ECLI:NL:RBOVE:2020:1804

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
ak_20_774
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing voor tandartsenpraktijk in verband met tekortkomingen op het gebied van hygiëne, infectiepreventie, dossiervoering, radiologie en zorgorganisatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een tandartsenpraktijk. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd had op 24 maart 2020 een aanwijzing gegeven aan de tandartsenpraktijk vanwege geconstateerde tekortkomingen op het gebied van hygiëne, infectiepreventie, dossiervoering, radiologie en zorgorganisatie. De tandartsenpraktijk heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanwijzing op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de geconstateerde tekortkomingen niet zijn betwist door de verzoekster. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de inspectie voldoende heeft gemotiveerd dat de tekortkomingen hoge risico's voor de patiëntveiligheid met zich meebrachten. De verzoekster heeft aangevoerd dat de tekortkomingen al waren hersteld, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat dit vóór de peildatum was gebeurd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zowel ten aanzien van de aanwijzing als de openbaarmaking van de zakelijke weergave van de aanwijzing. De uitspraak is gedaan in een zitting via Skype, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, gezien de zorgvuldigheid van de aanwijzing en de wettelijke verplichtingen van de inspectie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/774
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. T.A.M. van Oosterhout,
en

1. de minister voor Medische Zorg en Sport,

2. de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,

verweerders,
gemachtigde: mr. I. de Groot.

Procesverloop

Per aangetekende brief en e-mail van 10 maart 2020 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (verweerder 2) verzoekster geïnformeerd over het voornemen om namens de minister voor Medische Zorg en Sport (verweerder 1) aan verzoekster een aanwijzing ex artikel 27, eerste lid van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) te geven. Op 16 maart 2020 heeft verzoekster hierop schriftelijk haar zienswijze gegeven. Daarnaast heeft verzoekster telefonisch op 17 maart 2020 haar zienswijze bekend gemaakt.
Bij besluit van 24 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder 1 deze aanwijzing aan verzoekster gegeven.
Daarbij heeft verweerder 2 bij ditzelfde besluit besloten de zakelijke weergave van de aanwijzing openbaar te maken door dit samen met een begeleidend persbericht te publiceren op de website van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Nadat verzoekster bezwaar had gemaakt en om een voorlopige voorziening had verzocht, heeft verweerder 2 bevestigd dat de feitelijke openbaarmaking van de zakelijke weergave van de aanwijzing en bijbehorend persbericht wordt opgeschort tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Op 16 april 2020 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 24 april 2020 heeft verzoekster hierop haar repliek ingediend.
Bij brief van 1 mei 2020 hebben verweerders gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft per Skype for business verbinding plaatsgevonden op
14 mei 2020. De gemachtigde van verzoekster alsmede [naam 1] auditor, werkzaam bij [naam adviesbureau] zijn verschenen. Dit was een reguliere Skypeverbinding. Verweerders zijn door middel van een telefonische Skypeverbinding verschenen bij hun gemachtigde en mw. S. Pravisano-Haps, inspecteur.

Overwegingen

1. Inleiding

Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.

2. De aanwijzing

Bij het bestreden besluit heeft verweerder 1 verzoekster een aanwijzing gegeven met de volgende inhoud:
“Uiterlijk uitgevoerd vijf (5) werkdagen na datum dagtekening aanwijzing:
1.
Infectiepreventie
  • De zorgaanbieder zorgt voor gebruik van schoon en waar aangewezen steriel instrumentarium. Concreet betekent dit dat instrumentarium volgens de daartoe aangewezen methoden voortvloeiend uit de richtlijn wordt gereinigd en gesteriliseerd.
  • De zorgaanbieder stelt aantoonbaar beleid op voor het onderwerp immunisatie, conform de richtlijnen.
2.
Radiologie
 De zorgaanbieder volgt het ALARA principe. Concreet betekent dit dat de zorgaanbieder ervoor zorgt dat de röntgenapparatuur voldoet aan de vereisten, dan wel dat het apparaat preventief buiten werking wordt gesteld.

Uiterlijk uitgevoerd twee (2) maanden na dagtekening aanwijzing:

3.
Infectiepreventie
  • De zorgaanbieder draagt zorg voor een juiste uitvoering inzake reiniging, desinfectie van oppervlakten, ruimte, apparatuur en materialen. Concreet betekent dit dat bij het desinfecteren van werkoppervlakten, apparatuur en materialen de juiste middelen en materialen worden gebruikt.
  • De zorgaanbieder draagt zorg voor beleid en uitvoering van de juiste handhygiëne, en daarbij voor het plaatsen van handsfree kranen-, zeep- en alcoholdispensers in alle (semi)kritische ruimten.
  • De zorgaanbieder zorgt voor een adequaat voorraadbeheerssysteem voor instrumentarium, hand- en hoekstukken, zodat deze bij elke patiënt vervangen kunnen worden.
  • De zorgaanbieder zorgt voor beleid, instructie en uitvoering van de juiste werkwijze rond reinigings-, desinfectie- en sterilisatieprocessen. Concreet betekent dit onder meer dat bij de reiniging van instrumentarium stevige disposable handschoenen gedragen moeten worden en de juiste reinigingsmethode wordt toegepast zoals beschreven in de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgprakijken (KNMT 2016).
  • De zorgaanbieder draagt zorg voor de juiste randvoorwaarden aan de ruimtes in de mondzorgpraktijk. Concreet betekent dit dat er: In de kritische ruimten een duidelijke scheiding tussen het schone en vuile gedeelte op werkbladen en/of in kasten zichtbaar is. Hierbij worden schone materialen alleen in het schone gedeelte opgeborgen.
4.
Dossiervoering
 De zorgaanbieder richt het patiëntendossier in naar de vereisten voortvloeiend uit de KNMT Richtlijn Patiëntendossier 2019. Concreet betekent dit dat de informatie die ontbrak in de patiëntendossiers zoals opgesomd onder het kopje “dossiervoering” hierboven ook dient te zijn opgenomen in de patiëntendossiers van de zorgaanbieder.
5.
Organisatie
  • De zorgaanbieder zorgt voor een schriftelijke regeling voor de opvang van spoedgevallen en waarneming buiten praktijktijden en adequate kennisgeving aan patiënten.
  • De zorgaanbieder stelt kwaliteitsbeleid op waarbij zorg wordt gedragen oor een aantoonbaar voorraadbeheersysteem, sluitende protocollen voor een eenduidige werkwijze ten behoeve van de infectiepreventie en hygiëne, de radiologie en de dossiervoering.”
De door verzoekster gegeven zienswijze heeft verweerder 1 geen aanleiding gegeven van de aanwijzing af te zien. Wel heeft deze zienswijze geleid tot een aanpassing van de aanwijzing.

3. De publicatie

Verweerder 2 heeft bij ditzelfde besluit besloten de zakelijke weergave van de aanwijzing openbaar te maken door dit samen met een begeleidend persbericht te publiceren op de website van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De door verzoekster gegeven zienswijze heeft verweerder 2 geen aanleiding gegeven van de publicatie af te zien. Wel heeft deze zienswijze geleid tot een aanpassing van de zakelijke weergave.

4. Standpunt verzoekster

Verzoekster heeft aangevoerd dat in de aanwijzing onjuistheden zijn opgenomen. Het algemeen belang is niet gediend met openbaarmaking terwijl de tekortkomingen die in de aanwijzing genoemd worden reeds zijn herteld. Nagenoeg alle tekortkomingen waren in de zienswijzefase reeds hersteld. Verder is het bestreden besluit niet draagkrachtig gemotiveerd.

5. Standpunt verweerder

Wat betreft de aanwijzing heeft verweerder 1 gesteld dat van enige feitelijke onjuistheden of onjuiste conclusies geen sprake is. Verweerder 1 blijft van mening dat de tekortkomingen niet alle zijn weggenomen; de maatregelen zijn niet reeds geïmplementeerd in de praktijk. Verweerder 2 heeft in het kader van de openbaarmaking gesteld dat de Gezondheidswet, anders dan voorheen onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), geen ruimte biedt voor een individuele belangenafweging. Die belangenafweging is reeds door de wetgever gemaakt.

6. Overwegingen van de voorzieningenrechter; de aanwijzing

6.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de inspectie naar aanleiding van haar inspectieonderzoek – voor zover relevant voor de onderhavige aanwijzing – in de praktijk van verzoekster tekortkomingen heeft vastgesteld op de onderzoeksthema’s Hygiëne en Infectiepreventie, Dossiervoering, Radiologie, Zorg en Organisatie. Deze tekortkomingen zijn vastgelegd in een uitgebreid rapport met vermelding van de toepasselijke “veldnormen” waaraan verzoekster behoort te voldoen. Verzoekster heeft deze tekortkomingen niet betwist.
De geconstateerde tekortkomingen zijn in strijd met artikel 2, 3 en 7 van de Wkkgz. Verzoekster heeft het handelen in strijd met deze bepalingen niet betwist. Verweerder 1 ontleent dus aan artikel 27 Wkkgz de bevoegdheid om een aanwijzing op te leggen.
6.2.
Als peildatum voor het opleggen van de aanwijzing geldt naar voorlopig oordeel de feitelijke situatie per datum van het bestreden besluit, 24 maart 2020. Verzoekster stelt dat zij reeds voor de peildatum volledig heeft voldaan aan de maatregelen, bedoeld onder 1. en 2. van de aanwijzing en dat zij de overige maatregelen voor die datum grotendeels heeft opgevolgd. Verzoekster stelt zich in essentie op het standpunt dat de aanwijzing van verweerder 1 onrechtmatig is, omdat maatregelen worden opgelegd die reeds zijn opgevolgd. Verweerder 2 mag die onrechtmatige aanwijzing niet publiceren. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst verzoekster naar haar zienswijzen, de nog voor 24 maart 2020 aan verweerders opgestuurde informatie en de verklaringen van [naam 1] van na 24 maart 2020.
6.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster in het e-mailbericht op 16 maart 2020 als zienswijze heeft vermeld dat zij alle toepasselijke protocollen en richtlijnen heeft aangeschaft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarmee geen tekortkomingen waren weggenomen en dat de gevraagde maatregelen niet zijn getroffen. Van verzoekster werd immers verwacht dat de richtlijnen werden geïmplementeerd (beleid opstellen en dat volgen) binnen de praktijk. De enkele aanschaf van protocollen moet als onvoldoende worden beschouwd om te voldoen aan de maatregelen uit de aanwijzing. Immers, deze protocollen dienen ook voor de zorgverleners kenbaar te zijn en in de praktijk gevolgd te worden.
6.4.
De voorzieningenrechter is gebleken dat verzoekster in het kader van de gegeven aanwijzingen wordt geadviseerd door [naam 1] van het adviesbureau [naam adviesbureau] en dat in dit kader afspraken zijn gemaakt om de tekortkomingen weg te nemen. De voorzieningenrechter is echter niet gebleken dat er al tekortkomingen waren weggenomen voor de peildatum. [naam 1] heeft ter zitting bevestigd dat hij op 27 maart 2020 (drie dagen na de op 24 maart 2020 gegeven aanwijzing) de praktijk heeft bezocht. Op vragen van de voorzieningenrechter heeft [naam 1] geantwoord dat hij het aannemelijk acht dat verzoekster vóór zijn bezoek aan de praktijk tekortkomingen had weggenomen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor deze aanname onvoldoende steun valt te vinden. Zo heeft [naam 1] immers – schriftelijk – verklaard dat naar aanleiding van zijn bezoek aan de praktijk op 27 maart 2020 met verzoekster (bestuurder [naam 2] onder meer de afspraak is gemaakt dat de assistente verder begeleid zal worden bij haar werkzaamheden op het gebied van reiniging, desinfectie en sterilisatie. Het uitvoeren van controles van apparatuur en testen, zullen onderdeel uitmaken van de begeleiding. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat al voor de peildatum het instrumentarium volgens de daartoe aangewezen methoden voortvloeiend uit de richtlijn werden gereinigd en gesteriliseerd dan wel dat de maatregelen ten aanzien van infectie-preventie al genomen en geborgd waren. Dat op grond van de voor het bestreden besluit toegestuurde foto’s valt aan te nemen dat de correcties vóór 24 maart 2020 hebben plaatsgevonden acht de voorzieningenrechter evenmin voldoende nu deze foto’s zonder nadere toelichting zijn aangeleverd.
Daarbij komt dat (eerst) op 10 april 2020 is vermeld dat voortvarend een start is gemaakt met de implementatie van een kwaliteitssysteem op basis van de HKZ norm voor mondzorg-praktijken 2016. Verder is aangegeven dat praktijkhouder [naam 2] op 6 april 2020 – derhalve ook ruim na de datum van de gegeven aanwijzing – een plan van aanpak heeft opgesteld waarmee hij – kort samengevat - heeft beloofd zich onvoorwaardelijk in te zetten om het beoogde resultaat, het leveren van verantwoorde en veilige zorg, te bereiken.
6.5.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het enkel overleggen van de factuur van de aanschaf van een tubus voor het röntgenapparaat niet voldoende is om te concluderen dat de tekortkoming is weggenomen. Dit geldt ook voor het bewijs van de aanschaf van een stempel- of stickermachine en de handsfree bedienbare kranen. De voorzieningenrechter volgt verweerder 1 in zijn overwegingen op bladzijde 3 van zijn repliek van 1 mei 2020 erop neerkomende dat verzoekster niet tijdig aan (delen van) de aanwijzing heeft voldaan.
6.6.
De voorzieningenrechter acht de motivering van verweerder 1 om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de bestreden aanwijzing op te leggen voldoende draagkrachtig. Verweerder 1 heeft zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat de geconstateerde tekortkomingen hoge risico’s voor de patiëntveiligheid meebrengen bij een praktijk als die van verzoekster. Verweerder 1 heeft voldoende gemotiveerd dat bij het niet aantoonbaar voldoen aan de te treffen maatregelen die risico’s blijven voorbestaan. Verweerder 1 heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij het opleggen van de aanwijzing – ter beoordeling van de verbeter bereidheid van verzoekster – de voorgeschiedenis van eerdere inspecties mee mogen wegen. Dat geldt ook voor de in het inspectie rapport vermelde, onjuiste verklaringen van de bestuurder van verzoekster bij de huidige inspectie.
6.7.
De voorzieningenrechter is alles overziende van oordeel dat de aanwijzing op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en draagkrachtig is gemotiveerd. De aanwijzing zal naar verwachting in bezwaar in stand blijven. Er bestaat dus geen aanleiding op dit punt een voorlopige voorziening te treffen.
7. Overwegingen van de voorzieningenrechter; de openbaarmaking
7.1.
Voor een overzicht van het wettelijk kader voor de openbaarmaking van toezicht- en uitvoeringsgegevens verwijst de voorzieningenrechter naar bladzijde 6, onder 2 van het bestreden besluit. Uit dit overzicht blijkt dat verweerder 2 op basis van haar wettelijke verplichting gehouden is de zakelijke weergave van de aanwijzing openbaar te maken. Voor verweerder 2 bestaat geen ruimte voor een individuele belangenafweging. Die afweging is reeds door de wetgever gemaakt. Wel wordt alle informatie ontdaan van persoonsgegevens. Gelet op het gebonden karakter van de openbaarmaking bestaat er op het punt van de openbaarmaking voor de voorzieningenrechter geen ruimte een voorlopige voorziening te treffen.
8. Conclusie
8.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek zowel ten aanzien van de aanwijzing als de openbaarmaking af.
8.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier, op
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te tekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.