Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te Zwolle,
[A],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
720,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 april 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], eigenaar van een onroerende zaak in Zwolle, en de besloten vennootschap Beschermingsbewind Centraal Nederland B.V. (BCN) in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A], die onder bewind is gesteld. De eiser vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat [A] sinds medio 2017 onregelmatig huur betaalde en in 2019 en 2020 geen huur meer had betaald, met een achterstand van € 2.150,00 op het moment van de dagvaarding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst niet kan worden ontbonden in kort geding, maar dat er wel een spoedeisend belang is voor de ontruiming.
De kantonrechter overwoog dat [A] niet aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst voldeed en dat de betalingsonmacht van [A] niet in de weg staat aan de verplichting tot huurbetaling. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die dit zouden verhinderen. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en ook de vordering tot betaling van de huurachterstand, waarbij de kosten van de procedure voor BCN q.q. zijn vastgesteld op € 1.058,96, inclusief nasalaris. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.