ECLI:NL:RBOVE:2020:1812

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
08-730358-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De rechtbank Overijssel heeft op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in de zaak betreffende de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De veroordeelde, geboren in 1981 en momenteel verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, had eerder een ISD-maatregel opgelegd gekregen voor de duur van twee jaren. De rechtbank had op 7 november 2019 al geoordeeld dat de voortzetting van deze maatregel noodzakelijk was. Op 8 april 2020 verzocht de raadsman van de veroordeelde om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de maatregel.

Tijdens de zitting op 11 mei 2020 zijn zowel de veroordeelde als zijn raadsman gehoord, evenals de officier van justitie en een deskundige. De veroordeelde en zijn raadsman stelden dat de ISD-maatregel beëindigd moest worden, omdat de veroordeelde had meegewerkt aan diagnostiek en er geen te verwachten overlast zou zijn bij opheffing van de maatregel. De officier van justitie daarentegen pleitte voor voortzetting van de maatregel, omdat dit mogelijkheden biedt voor een veilige terugkeer in de samenleving.

De rechtbank heeft de situatie van de veroordeelde beoordeeld en geconcludeerd dat de primaire doelstellingen van de ISD-maatregel nog steeds van toepassing zijn. Er zijn incidenten geweest die het recidiverisico aantonen, en er is geen omstandigheid die de voortzetting van de maatregel niet langer zinvol maakt. De rechtbank heeft daarom besloten dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel vereist is, zodat de veroordeelde met meer waarborgen in de samenleving kan terugkeren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats: Almelo
Parketnummer: 08-730358-18
Datum beslissing: 25 mei 2020
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] (O),
wonende in [adres] ,
nu verblijvende in P.I. Veenhuizen, locatie Norgerhaven te Veenhuizen,
verder te noemen: de veroordeelde,
bijgestaan door mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal.

1.Het verloop van de procedure

Bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 20 november 2018 is aan de veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd.
Naar aanleiding van een eerder ingediend verzoekschrift, heeft de rechtbank op 7 november 2019 geoordeeld dat de verdere tenuitvoerlegging van de maatregel was vereist.
Bij verzoekschrift van 8 april 2020 heeft de raadsman van de veroordeelde opnieuw verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- de op grond van artikel 6:6:14 Sv overgelegde verklaring van de directeur van de inrichting, Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, locatie Norgerhaven, over de stand van uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde, welke verklaring is ondertekend door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur [naam 1] en door [naam 2] , senior casemanager ISD, van 4 mei 2020.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 11 mei 2020. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, is op die zitting verschenen en gehoord. Ook zijn de officier van justitie mr. N. Menouar en de deskundige [naam 2] gehoord.

2.De standpunten van de officier van justitie en de raadsman

De veroordeelde en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden beëindigd. De veroordeelde heeft tegen de verwachtingen in meegewerkt aan diagnostiek. Er zijn incidenten geweest, maar wanneer het aantal incidenten wordt afgezet tegen de duur van de ISD-maatregel, dan valt niet te verwachten dat opheffing van de maatregel leidt tot overlast en verloedering van het publieke domein. De veroordeelde is bij woonvoorziening “Zorg en Research” geplaatst. Het is opmerkelijk dat de veroordeelde als onbereikbaar is opgegeven. “Zorg en Research” heeft hem via WhatsApp geprobeerd te bereiken, terwijl hij daar geen gebruik van maakt, en nagelaten te proberen hem te bellen. Daar komt bij dat op de camerabeelden van “Zorg en Research” te zien is dat de veroordeelde zich dagelijks heeft gemeld om zijn medicatie op te halen. Er is sprake geweest van een miscommunicatie, en de veroordeelde heeft een tweede kans gekregen. De veroordeelde kan ook op een andere titel bij “Zorg en Research” verblijven. Een ISD-maatregel is daarvoor niet nodig. Het voortzetten van de maatregel heeft geen meerwaarde meer. Het niet slagen van het ISD-traject is niet aan de veroordeelde toe te rekenen. In het begin is getracht in te zetten op detoxificatie en het doen afnemen van het drugsgebruik, maar dat zal niet meer slagen. Als laatste stap resteert het verkrijgen van een woning, maar ook daarvoor is geen ISD-maatregel nodig. Dat kan de veroordeelde zelf regelen, terwijl hij bij zijn broer verblijft en er wordt voorzien in betaalde arbeid.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet, nu de voortzetting van de maatregel mogelijkheden biedt om de veroordeelde met meer waarborgen in de samenleving te laten terugkeren.

3.De beoordeling

Toetsingskader
De rechtbank moet beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. In dat kader moet eerst te worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt.
Verloop van het ISD-traject
Uit het toetsingsverslag over van de P.I. Veenhuizen van 4 mei 2020 blijkt onder meer het volgende.
De veroordeelde heeft geen behandelvraag. Daarom is niet gekozen voor aanmelding voor klinische plaatsing. Het traject van de veroordeelde is – met gebruikmaking van verloven – gericht op toeleiding naar een begeleide woonvorm. Er zijn meerdere incidenten geweest, waardoor het traject een paar keer stop is gezet. Het gaat met name om te laat terugkeren van verlof, positieve urinecontroles en fraude met urinecontroles. De veroordeelde heeft een nieuwe kans gekregen om het extramurale deel van de maatregel te doorlopen bij “Zorg en Research” in [plaats] . Zonder voorbij te gaan aan de miscommunicatie rond zijn bereikbaarheid, baart het de directie van de PI Veenhuizen zorgen dat de veroordeelde zijn eigen rol in de onjuist verlopen vrijheden bagatelliseert. Een traject kan enkel kansrijk zijn, indien de veroordeelde zijn verantwoordelijkheid blijft erkennen en zich eveneens hiernaar gedraagt. Het is aan de veroordeelde om dit tot een positief einde te brengen. De PI Veenhuizen adviseert tot voortzetting van de maatregel.
Advies van deskundige [naam 2]
De deskundige heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Nadat de veroordeelde op de signaleringslijst is geplaatst en terug is gekomen in de PI, heeft de directie besloten dat de veroordeelde een tweede kans krijgt. De veroordeelde kan onder duidelijke afspraken terug naar “Zorg en Research”. Het is de bedoeling om synchroon daaraan JusTact in te zetten. In dat kader dient nog het een en ander te worden geregeld, waardoor de veroordeelde nog niet is geplaatst. Een termijn waarbinnen de veroordeelde bij “Zorg en Research” wordt herplaatst, kan niet worden genoemd. Herplaatsing zal wel zo spoedig mogelijk gerealiseerd worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de primaire doelstellingen van de ISD-maatregel, te weten de beveiliging van de maatschappij en het beëindigen van de recidive van de veroordeelde, nog altijd aan de orde zijn. Uit genoemde rapportage en het verhandelde ter zitting blijkt dat het recidiverisico nog steeds aanwezig is, nu zich ook in de afgelopen periode incidenten hebben voorgedaan. Er moet derhalve nog altijd worden gevreesd voor onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein.
Daarnaast is er geen sprake van een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt om de voortzetting van de ISD-maatregel niet langer zinvol te achten. De keren dat het ISD-traject is stilgelegd, houden verband met de incidenten die zich hebben voorgedaan. Het is dus mede door toedoen van de veroordeelde zelf dat de gewenste vooruitgang is uitgebleven. Daar staat tegenover dat er nog begeleidingsperspectieven zijn. De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde zijn voordeel kan doen met de begeleiding en ondersteuning door “Zorg en Research” in combinatie met JusTact, zodat hij met meer waarborgen in de samenleving kan terugkeren.
De rechtbank acht geen gronden aanwezig om de ISD-maatregel voortijdig te beëindigen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. T.M. van Wanrooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2020.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.