In deze zaak heeft eiser [A] een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Pappa Joe B.V. en de betrokkenen [X] en [Y] over de overname van een restaurant en de betaling van een waarborgsom. [A] had een restaurant in [plaats 3] en huurde het pand van [Y]. Bij de verkoop van zijn onderneming aan Pappa Joe op 22 november 2019, werd een overeenkomst tot indeplaatsstelling gesloten. [A] vorderde in conventie onder andere de betaling van een waarborgsom van € 9.000,- door Pappa Joe, alsook buitengerechtelijke kosten. Pappa Joe voerde verweer en stelde dat [A] niet aan zijn verplichtingen had voldaan, waaronder het herstellen van het gehuurde in de oorspronkelijke staat. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat Pappa Joe de waarborgsom aan [A] moest betalen, en dat de verplichtingen van [A] jegens [Y] waren voldaan. In reconventie vorderde Pappa Joe betaling van openstaande facturen en herstel van het gehuurde. De kantonrechter oordeelde dat [A] niet verplicht was om de ovens te herstellen en dat de vordering tot betaling van de factuur niet tijdig was voldaan. Uiteindelijk werd [A] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten aan [Y] en een bedrag aan Pappa Joe, terwijl de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd.