervan, de verzoeken tot respectievelijk ontkenning van het vaderschap en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kunnen worden toegewezen. Voor het overige persisteert de bijzondere curator bij hetgeen reeds door hem naar voren is gebracht.
3.3.
Mr. Kikkert heeft naar aanleiding van het deskundigenrapport naar voren gebracht dat hiermee het vaderschap is vast komen te staan. De vrouw persisteert bij haar verzoeken en verzoekt de rechtbank een beschikking te wijzen.
Ontkenning vaderschap
3.4.
Nu uit het rapport van het door Verilabs gehouden DNA-onderzoek blijkt dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van 99,9% [belanghebbende 3] de biologische vader is van [minderjarige] , staat hiermee eveneens vast dat de man niet de biologische vader is van [minderjarige] .
3.5.
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden, die aan een toewijzing van het verzoek van de vrouw tot ontkenning van het vaderschap van de man in de weg staan, zal de rechtbank de juridische situatie met de feitelijke situatie in overeenstemming brengen en zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen.
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
3.6.
Nu uit het hiervoor genoemde rapport van 20 januari 2020 blijkt dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van 99,9% [belanghebbende 3] de biologische vader is van [minderjarige] en [belanghebbende 3] instemt met toewijzing van het verzoek, dient dit verzoek te worden toegewezen, echter onder het voorbehoud zoals hierna wordt overwogen.
3.7.
De beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige, welke beslissing heden bij beschikking van deze rechtbank is gegeven, is nog niet in kracht van gewijsde gegaan. Dit staat aan de toewijzing van het verzoek tot vaststelling van het ouderschap van [belanghebbende 3] in de weg. Een kind kan immers niet meer dan twee ouders hebben. De rechtbank zal het ouderschap van [belanghebbende 3] dan ook vaststellen onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan, nu op dat moment geen andere beletselen zoals genoemd in artikel 1:207 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) in de weg staan aan de vaststelling van het ouderschap van [belanghebbende 3] over [minderjarige] .
Wijziging naam
3.8.
De vrouw heeft tevens verzocht om vast te stellen dat de [minderjarige] de geslachtsnaam van de biologische vader [belanghebbende 3] zal dragen.
De bevoegdheid en het toe te passen recht
3.9.
Op grond van artikel 3 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu de vrouw haar woonplaats in Nederland heeft.
3.10.
Op grond van art. 10:19 lid 1 BW wordt de geslachtsnaam en de voornaam bepaald door het recht van de staat van de nationaliteit van de minderjarige.
3.11.
Artikel 3 van de “Verordening inzake de Eritrese nationaliteit van 6 april 1992” bepaalt: “Wie in Eritrea of in het buitenland is geboren als kind van een vader of moeder van Eritrese afstamming, bezit de Eritrese nationaliteit door geboorte.” Nu zowel de vrouw als [belanghebbende 3] de Eritrese nationaliteit hebben, heeft hierdoor de minderjarige [minderjarige] eveneens de Eritrese nationaliteit. Op het verzoek van de vrouw tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] is daarom Eritrees recht van toepassing.
Het verzoek
3.12.
Als de afstamming wordt vastgesteld na de geboorte van het kind, dan verandert de naam van het kind naar Eritrees recht volgens de regels van wettige kinderen. Deze regels zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van het Burgerlijk Wetboek van Eritrea (vanaf artikel 31).
3.13.
In Eritrea ontvangt een ieder een naam bij de geboorte. Het Eritrese naamrecht kent echter geen geslachts- en voornamen. Er is sprake van een namenreeks met een roepnaam, gevolgd door de naam van de vader (patroniem) en de naam van de grootvader (tweede patroniem). In plaats van de naam van de grootvader, kunnen de ouders ook kiezen voor een familienaam (art. 31 BW). Ook in dat geval blijft een namenreeks bestaan en is dus geen sprake van een geslachtsnaam.
3.14.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 november 2019 heeft de vrouw desgevraagd verklaard dat haar eerste naam haar roepnaam is, haar tweede naam de voornaam van haar vader en haar derde naam de voornaam van haar grootvader. De rechtbank stelt dan ook vast dat de vrouw een namenreeks heeft en er dus geen sprake is van een voornaam en een geslachtsnaam. Deze namenreeks geldt volgens de vrouw in haar familie, zodat geen sprake is van een familienaam. Dit heeft tot gevolg dat de namenreeks van [minderjarige] , die hij thans ontleent aan de man, zal worden gewijzigd in een namenreeks die ontleend wordt aan [belanghebbende 3] . Vanaf het moment dat de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en [belanghebbende 3] worden vastgesteld, zal de tweede naam van [minderjarige] de naam van zijn vader zijn ( [naam 1] ) en zijn derde naam de naam van zijn grootvader ( [naam 2] ).
3.15.
Het verzoek van de vrouw om de geslachtsnaam van [minderjarige] te wijzigen in [belanghebbende 3] dient, gelet op het voorgaande, te worden afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
3.16.
De aard van de zaak verzet zich tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad zodat het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
Kosten van het DNA-onderzoek
3.17.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij er 100% van overtuigd is dat [belanghebbende 3] de biologische vader is. De vrouw heeft zich dan ook primair op het standpunt gesteld dat er geen DNA-onderzoek hoeft plaats te vinden. De man heeft in zijn brief van 30 augustus 2019 laten weten dat hij niet de biologische vader is van [minderjarige] . [belanghebbende 3] heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht er eveneens van overtuigd te zijn dat hij de biologische vader is van [minderjarige] .
3.18.
In het feit dat de rechtbank aanvullend bewijs noodzakelijk heeft geacht en dat uit het DNA-onderzoek is gebleken dat de stelling van de vrouw juist is, ziet de rechtbank aanleiding om te beslissen dat de kosten van het DNA-onderzoek van € 630,--, (inclusief BTW) ten laste van `s-Rijks kas dienen te komen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart gegrond het door de vrouw ingediende verzoek tot ontkenning van het vaderschap van
[belanghebbende 2], geboren [1985] te [geboorteplaats 2] over
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [2018] ;
4.2.
stelt vast – onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden – het ouderschap van
[belanghebbende 3], geboren [1987] te [geboorteplaats 3] , over voornoemde [minderjarige] ;
4.3.
draagt de griffier – op grond van artikel 1:20e lid 1 BW – op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand;
4.4.
bepaalt dat de kosten van het deskundigenonderzoek van Verilabs ten laste komen van
`s-Rijks kas;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. van der Lecq, in tegenwoordigheid van
G.H. Mensink-Heuver als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2020.