ECLI:NL:RBOVE:2020:1729

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
C/08/229997 / HA ZA 19-132
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over gebruik van buurwegen en dwangsommen

In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren [X] en [Y], heeft de rechtbank Overijssel op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure over een burengeschil. De procedure betreft de vraag of [Y] misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid door dwangsommen te vorderen van [X] wegens vermeende overtredingen van een eerder verstekvonnis. Dit verstekvonnis, gewezen op 31 juli 2018, verplichtte [X] om het gebruik van de buurwegen w1 en w2 niet onredelijk te belemmeren. [Y] stelt dat [X] deze verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot verbeurde dwangsommen van € 41.000,00. [X] betwist deze overtredingen en vordert opheffing van het beslag dat [Y] heeft gelegd op zijn onroerende zaken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [X] niet heeft aangetoond dat hij het verstekvonnis niet heeft overtreden. De deurwaarder heeft in verschillende processen-verbaal geconstateerd dat de buurwegen niet voldoen aan de vereiste breedte van 4 meter en dat er obstakels zijn die het gebruik door [Y] belemmeren. De rechtbank oordeelt dat [Y] geen misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid en dat het gelegde beslag gerechtvaardigd is. De vorderingen van [X] worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [Y].

In reconventie heeft [Y] geen vorderingen die verder gaan dan het verstekvonnis, en deze worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat de belangen van [Y] bij het handhaven van zijn rechten zwaarder wegen dan die van [X].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/229997 / HA ZA 19-132
Vonnis van 25 maart 2020
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Nijkamp te Enschede,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.J. Paalman te Almelo.
Partijen zullen hierna ‘ [X] ’ en ‘ [Y] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 mei 2019
  • de productie van [Y]
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2019
  • de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte wijziging van eis met producties
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie met producties
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. Partijen en (hun families) zijn al jaren verwikkeld in gerechtelijke procedures over buurwegen ‘w1’ en ‘w2’ die over het terrein van [X] lopen en waarvan [Y] sinds jaar en dag gebruik maakt om van zijn boerenbedrijf bij de openbare weg te komen en omgekeerd.
2.2.
Bij verstekvonnis van deze rechtbank met zaaknummer: C/08/218890/HAZA 18-264 (hierna: het verstekvonnis), zittingsplaats Almelo, heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaard dat de op productie 13 bij de dagvaarding schetsmatig
aangegeven wegen w1 en w2, zich bevindend op het perceel kadastraal bekend [gemeente]
[sectie, nummer] , buurweg in de zin van artikel 719 oud Burgerlijk Wetboek
(BW) juncto artikel 160 Overgangswet Nieuw BW zijn ten behoeve van [Y] en degene(n) die een of meer van zijn onroerende eigendom(men) - zijnde de percelen kadastraal bekend [gemeente] [sectie, nummers 1] en [sectie, nummers 2] - bezoeken;
- voor recht verklaard dat het [X] niet is toegestaan het gebruik van de wegen
w1 en w2 op onredelijke wijze te belemmeren;
- [X] geboden om de op of nabij de wegen w1 en w2 aanwezige versmallingen,
obstakels dan wel belemmeringen, waardoor de doorgang minder dan 4 meter breed is,
binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen, een en ander op straffe
van een door gedaagde aan [Y] per overtreding te verbeuren dwangsom van € 1.000,-- per dag (daaronder ook te rekenen een dagdeel) dat [X] dit achterwege laat, tot een
maximum van € 200.000,-- is bereikt;
- [X] geboden om welke obstakels en/of belemmeringen dan ook aan te (laten)
brengen op of nabij de wegen w1 en w2, de doorgang te (laten) versmallen tot minder
dan een wegtracébreedte van minimaal 4 meter, het wegtracé op welke wijze dan ook te
(laten) veranderen en/of te (laten) verleggen, door dan wel in opdracht van [Y]
eventueel verricht onderhoud ongedaan te (laten) maken, een en ander op straffe van
een na betekening van dit vonnis door gedaagde aan [Y] per overtreding te verbeuren
dwangsom van € 1.000,- per dag (daaronder ook te rekenen een dagdeel) dat [X]
hiermee in strijd handelt, tot een maximum van € 200.000,-- is bereikt;
- [X] geboden het onderhoud van de wegen w1en w2 door of in opdracht van
[Y] toe te laten, op straffe van een na betekening van dit vonnis door [X] aan [Y] per overtreding te verbeuren dwangsom van € 1.000,-- per dag (daaronder ook te rekenen een dagdeel) dat [X] hiermee in strijd handelt, tot een maximum van
€ 200.000,-- is bereikt;
- [X] geboden het door of in opdracht van [Y] verwijderen van op of nabij de
wegen w1 en w2 aanwezige beplanting toe te laten voor zover die verwijdering nodig is
ten behoeve van een doorgang op de wegen w1 en w2 van minimaal 4 meter breed, op
straffe van een na betekening van dit vonnis door gedaagde aan [Y] per overtreding te
verbeuren dwangsom van € 1.000,- per dag (daaronder ook te rekenen een dagdeel) dat
gedaagde hiermee in strijd handelt, tot een maximum van € 200.000,- is bereikt.
2.3.
Het verstekvonnis is op 31 juli 2018 aan [X] betekend.
2.4.
[X] heeft geen verzet ingesteld tegen het verstekvonnis.
2.5.
De executerende deurwaarder heeft op 6 en 14 september 2018 processen-verbaal van constatering van overtreding van het verstekvonnis opgesteld.
In het proces-verbaal van 6 september 2018 staat, voor zover relevant, het volgende:

(…)
dat weg W1 voornoemd naast de woning van schuldenaar (zie foto 5,6,7,8,9 en 10):
  • niet vrij is van opstakels en/of belemmeringen;
  • niet een minimale doorgang heeft van 4 meter breed;
dat weg W1 voornoemd voorbij de woning van schuldenaar richting de woning van verzoeker (zie foto 11 en 12):
(…)
-
niet een minimale doorgang heeft van 4 meter breed door aanwezige beplanting’
dat weg W2 voornoemd vanaf weg W1 voornoemd (zie foto 13, 14 en 15):
(…)
-
niet een minimale doorgang heeft van 4 meter breed;
(…)”.
In het proces-verbaal van 14 september 2018 staat, voor zover relevant, het volgende:
“ (…)
Dat weg W1 voornoemd naast de woning van schuldenaar (zie foto 3a, 4a, 5a en 6a):
  • niet vrij is van opstakels en/of belemmeringen;
  • niet een minimale doorgang heeft van 4 meter breed;
dat weg W1 voornoemd voorbij de woning van schuldenaar richting de woning van verzoeker (zie foto 7a):
(…)
-
niet een minimale doorgang heeft van 4 meter breed door aanwezige beplanting;
dat weg W2 voornoemd vanaf weg W1 (zie foto 8a, 9a en 10a)”
(…)
-
niet een minimale doorgang heeft van 4 meter breed;
(…)”.
2.6.
Bij brief van 20 september 2018 heeft de advocaat van [Y] [X] onder meer gesommeerd om tot betaling van de in de periode van 6 tot en met 14 september 2018 verbeurde dwangsommen ter hoogte van € 9.000,00 over te gaan.
2.7.
De executerende deurwaarder heeft op 16 oktober 2018 processen-verbaal van constatering van overtreding van het verstekvonnis opgesteld. In het proces-verbaal van
16 oktober 2018 staat, voor zover relevant, het volgende:

(…)
dat weg W1 voornoemd naast de woning van schuldenaar (zie aanvullende foto’s 11a t/m 15a):
  • nog steeds niet vrij is van opstakels en/of belemmeringen;
  • nog steeds niet een minimale doorgang heeft van 4 meter breed;
dat weg W1 voornoemd voorbij de woning van schuldenaar richting de woning van verzoeker:
(…)
-
niet een minimale doorgang heeft van 4 meter breed door aanwezige beplanting;
dat weg W2 voornoemd vanaf weg W1 voornoemd:
(…)
  • nog steeds niet een minimale doorgang heeft van 4 meter breed; (eerdere foto’s 8a, 9a en 10a gehandhaafd)
  • (…)”.
2.7.
Op 16 oktober 2018 heeft de deurwaarder een bevel opeising dwangsom uitgebracht ter hoogte van € 9.000,00 (vermeerderd met kosten).
2.8.
Op 17 december 2018 heeft [Y] ten laste van [X] executoriaal beslag doen leggen op diens onroerende zaken (kort gezegd: op de weilanden, recht van erfpacht en het woonhuis) voor een bedrag van € 43.614,15, waarvan een bedrag van € 41.000,00 aan verbeurde dwangsommen.
2.9.
Het proces-verbaal van beslaglegging is op 20 december 2018 aan [X] betekend.
2.10.
[X] heeft op 27 februari 2019 een bedrag van € 1.200,00 betaald.
2.11.
Op 6 juni 2019 en op 12 november 2019 heeft [Y] een stuitingsexploot laten betekenen, waarin hij [X] tevens heeft aangezegd nog altijd aanspraak te maken op
€ 41.000,00 aan verbeurde dwangsommen.

3.De vorderingen

in conventie
3.1.
[X] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
- het door [Y] op 17 december 2018 gelegde executoriale beslag opheft dan wel [Y] veroordeelt genoemd beslag met onmiddellijke ingang op te heffen op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag (waaronder begrepen een dagdeel) dat [Y] in gebreke blijft aan het in het vonnis bepaalde te voldoen;
- [Y] , voor zover dat nodig mocht zijn, veroordeelt in de door de deurwaarder gemaakte
kosten met betrekking tot de processen-verbaal en het gelegde beslag;
- subsidiair, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat [X] het vonnis van
18 juli 2018 heeft overtreden, bepaalt dat de verbeurde dwangsommen zijn verjaard;
- meer subsidiair, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat [X] het vonnis van
18 juli 2018 heeft overtreden, bepaalt dat op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid de dwangsommen niet zijn verbeurd;
- meer subsidiair, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat [X] dwangsommen
heeft verbeurd, deze matigt op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid naar een
door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- [Y] veroordeelt in de kosten van de procedure.
in reconventie
3.2.
[Y] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat [X] aan [Y] wegens overtredingen van het vonnis van deze rechtbank van 18 juli 2018 (zaaknummer: C/08/218890 HA ZA / 18-264) een bedrag aan dwangsommen ad € 41.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, heeft verbeurd;
2. [X] veroordeelt om onverwijld – althans binnen veertien dagen, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn – na betekening van het door de rechtbank te wijzen vonnis aan [Y] te voldoen het bedrag ad € 42.414,15, althans het bedrag ad € 41.000,00, althans het door de rechtbank in goede justitie vast te stellen
bedrag –, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2018 – althans vanaf 1 mei 2019 althans vanaf de door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum – tot en met de dag van betaling;
3. [X] veroordeelt in de kosten van de procedure in reconventie, te vermeerderen met de nakosten ad € 131,00 zonder betekening dan wel € 199,00 bij betekening, alsmede te bepalen dat over de kostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd is vanaf de veertiende dag na betekening van het te wijzen vonnis.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Het geschil dat door [X] aan de rechtbank wordt voorgelegd ziet – kort gezegd – op de vraag of [Y] – door tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van
1 juli 2018 over te gaan – misbruik van zijn executiebevoegdheid maakt.
4.2.
Volgens [X] is er – kort gezegd – geen sprake van overtredingen van het verstekvonnis. [X] is geen dwangsommen verbeurd. Uit de door de deurwaarder opgemaakte processen-verbaal van constatering blijkt niet van enige overtreding van het verstekvonnis door [X] . Bovendien is het gewezen verstekvonnis inhoudelijk onjuist. Door desondanks over te gaan tot inning van verbeurde dwangsommen en executoriaal beslag te doen leggen, maakt [Y] misbruik van zijn executiebevoegdheid. Het gelegde beslag is onrechtmatig. [Y] gebruikt zijn executiebevoegdheid voorts met geen ander doel dan de belangen van [X] te schade. Daarbij komt dat het belang van [Y] bij het uitoefenen van zijn executiebevoegdheid ook vele malen kleiner is dan het belang van [X] dat bij die uitoefening wordt geschaad. Immers, [Y] zal waarschijnlijk overgaan tot verkoop van de percelen waarop beslag is gelegd als gevolg waarvan [X] zijn boerderij en gronden kwijt zal raken. Naar redelijkheid heeft [Y] niet kunnen komen tot uitoefening van zijn executiebevoegdheid.
4.3.
[Y] heeft zich gemotiveerd verweerd tegen de vorderingen van [X] .
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het verweer van [Y] . Zij overweegt daartoe als volgt.
4.5.
Het gaat hier om een executiegeschil (artikel 438 Rv). [X] verzet zich tegen de tenuitvoerlegging van het tegen hem gewezen verstekvonnis. Als uitgangspunt geldt de rechtsgeldigheid van de bodemuitspraak. De executierechter is aan de bodemuitspraak gebonden. Het executiegeschil biedt geen plaats om het inhoudelijk debat ten aanzien van de hoofdzaak te heropenen.
4.6.
De executierechter kan – blijkens vaste jurisprudentie – slechts in de executie ingrijpen indien de executant zich door de executie schuldig maakt aan misbruik van bevoegdheid. Van misbruik van executiebevoegdheid kan slechts sprake zijn indien de te executeren titel klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag, of indien tenuitvoerlegging op grond van na de titel voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.7.
[X] stelt dat het verstekvonnis inhoudelijk onjuist is, omdat de wegen w1 en w2 al decennia op de plek liggen dan wel lopen waar ze heden ten dage liggen dan wel lopen, hetgeen ook geldt voor de onder de boerderij van [X] aanwezige gierkelder.
De wegen zoals die al decennialang gebruikt worden, zijn altijd begaanbaar geweest voor [Y] . [Y] heeft met name w1 niet nodig om te komen bij en te gaan van zijn boerderij. [Y] heeft het verstekvonnis dan ook niet nodig om zijn boerderij te bereiken en ook niet om zijn gronden te kunnen bewerken.
[Y] heeft daartegenin gebracht dat hij belang heeft bij (voortzetting van) het gebruik van w1 en w2. Dat was voor 18 juli 2018 zo en daarin heeft het verstekvonnis geen verandering gebracht. Het is niet aan [X] om te bepalen of [Y] w1 en w2 al dan niet nodig heeft, aldus [Y] . Hij oefent zijn gebruiksrecht uit.
4.8.
De rechtbank verwerpt het standpunt van [X] dat het verstekvonnis berust op een feitelijke misslag. De stellingen van [X] betreffen inhoudelijke bezwaren tegen het verstekvonnis. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee, zoals hiervoor reeds overwogen, dat daarvoor in het onderhavige executiegeschil geen plaats is. Die stellingen kunnen in deze procedure dan ook niet op juistheid worden getoetst. Daardoor was een verzetprocedure de aangewezen weg geweest. [X] heeft echter geen verzet tegen het gewezen verstekvonnis ingesteld.
4.9.
[X] heeft voorts niet gesteld dat er sprake is van (nieuwe) feiten en omstandigheden die, indien tot tenuitvoerlegging van het vonnis wordt overgegaan, aan de zijde van [X] een noodtoestand zal doen ontstaan, zodat op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat [Y] geen misbruik van zijn bevoegdheid maakt door tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis over te gaan. Het op 17 december 2018 gelegde executoriale beslag wordt in zoverre dan ook door het verstekvonnis gelegitimeerd.
4.10.
Vervolgens is aan de orde de vraag of sprake is van een overtreding van het verstekvonnis als gevolg waarvan [X] dwangsommen heeft verbeurd, zoals [Y] stelt en [X] betwist.
4.11.
In een executiegeschil waarbij het er (ook) om gaat of dwangsommen zijn verbeurd, beperkt de rechter zich ertoe de ter uitvoering van de veroordelende beslissing verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de voorzieningenrechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Ook hierbij geldt dat de rechtbank
geen eigen oordeel kan geven over de juistheid van de rechterlijke beslissing die ten uitvoer wordt gelegd of van de onderliggende rechtsoverwegingen.
4.12.
Volgens [Y] is [X] de veroordelingen in het verstekvonnis niet nagekomen en heeft hij in totaal een bedrag ter hoogte van € 41.000,00 aan dwangsommen verbeurd. [Y] verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de inhoud van de drie door de deurwaarder opgemaakte processen-verbaal van constatering van respectievelijk
6 september 2018, 14 september 2018 en 16 oktober 2018.
4.13.
[X] heeft betwist dat hij het verstekvonnis niet is nagekomen. Uit de processen-verbaal blijkt volgens [X] niet dat hij zich niet heeft gehouden aan het verstekvonnis. Hetgeen de deurwaarder verklaart in zijn processen-verbaal strookt voorts niet met hetgeen uit de aan die processen-verbaal aangehechte foto’s blijkt. Zo verklaart de deurwaarder dat de weg op bepaalde plekken niet de minimale breedte van 4 meter heeft, terwijl dat niet uit de foto’s blijkt. Spullen die naast de boerderij van [X] liggen, liggen daar om te voorkomen dat over de gierkelder wordt gereden die daar, deels, onder de boerderij ligt, aldus [X] . [X] stelt zich voorts op het standpunt dat de situatie ter plaatse nu hetzelfde was als in 1998, toen de president van de rechtbank Almelo in het kader van een tussen partijen aanhangige kort gedingprocedure, een bezichtiging heeft gehouden. [X] heeft in dat verband verwezen naar de door hem ter zitting getoonde foto’s, zoals nadien overgelegd als productie 8 bij conclusie van repliek in conventie. De beplanting die te zien is op de foto’s levert geen belemmering op voor de doorgang en is dat ook nooit geweest. [X] snoeit en maait regelmatig. De deurwaarder had bovendien geen (eigen) meetapparatuur bij zich en heeft op 16 oktober 2018 gebruik gemaakt van een lat van [Y] die 4.15 meter lang was, aldus [X] .
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [Y] in voldoende mate aangetoond dat [X] het verstekvonnis heeft overtreden als gevolg waarvan [X] dwangsommen heeft verbeurd. Uit de constateringen van de deurwaarder volgt dat w1 en/of w2 niet overal de minimale breedte van 4 meter heeft en dat w1 niet overal vrij is van belemmeringen en/of obstakels, met als gevolg dat [Y] niet onbelemmerd gebruik kan maken van de buurwegen. De deurwaarder heeft zijn waarnemingen geverbaliseerd als hiervoor vermeld onder overwegingen 2.5. en 2.7. Die waarnemingen zijn vastgelegd met behulp van een camera en de gemaakte foto’s zijn in het geding gebracht. [X] heeft weliswaar bestreden dat uit de door de deurwaarder opgemaakte processen-verbaal en aangehechte foto’s volgt dat hij het verstekvonnis heeft overtreden, maar hij heeft zijn standpunt niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Los van de omstandigheid dat het gros van zijn stellingen (waaronder de stelling dat de gierkelder altijd op dezelfde plek heeft gezeten, dat er spullen op liggen uit angst dat de gierkelder doorzakt en dat het nooit een probleem/belemmering heeft opgeleverd voor de doorgang voor de landbouwvoertuigen van [Y] ) inhoudelijke bezwaren betreffen tegen het verstekvonnis (die in deze procedure niet kunnen voorliggen), had het, gelet op het onderbouwde standpunt van [Y] , op de weg van [X] gelegen om zijn standpunt dat hij het verstekvonnis niet heeft overtreden, nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door een verklaring van een andere deurwaarder in het geding te brengen.
Dat heeft hij nagelaten. De verwijzing naar de door [X] als productie 8 overgelegde foto van de situatie zoals die was ten tijde van de zitting op 3 juli 2019 en waaruit volgens [X] zou volgen dat de situatie nu, 20 jaar na de bezichtiging ter plaatse in 1998 door de president in kort geding, niet anders is dan destijds, maakt niet dat (dus) van een overtreding van het verstekvonnis geen sprake is.
4.15.
Dat de deurwaarder niet zelf meetapparatuur bij zich had, maar een meetlat van [Y] heeft gebruikt, zoals [X] stelt en [Y] heeft weersproken, maakt het voorgaande niet anders. Dat de beplanting zoals te zien op de door de deurwaarder gemaakte foto’s geen belemmering zijn dan wel zijn geweest voor [Y] om de buurwegen ongehinderd te betreden, zoals [X] stelt, blijkt bij gebrek aan onderbouwing, nergens uit. De door [X] ter zitting van 3 juli 2019 in dat kader getoonde foto’s, overgelegd als productie 9, kunnen het standpunt van [X] niet baten. Die foto’s hebben immers geen betrekking op de situatie zoals deze destijds door de deurwaarder is waargenomen en door hem is vastgelegd in de processen-verbaal van constatering.
4.16.
[X] heeft de stelling van [Y] dat [X] het verstekvonnis heeft overtreden dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist. Het had op de weg van [X] gelegen om nadere feiten en/of omstandigheden te stellen ter weerlegging van de gestelde overtreding van het verstekvonnis. Dat heeft hij niet gedaan. [X] heeft zijn standpunt dat de constateringen van de deurwaarder onjuist zijn onvoldoende onderbouwd, zodat aan het door hem gedane bewijsaanbod wordt voorbij gegaan.
4.17.
De rechtbank concludeert dan ook dat in voldoende mate is komen vast te staan dat [X] , na betekening van het verstekvonnis, [Y] heeft verhinderd ongehinderd gebruik te maken van de buurwegen zoals voorgeschreven in het verstekvonnis, zodat vaststaat dat [X] uit dien hoofde dwangsommen heeft verbeurd.
4.18.
Van verjaring van de verbeurde dwangsommen is voorts geen sprake. Ingevolge artikel 611g Rv verjaart een dwangsom door verloop van zes maanden na de dag waarop zij verbeurd is. Het verstekvonnis is op 31 juli 2018 aan [X] betekend. In september en oktober 2018 is (herhaald) bevel gedaan en op 17 december 2018 is door [Y] executoriaal beslag gelegd. Bepalend is of het gelegde executoriaal beslag moet worden bezien als een stuitinghandeling in de zin van artikel 3:316 BW. Dat is hier het geval want genoemd artikel bepaalt in lid 1 dat ‘De verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde, die in de vereiste vorm geschiedt.’ Het doen leggen van een executoriaal beslag (het sluitstuk van een gerechtelijke procedure) kan niet anders dan als zo'n daad van rechtsvervolging worden aangemerkt, zodat de verjaringstermijn is gestuit. Zolang het beslag ligt, is in dit geval geen nieuwe stuitinghandeling vereist, omdat het voor [X] volstrekt duidelijk is gebleven dat [Y] door handhaving van het gelegde beslag zijn rechten niet heeft willen prijsgeven.
4.19.
Voor opheffing dan wel matiging (vermindering) van de verbeurde dwangsommen bestaat geen aanleiding. Uitgangspunt voor de executie van de dwangsom is dat een eenmaal verbeurde dwangsom ten volle toekomt aan de partij die de veroordeling heeft verkregen en dat deze partij de dwangsom ten uitvoer kan leggen krachtens de titel waarbij zij is vastgesteld (artikel 611c Rv). Artikel 611d Rv bepaalt dat de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, deze dwangsom op vordering van de veroordeelde onder meer kan opheffen of verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Gelet op het hiervoor vermelde uitgangspunt dient de rechter restrictief met deze mogelijkheden om te gaan.
De vraag of de hoofdveroordeling al dan niet terecht is uitgesproken, komt niet voor behandeling in aanmerking en speelt derhalve ook hier geen rol. Daarbij moet ook in dit verband worden bedacht dat tegen de uitspraak waarbij de dwangsom werd opgelegd rechtsmiddelen hebben opengestaan en dat de procedure op de voet van artikel 611 d lid 1 Rv er niet toe mag leiden dat nog eens een extra procedure wordt gecreëerd waarin (via een extra opengesteld rechtsmiddel) nogmaals wordt geoordeeld over de juistheid van de hoofdveroordeling. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat sprake is van een onmogelijkheid voor [X] om aan de veroordeling in het verstekvonnis te voldoen.
De enkele stelling van [X] dat het onmogelijk is om aan de veroordeling in het verstekvonnis te voldoen, is daartoe immers onvoldoende.
4.20.
De wet kent de rechter voorts niet de bevoegdheid toe op grond van de redelijkheid en billijkheid een dwangsom te verminderen, behoudens hetgeen te dien aanzien in artikel 611d Rv is bepaald. Voor de stelling van [X] dat de verbeurde dwangsommen gematigd zouden moeten worden omdat executie daarvan in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn, bestaat – blijkens de heersende leer in de rechtspraak – dan ook geen ruimte.
4.21.
De rechtbank is – samenvattend – van oordeel dat [Y] geen misbruik van zijn bevoegdheid maakt door tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis over te gaan.
[Y] heeft een in redelijkheid te respecteren belang bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis over te gaan.
4.22.
De vorderingen van [X] worden afgewezen.
4.23.
[X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proces-en nakosten worden veroordeeld, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De proceskosten aan de zijde van [Y] worden begroot op:
- griffierecht 297,00
- salaris advocaat
1.629,00(3 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.926,00.
in reconventie
4.24.
De rechtbank zal de vorderingen in reconventie wegens het ontbreken van belang aan de zijde van [Y] afwijzen. [Y] beschikt uit hoofde van het verstekvonnis immers reeds over een executoriale titel op grond waarvan hem de bevoegdheid toekomt tot executie over te gaan.
4.25.
[Y] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu het vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie zal het aantal salarispunten worden gehalveerd. De proceskosten aan de zijde van [X] worden begroot op een bedrag van € 814,50 (3 punten × 0,5 × tarief € 543,00) aan salaris.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [X] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [Y] tot op heden begroot op € 1.926,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [X] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [Y] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart de kostenveroordelingen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [Y] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 814,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2020. [1]

Voetnoten

1.type: