ECLI:NL:RBOVE:2020:1590

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
08/910066-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes verdachten in grootschalige drugshandel en witwassen via bitcoins

Op 23 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen zes verdachten die betrokken waren bij grootschalige drugshandel en witwassen via bitcoins. De verdachten werden veroordeeld voor hun rol in het onderzoek Metaal, waarbij aanzienlijke hoeveelheden drugs, waaronder amfetamine en MDMA, werden aangetroffen. De politie vond in Emmen 53 kilo amfetamine en in Roermond 32 kilo, naast 13 kilo XTC-pillen. De rechtbank heeft vier mannen veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar voor drugshandel en witwassen, terwijl een andere man 30 maanden gevangenisstraf kreeg voor smokkel. Een zesde verdachte kreeg een taakstraf voor het witwassen van bijna 20.000 euro. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis van de 54-jarige H. opgeheven, die veroordeeld is voor het vervoeren van drugs. De zaak kwam voort uit een uitgebreid onderzoek van het Openbaar Ministerie en de politie, waarbij gebruik werd gemaakt van versleutelde communicatie via het Darkweb. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan ernstige misdrijven die de maatschappij ondermijnen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/910066-18 (P)
Datum vonnis: 23 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP aan de [adres 1]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juni 2019, 11 februari 2020, 18 februari 2020 en 9 april 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Veen en van hetgeen namens de verdachte door de raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met anderen, zich heeft schuldig gemaakt aan grootschalige drugshandel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2018 te Roermond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 7200 gram (18.000 pillen), in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, althans enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 28 oktober 2018 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 49 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, althans enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 29 oktober 2018 te Emmen en/of Wezep, gemeente Oldebroek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad.
- ongeveer 821 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 778 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 22 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde MDMA en/of amfetamine en/of heroïne, in ieder geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt
4.2.
Achtergrond onderzoek Metaal en de relatie met onderzoeken Orwell en Goliath
Vanaf 2017 is een aantal met elkaar verwante onderzoeken van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie Oost-Nederland gestart. Voor onderhavige zaak, het onderzoek Metaal, zijn met name de onderzoeken Orwell en Goliath van belang.
Het opsporingsonderzoek Orwell concentreerde zich op de verdenking tegen het bedrijf [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) in [plaats 1] . [bedrijf 1] was leverancier van communicatiemiddelen en
-diensten waarmee versleutelde (encrypted) berichten konden worden verstuurd. Het ging daarbij om zogenoemde Pretty Good Privacy (PGP) mobiele telefoons ook crypto(tele)foons genoemd, en een chatapplicatie met de naam Ironchat. De server waarvan gebruik werd gemaakt stond in het Verenigd Koninkrijk, bij een bedrijf genaamd [bedrijf 2] . In het onderzoek Orwell verkreeg het OM met een Europees Opsporingsbevel (EOB) van de Britse autoriteiten een kopie van de inhoud van die server, een zogenoemde image. De Nederlandse politie onderzocht de inhoud daarvan.
In combinatie met resultaten uit andere onderzoeken leidde dat tot het onderzoek Goliath.
Het opsporingsonderzoek Goliath richtte zich op het georganiseerde verband dat gebruik maakte van de diensten van [bedrijf 1] , waarbij allereerst het identificeren van onbekende (NN) personen die Ironchat gebruikten van belang werd geacht.
De Engelse autoriteiten besloten een eigen onderzoek te starten naar de communicatie die gevoerd werd over de zich in hun land bevindende server en [bedrijf 1] , voor zover [bedrijf 1] in Engeland opereerde. Zij hebben naar eigen recht, op basis van eigen bevoegdheden en met medeweten van [bedrijf 2] , de chatberichten onderschept, ontsleuteld en vervolgens die chatberichten doorgeleid naar de Nederlandse autoriteiten. De Britse autoriteiten hebben toestemming gegeven voor het gebruik daarvan in opsporingsonderzoeken in Nederland. Die chatberichten maken deel uit van het dossier in het onderzoek Metaal.
Het onderzoek onder de naam Metaal startte vervolgens in december 2017. [naam 1] was daarin verdachte. Gedurende het onderzoek raakte deze [naam 1] in een Duitse zaak in Duitsland gedetineerd op verdenking van handel in verdovende middelen.
[naam 1] was eigenaar van [bedrijf 3] ( [bedrijf 3] ) in [plaats 2] . [bedrijf 3] bood de hiervoor omschreven diensten van [bedrijf 1] aan. De werkzaamheden bij [bedrijf 3] werden voortgezet
door [naam 1] werknemers [medeverdachte 1] , verder [medeverdachte 1] , en [medeverdachte 2] , verder [medeverdachte 2] .
Gaandeweg het onderzoek ontstond tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en tegen [medeverdachte 3] , verder [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , verder [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , verder [medeverdachte 5] , en [verdachte] , verder [verdachte] , ook een verdenking van betrokkenheid bij grootschalige handel in verdovende middelen, export van die middelen en witwassen. Zij allen zijn verdachten in deze zaak.
4.3
Identificatie gebruikers Ironchataccounts
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Verdachten maakten gebruik van telefoons van met name het merk Wileyfox waarop de applicatie Ironchat was geïnstalleerd. Daarnaast maakte een aantal van hen gebruik van een laptop met diezelfde applicatie. Met de telefoons en laptops zijn chatberichten verzonden van accounts, alle eindigend op [mailadres] :
  • [account 1]
  • [account 2]
  • [account 3]
  • [account 4]
  • [account 5]
  • [account 6]
- [account 7] .
Het dossier bevat geen feiten op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte ook een Ironchataccount had of gebruikte.
De vraag die in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de andere personen dan verdachte tegen wie door het OM in het onderzoek Metaal vervolging is ingesteld, te identificeren zijn als de gebruikers van voornoemde accounts.
Als het antwoord op die vraag bevestigend is, dan dienen vervolgens de vragen te worden beantwoord of zij betrokken zijn bij de aan hen ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.
Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal die vraag daarom hier eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden.
De andere vragen beantwoordt de rechtbank hierna, daar waar de ten laste gelegde feiten afzonderlijk en meer in detail beoordeeld zullen worden.
4.3.1
De accounts [account 1] en [account 2]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 2] en het ter aanvulling daarop opgemaakte proces-verbaal zijn opgenomen, dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van de accounts [account 1] en [account 2] en dat hij daarmee onder diverse namen in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van deze accounts zijn aan [medeverdachte 2] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat deze accounts (ook) door een ander dan [medeverdachte 2] werden gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van deze accounts aanduiden als [medeverdachte 2] .
4.3.2
De accounts [account 3] en [account 4]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 1] en het ter aanvulling daarop opgemaakte proces-verbaal zijn opgenomen, dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van de accounts [account 3] en [account 4] en dat hij daarmee onder diverse namen in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van deze accounts zijn aan [medeverdachte 1] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat deze accounts (ook) door een ander dan [medeverdachte 1] werden gebruikt. Ook op zijn laptop had hij een account. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van deze accounts aanduiden als [medeverdachte 1] .
4.3.3
Het account [account 5]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 3] en het ter aanvulling daarop opgemaakte proces-verbaal zijn opgenomen, dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van het account [account 5] en dat hij daarmee onder diverse namen, onder andere met de aliassen [alias 1] en [alias 2] , in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 3] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit account (ook) door een ander dan [medeverdachte 3] werd gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van het account [account 5] aanduiden als [medeverdachte 3] .
4.3.4
Het account [account 6]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 5] en het ter aanvulling daarop opgemaakte proces-verbaal zijn opgenomen, dat [medeverdachte 5] de gebruiker is geweest van het account [account 6] en dat hij daarmee onder diverse namen in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 5] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit account (ook) door een ander dan [medeverdachte 5] werd gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van het account [account 6] aanduiden als [medeverdachte 5] .
4.4
De ten laste gelegde feiten
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Op basis van het dossier kan niet bewezen worden dat [verdachte] wetenschap heeft gehad van de aard van de goederen die hij voorhanden heeft gehad. Daarnaast is er voor feit 1 geen bewijs dat [verdachte] degene is geweest die op
15 oktober 2018 goederen heeft afgeleverd in [plaats 3] .
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de medeverdachten van verdachte zich hebben bezig gehouden met grootschalige handel in harddrugs. De drugs werden via het Darkweb besteld. De bestellingen werden klaargemaakt in zogenoemde werkhuizen. Door “drivers” werden de drugs van en naar werkhuizen gereden.
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat hij “driver” was bij een drietal transporten. Een transport naar [plaats 3] (feit 1) en twee transporten naar en vanuit [plaats 4] (feiten 2 en 3).
4.4.3.1 Feit 1
In chatgesprekken tussen [medeverdachte 5] en [bewoner] spreken zij over het aannemen van pillen op het adres [adres 2] door [bewoner] . [medeverdachte 5] laat [bewoner] op 15 oktober 2018 weten dat het 18.00 uur wordt en dat het gaat om de volgende pillen en hoeveelheid: “200 nu 3n 140”. [bewoner] vraagt [medeverdachte 5] daarop of de chauffeur “echt om 18.00 uur bij hem is omdat hij nog van alles te doen heeft” en hij wil weten in welke auto de chauffeur rijdt. Om 18:26 uur laat [medeverdachte 5] aan [bewoner] laten weten: “hij is er, groene skoda kale oude man, 8k (de rechtbank begrijpt: 8.000) 140 mg aardbeie”. [bewoner] laat vervolgens weten dat hij thuis is, waarop [medeverdachte 5] chat “Oke top 10k (de rechtbank begrijpt: 10.000) 200mg [adres 3] ”. En [bewoner] antwoordt “ik heb de pillen”.
De officier van justitie heeft gesteld dat [verdachte] de kale oude man in de groene Skoda is omdat uit een observatie op 13 oktober 2018 blijkt dat [verdachte] in een groene Skoda is gaan rijden, hij voldoet aan de beschrijving ouwe, kale man en omdat uit het dossier blijkt dat [verdachte] de chauffeur van [medeverdachte 5] is.
De verdediging heeft betwist dat [verdachte] de persoon is die op 15 oktober 2018 goederen zou hebben afgeleverd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over dit verwijt. In het dossier bevinden zich geen verklaringen of observaties op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte als chauffeur op 15 oktober 2018 in [plaats 3] drugs heeft geleverd aan [bewoner] . De enige aanwijzing voor de identiteit van de chauffeur is de omschrijving die [medeverdachte 5] geeft van een groene Skoda en een kale oude man.
In het dossier wordt een verband gelegd tussen de door [medeverdachte 5] genoemde groene Skoda en de Skoda die op 13 oktober 2018 door het observatieteam is waargenomen in [plaats 2] . Het observatieteam heeft toen waargenomen dat NN1, die op latere datum is geïdentificeerd als verdachte, in een zwarte Skoda met het kenteken [kenteken 1] stapt en vertrekt. Deze bevindingen kunnen naar het oordeel van rechtbank niet de conclusie dragen dat [verdachte] vanaf de observatie op 13 oktober 2018 de beschikking had over een groene Skoda. Te meer niet nu er voorafgaand aan de observatie door [medeverdachte 3] wordt gechat dat ‘hij’ in een donkerblauwe Skoda komt. De kleur groen wordt bij deze observatie door niemand genoemd. Het dossier biedt daarnaast onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte de enige chauffeur is geweest die in opdracht van of voor [medeverdachte 5] reed.
De tamelijk subjectieve beschrijving “kale oude man” is bovendien onvoldoende specifiek om de betrokkenheid van verdachte [verdachte] bij dit drugstransport te kunnen vaststellen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.4.3.2 Feit 2
Op 27 oktober 2018 laat [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 2] weten dat hij “morgen 50 kilo speed komt leveren en dat de LSD maandag komt”. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] worden over deze levering geïnformeerd. [medeverdachte 5] chat [medeverdachte 3] op 28 oktober 2018 dat “de chauffeur op de plek staat om 16.00 uur”.
Op 28 oktober 2018 om 15:40 uur ziet het observatieteam dat bij het winkelcentrum aan de [adres 4] een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kleur zwart, parkeert. Het observatieteam herkent verdachte als de bestuurder van deze auto.
Om 14:52 uur laat [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 3] weten dat ‘hij’ er is in een zwarte Golf 6, waarop [medeverdachte 3] antwoordt dat hij eraan komt.
Om 16:09 uur neemt het observatieteam waar dat [medeverdachte 3] zijn auto direct naast de auto van verdachte parkeert. [medeverdachte 3] en verdachte openen vervolgens de kofferbak van hun auto’s. Het observatieteam ziet dat verdachte en [medeverdachte 3] vier gevulde blauwe [supermarkt tassen] uit de kofferbak van de auto van verdachte halen en in de kofferbak van de auto van [medeverdachte 3] zetten, waarna verdachte in zijn auto stapt en vertrekt. Even later vertrekt
[medeverdachte 3] naar de [adres 5] waar hij de [supermarkt tassen] uit de auto pakt en samen met een ander persoon, [naam 2] , de flatwoning aan de [adres 5] binnengaat om 16:21 uur. Om 16:28 uur vertrekken [medeverdachte 3] en
[naam 2] vanaf de [adres 5] .
Om 16:56 uur vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] of het wel 50 kilo is. Dat blijkt niet het geval, het is 49 kilo. De andere kilo zou maandag komen, met de LSD.
Het observatieteam neemt vervolgens waar dat [medeverdachte 3] [naam 2] afzet bij de [adres 5] . Om 19:28 uur wordt waargenomen dat de politie de woning aan de [adres 5] binnen gaat. Om 19:35 uur parkeert [medeverdachte 3] aan de [adres 5] , loopt even naar die woning, en stapt vervolgens weer in zijn auto en vertrekt.
[medeverdachte 3] laat daarna via Ironchat aan [medeverdachte 2] weten dat er een inval is in het “werkhuis” in [plaats 4] en dat hij de spullen die hij die dag geleverd had gekregen naar dit “werkhuis” had gebracht.
Bij de inval in deze woning is ruim 53 kilo amfetamine in beslag genomen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 28 oktober 2018 in [plaats 4] 49 kilo amfetamine heeft vervoerd en afgeleverd. Op basis van de chats stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 3] drugs heeft geleverd en op basis van de observaties van het observatieteam dat verdachte de drugs naar [medeverdachte 3] heeft vervoerd en aan [medeverdachte 3] heeft afgeleverd. De amfetamine is kort na de levering in de woning aan de [adres 5] aangetroffen.
Dat verdachte op het vervoeren en afleveren van drugs (voorwaardelijk) opzet had, baseert de rechtbank op de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte wordt tijdens de observaties gezien op plaatsen waar medeverdachten [medeverdachte 5] of [medeverdachte 3] hadden afgesproken en aanwezig waren. Op 11 oktober 2018 in [plaats 5] en op 13 oktober 2018 in [plaats 2] . De medeverdachten voerden chatgesprekken in oktober 2018 over de drugshandel en de organisatie daarvan. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bespreken op
10 oktober 2018 dat de “driver” in de Caddy moest en dat hij niet in de Smart wilde omdat, zo begrijpt de rechtbank, hij de verborgen ruimte in die auto moeilijk te openen vond (PD [verdachte] , p. 83). Ook bespreken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] dat die driver daags erna nog in de Skoda zou rijden.
Die volgende dag, 11 oktober 2018, ziet het observatieteam verdachte samen met drie andere mannen, onder wie verdachte [medeverdachte 5] , in [plaats 5] in de laadruimte van de Volkswagen Caddy [kenteken 2] kijken (PD [verdachte] , p. 65).
En op 13 oktober 2018 neemt het observatieteam in [plaats 2] waar dat verdachte, zoals hij zelf ook verklaart op p. 74 van zijn persoonsdossier, in een zwarte Skoda met het kenteken [kenteken 3] stapt en vertrekt. Verdachte verklaart bij de politie verder dat hij die dag met een man, van wie de politie heeft vastgesteld dat het [medeverdachte 3] was, de VW Caddy omwisselde tegen de Skoda. Ook op 13 oktober kijkt verdachte, in dit geval met [medeverdachte 3] , in de geopende laadruimte van de Caddy.
De politie treft in deze Caddy daags er na, op 29 oktober (feit 3), ook een verborgen ruimte aan (ZD04, p. 123 - 128).
De rechtbank leidt uit dit alles af dat verdachte ervan op de hoogte was dat de Caddy een verborgen ruimte had.
[verdachte] verklaart tegenover de politie in het verhoor over feit 3 (ZD4, p. 242 e.v.) dat hij geen namen wil noemen van de mensen met wie hij afspraken voor het vervoer had gemaakt (PD, p. 39) omdat hij dan niet meer veilig is en verder dat hij die mensen kent van het uitgaan en aanneemt dat als er met de spullen die hij uit de garage in [plaats 4] heeft gehaald niets aan de hand was geweest, zij dat zelf wel hadden gedaan. Hij verklaart ook dat hij een ‘vacuumapparaat’, een jerrycan, maatbekers en gardes uit de garagebox in [plaats 4] in de Caddy heeft vervoerd.
De rechtbank telt bij elkaar op: een auto met een verborgen ruimte, het vervoer van drugsgerelateerde voorwerpen, weten dat er met de te vervoeren spullen iets aan de hand is, angst voor de mensen met wie hij samenwerkt en de rechtbank concludeert dan dat voorwaardelijk opzet op het vervoeren en afleveren van drugs bewezen kan worden. Zowel op 28 oktober (feit 2) als op 29 oktober (feit 3).
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.3.3 Feit 3
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] chatten op 28 en 29 oktober 2018 over wat te doen, nu er een inval is geweest in de woning aan de [adres 5] . [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 5] gevraagd mensen naar [plaats 4] te sturen om een stashauto op te halen en een garagebox leeg te halen aan de [adres 6] .
Het observatieteam neemt op 29 oktober 2018 waar dat verdachte van [plaats 6] naar [plaats 4] rijdt, daar de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2] ophaalt en de Caddy vervolgens achteruit de garage aan de [adres 6] inrijdt. Na enige tijd rijdt hij in deze Caddy weg waarna hij bij een tankstation aan A28 in Wezep wordt aangehouden. In de Caddy wordt een verborgen ruimte ontdekt en een zwarte sporttas met 68 postpakketten. Deze pakketten bevatten MDMA, amfetamine en heroïne.
De rechtbank is, op grond van hetgeen hierover ten aanzien van feit 2 is overwogen, van oordeel dat verdachte ook op 29 oktober 2018 wetenschap heeft gehad van hetgeen hij vervoerde en dat hij daarop dus opzet op heeft gehad. De rechtbank acht het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op
of omstreeks28 oktober 2018 te Emmen
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/ofafgeleverd en
/of verstrekt en/ofvervoerd
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 49 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel
, althans enig middelals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks29 oktober 2018 te Emmen en
/ofWezep, gemeente Oldebroek,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 821 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA en
/of
- ongeveer 778 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende amfetamine en
/of
- ongeveer 22 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne, zijnde MDMA en
/ofamfetamine en
/ofheroïne,
in ieder geval(
telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 Sr en artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 2 en 3
telkens het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden en de verbeurdverklaring van twee personenauto’s.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, bij een bewezenverklaring, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden niet in verhouding staat tot de bewezenverklaarde feiten. De verdediging acht een forse taakstraf met een voorwaardelijk strafdeel voor de feiten meer passend.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee drugstransporten.
Op 28 oktober 2018 heeft verdachte 49 kilogram amfetamine vervoerd en een dag later heeft hij ruim anderhalve kilogram aan verdovende middelen vervoerd.
De drugstransporten hebben plaatsgevonden binnen de organisatie van verdachtes mededaders. Zij hebben zich schuldig gemaakt aan grootschalige wereldwijde handel in verdovende middelen in een periode van anderhalf jaar. De mededaders verkochten anoniem en op professionele wijze drugs op het Darkweb. In het internetbedrijf met meerdere ‘medewerkers’, die ieder hun eigen taak hadden, kwamen iedere dag online bestellingen binnen, werden drugs bereid, verzonden en geleverd, en werd de voorraad beheerd. Het assortiment bestond uit verschillende soorten XTC-pillen, MDMA, amfetamine, cocaïne en heroïne. De drugs waren snel te bestellen en te leveren.
Zijn mededaders trachtten op een geraffineerde manier buiten beeld van justitie te blijven door gebruik te maken van de anonieme vrijplaats Darkweb, de betalingen in bitcoins te laten plaatsvinden, en door te communiceren via de versleutelde chatapplicatie Ironchat op zogenoemde crypto(tele)foons of PGP-telefoons. Om in de vraag van de afnemers te kunnen voorzien hadden zij een handelsvoorraad aan verdovende middelen aanwezig in ‘werkhuizen’ in [plaats 3] en in [plaats 4] , welke laatste daarvoor speciaal was ingericht.
Bij hun handel bekommerden zij zich niet om de gezondheidsrisico’s voor anderen en de schadelijke gevolgen voor de maatschappij en hebben zij kennelijk enkel uit winstbejag gehandeld. Niet alleen de mededaders, maar ook verdachte door het leveren van een vervoersdienst, hebben bijgedragen aan het in stand houden van de ondermijnende criminaliteit die rondom de handel en de productie van drugs de laatste jaren grote vormen aanneemt. Daaronder valt ook het door de mededaders witwassen van de inkomsten uit de drugshandel, waardoor de integriteit van het financiële handelsverkeer wordt aangetast.
Dit aspect van drugshandel kleeft aan het verdienmodel van de organisatie waarvan ook verdachte door zijn verrichte diensten deel uitmaakte en dat rekent de rechtbank ook hem aan. De verdachten vormden een schakel in de drugsketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. De internationale, bijna mondiale component en het betrekken van nietsvermoedende postbedrijven bij de handel, wegen in negatieve zin mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 17 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Over de persoon van verdachte is niet meer bekend dan uit het dossier is gebleken en hetgeen de raadsman ter zitting heeft verteld.
Verdachte wordt voor twee drugstransporten veroordeeld. Een van die transporten betrof een hoeveelheid van 49 kilogram amfetamine. Verdachte was chauffeur, niet is gebleken dat hij enige zeggenschap of organisatorisch aandeel in de organisatie had. Met zijn relatief ondergeschikte rol zal de rechtbank rekening houden.
Daarnaast heeft de rechtbank oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het afleveren/vervoeren van harddrugs in ogenschouw genomen. Alle bovengenoemde omstandigheden overziende - waaronder met name ook de rol van verdachte in het geheel - ziet de rechtbank geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie dan een vrijheidsbenemende straf. Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden passend en geboden.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen omdat hij wordt veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf van zodanige duur, dat het onaanvaardbaar is dat hij in vrijheid het onherroepelijk worden van dit vonnis kan afwachten.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is blijkens de beslaglijst beslag gelegd op een personenauto Volkswagen, type Golf, kenteken [kenteken 4] , en op een personenauto Volkswagen, type Caddy, kenteken
[kenteken 2] .
De rechtbank is van oordeel dat deze personenauto’s moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreft met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het onder 2 en 3 bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 2 en 3:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
de personenauto merk VW, type golf, kenteken [kenteken 4] ;
de personenauto merk VW, type Caddy, kenteken [kenteken 2] ;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing wordt ook afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2020.