4.4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de medeverdachten van verdachte zich hebben bezig gehouden met grootschalige handel in harddrugs. De drugs werden via het Darkweb besteld. De bestellingen werden klaargemaakt in zogenoemde werkhuizen. Door “drivers” werden de drugs van en naar werkhuizen gereden.
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat hij “driver” was bij een drietal transporten. Een transport naar [plaats 3] (feit 1) en twee transporten naar en vanuit [plaats 4] (feiten 2 en 3).
In chatgesprekken tussen [medeverdachte 5] en [bewoner] spreken zij over het aannemen van pillen op het adres [adres 2] door [bewoner] . [medeverdachte 5] laat [bewoner] op 15 oktober 2018 weten dat het 18.00 uur wordt en dat het gaat om de volgende pillen en hoeveelheid: “200 nu 3n 140”. [bewoner] vraagt [medeverdachte 5] daarop of de chauffeur “echt om 18.00 uur bij hem is omdat hij nog van alles te doen heeft” en hij wil weten in welke auto de chauffeur rijdt. Om 18:26 uur laat [medeverdachte 5] aan [bewoner] laten weten: “hij is er, groene skoda kale oude man, 8k (de rechtbank begrijpt: 8.000) 140 mg aardbeie”. [bewoner] laat vervolgens weten dat hij thuis is, waarop [medeverdachte 5] chat “Oke top 10k (de rechtbank begrijpt: 10.000) 200mg [adres 3] ”. En [bewoner] antwoordt “ik heb de pillen”.
De officier van justitie heeft gesteld dat [verdachte] de kale oude man in de groene Skoda is omdat uit een observatie op 13 oktober 2018 blijkt dat [verdachte] in een groene Skoda is gaan rijden, hij voldoet aan de beschrijving ouwe, kale man en omdat uit het dossier blijkt dat [verdachte] de chauffeur van [medeverdachte 5] is.
De verdediging heeft betwist dat [verdachte] de persoon is die op 15 oktober 2018 goederen zou hebben afgeleverd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over dit verwijt. In het dossier bevinden zich geen verklaringen of observaties op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte als chauffeur op 15 oktober 2018 in [plaats 3] drugs heeft geleverd aan [bewoner] . De enige aanwijzing voor de identiteit van de chauffeur is de omschrijving die [medeverdachte 5] geeft van een groene Skoda en een kale oude man.
In het dossier wordt een verband gelegd tussen de door [medeverdachte 5] genoemde groene Skoda en de Skoda die op 13 oktober 2018 door het observatieteam is waargenomen in [plaats 2] . Het observatieteam heeft toen waargenomen dat NN1, die op latere datum is geïdentificeerd als verdachte, in een zwarte Skoda met het kenteken [kenteken 1] stapt en vertrekt. Deze bevindingen kunnen naar het oordeel van rechtbank niet de conclusie dragen dat [verdachte] vanaf de observatie op 13 oktober 2018 de beschikking had over een groene Skoda. Te meer niet nu er voorafgaand aan de observatie door [medeverdachte 3] wordt gechat dat ‘hij’ in een donkerblauwe Skoda komt. De kleur groen wordt bij deze observatie door niemand genoemd. Het dossier biedt daarnaast onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte de enige chauffeur is geweest die in opdracht van of voor [medeverdachte 5] reed.
De tamelijk subjectieve beschrijving “kale oude man” is bovendien onvoldoende specifiek om de betrokkenheid van verdachte [verdachte] bij dit drugstransport te kunnen vaststellen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Op 27 oktober 2018 laat [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 2] weten dat hij “morgen 50 kilo speed komt leveren en dat de LSD maandag komt”. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] worden over deze levering geïnformeerd. [medeverdachte 5] chat [medeverdachte 3] op 28 oktober 2018 dat “de chauffeur op de plek staat om 16.00 uur”.
Op 28 oktober 2018 om 15:40 uur ziet het observatieteam dat bij het winkelcentrum aan de [adres 4] een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kleur zwart, parkeert. Het observatieteam herkent verdachte als de bestuurder van deze auto.
Om 14:52 uur laat [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 3] weten dat ‘hij’ er is in een zwarte Golf 6, waarop [medeverdachte 3] antwoordt dat hij eraan komt.
Om 16:09 uur neemt het observatieteam waar dat [medeverdachte 3] zijn auto direct naast de auto van verdachte parkeert. [medeverdachte 3] en verdachte openen vervolgens de kofferbak van hun auto’s. Het observatieteam ziet dat verdachte en [medeverdachte 3] vier gevulde blauwe [supermarkt tassen] uit de kofferbak van de auto van verdachte halen en in de kofferbak van de auto van [medeverdachte 3] zetten, waarna verdachte in zijn auto stapt en vertrekt. Even later vertrekt
[medeverdachte 3] naar de [adres 5] waar hij de [supermarkt tassen] uit de auto pakt en samen met een ander persoon, [naam 2] , de flatwoning aan de [adres 5] binnengaat om 16:21 uur. Om 16:28 uur vertrekken [medeverdachte 3] en
[naam 2] vanaf de [adres 5] .
Om 16:56 uur vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] of het wel 50 kilo is. Dat blijkt niet het geval, het is 49 kilo. De andere kilo zou maandag komen, met de LSD.
Het observatieteam neemt vervolgens waar dat [medeverdachte 3] [naam 2] afzet bij de [adres 5] . Om 19:28 uur wordt waargenomen dat de politie de woning aan de [adres 5] binnen gaat. Om 19:35 uur parkeert [medeverdachte 3] aan de [adres 5] , loopt even naar die woning, en stapt vervolgens weer in zijn auto en vertrekt.
[medeverdachte 3] laat daarna via Ironchat aan [medeverdachte 2] weten dat er een inval is in het “werkhuis” in [plaats 4] en dat hij de spullen die hij die dag geleverd had gekregen naar dit “werkhuis” had gebracht.
Bij de inval in deze woning is ruim 53 kilo amfetamine in beslag genomen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 28 oktober 2018 in [plaats 4] 49 kilo amfetamine heeft vervoerd en afgeleverd. Op basis van de chats stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 3] drugs heeft geleverd en op basis van de observaties van het observatieteam dat verdachte de drugs naar [medeverdachte 3] heeft vervoerd en aan [medeverdachte 3] heeft afgeleverd. De amfetamine is kort na de levering in de woning aan de [adres 5] aangetroffen.
Dat verdachte op het vervoeren en afleveren van drugs (voorwaardelijk) opzet had, baseert de rechtbank op de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte wordt tijdens de observaties gezien op plaatsen waar medeverdachten [medeverdachte 5] of [medeverdachte 3] hadden afgesproken en aanwezig waren. Op 11 oktober 2018 in [plaats 5] en op 13 oktober 2018 in [plaats 2] . De medeverdachten voerden chatgesprekken in oktober 2018 over de drugshandel en de organisatie daarvan. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bespreken op
10 oktober 2018 dat de “driver” in de Caddy moest en dat hij niet in de Smart wilde omdat, zo begrijpt de rechtbank, hij de verborgen ruimte in die auto moeilijk te openen vond (PD [verdachte] , p. 83). Ook bespreken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] dat die driver daags erna nog in de Skoda zou rijden.
Die volgende dag, 11 oktober 2018, ziet het observatieteam verdachte samen met drie andere mannen, onder wie verdachte [medeverdachte 5] , in [plaats 5] in de laadruimte van de Volkswagen Caddy [kenteken 2] kijken (PD [verdachte] , p. 65).
En op 13 oktober 2018 neemt het observatieteam in [plaats 2] waar dat verdachte, zoals hij zelf ook verklaart op p. 74 van zijn persoonsdossier, in een zwarte Skoda met het kenteken [kenteken 3] stapt en vertrekt. Verdachte verklaart bij de politie verder dat hij die dag met een man, van wie de politie heeft vastgesteld dat het [medeverdachte 3] was, de VW Caddy omwisselde tegen de Skoda. Ook op 13 oktober kijkt verdachte, in dit geval met [medeverdachte 3] , in de geopende laadruimte van de Caddy.
De politie treft in deze Caddy daags er na, op 29 oktober (feit 3), ook een verborgen ruimte aan (ZD04, p. 123 - 128).
De rechtbank leidt uit dit alles af dat verdachte ervan op de hoogte was dat de Caddy een verborgen ruimte had.
[verdachte] verklaart tegenover de politie in het verhoor over feit 3 (ZD4, p. 242 e.v.) dat hij geen namen wil noemen van de mensen met wie hij afspraken voor het vervoer had gemaakt (PD, p. 39) omdat hij dan niet meer veilig is en verder dat hij die mensen kent van het uitgaan en aanneemt dat als er met de spullen die hij uit de garage in [plaats 4] heeft gehaald niets aan de hand was geweest, zij dat zelf wel hadden gedaan. Hij verklaart ook dat hij een ‘vacuumapparaat’, een jerrycan, maatbekers en gardes uit de garagebox in [plaats 4] in de Caddy heeft vervoerd.
De rechtbank telt bij elkaar op: een auto met een verborgen ruimte, het vervoer van drugsgerelateerde voorwerpen, weten dat er met de te vervoeren spullen iets aan de hand is, angst voor de mensen met wie hij samenwerkt en de rechtbank concludeert dan dat voorwaardelijk opzet op het vervoeren en afleveren van drugs bewezen kan worden. Zowel op 28 oktober (feit 2) als op 29 oktober (feit 3).
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] chatten op 28 en 29 oktober 2018 over wat te doen, nu er een inval is geweest in de woning aan de [adres 5] . [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 5] gevraagd mensen naar [plaats 4] te sturen om een stashauto op te halen en een garagebox leeg te halen aan de [adres 6] .
Het observatieteam neemt op 29 oktober 2018 waar dat verdachte van [plaats 6] naar [plaats 4] rijdt, daar de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2] ophaalt en de Caddy vervolgens achteruit de garage aan de [adres 6] inrijdt. Na enige tijd rijdt hij in deze Caddy weg waarna hij bij een tankstation aan A28 in Wezep wordt aangehouden. In de Caddy wordt een verborgen ruimte ontdekt en een zwarte sporttas met 68 postpakketten. Deze pakketten bevatten MDMA, amfetamine en heroïne.
De rechtbank is, op grond van hetgeen hierover ten aanzien van feit 2 is overwogen, van oordeel dat verdachte ook op 29 oktober 2018 wetenschap heeft gehad van hetgeen hij vervoerde en dat hij daarop dus opzet op heeft gehad. De rechtbank acht het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.