ECLI:NL:RBOVE:2020:1985

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
245197 KG RK 166-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. van Houten
  • A. Elferink
  • J. de Haan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van kantonrechter wegens vermeende partijdigheid

Op 10 maart 2020 heeft verzoeker, vertegenwoordigd door zijn bestuurder, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A. Smedes, kantonrechter bij de Rechtbank Overijssel. Verzoeker stelde dat mr. Smedes onvoldoende onafhankelijkheid had getoond tijdens de behandeling van zijn zaak, die op dat moment aanhangig was. Het wrakingsverzoek werd op 27 mei 2020 behandeld, waarbij verzoeker telefonisch deelnam en mr. Smedes afwezig was. Verzoeker voerde aan dat de kantonrechter tijdens de zitting een tunnelvisie had en hem kort hield, terwijl de wederpartij uitgebreid aan bod kwam. Ook werd zijn verzoek om schriftelijk te reageren op de conclusie van antwoord in reconventie afgewezen, wat hij als onterecht beschouwde.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter slechts gewraakt kan worden op basis van feiten die objectief de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat mr. Smedes vooringenomen was. De gang van zaken tijdens de zitting, inclusief de afwijzing van verzoekers verzoeken, werd als normaal en niet partijdig beoordeeld. De wrakingskamer stelde vast dat verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt toe te lichten en dat de beslissing van mr. Smedes niet onbegrijpelijk was.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de kantonrechter. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. Van Houten, Elferink en De Haan, en werd op 10 juni 2020 uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 245197 KG RK 166-20
Beslissing van 10 juni 2020
in de zaak van
[verzoeker] ,
vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam] ,
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 10 maart 2020 heeft [verzoeker] het verzoek tot wraking gedaan van mr. A. Smedes, kantonrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder [zaaknummer]
1.2.
Mr. Smedes heeft niet berust in de wraking.
1.3.
Het wrakingsverzoek van [verzoeker] is op 27 mei 2020 behandeld. De rechters en de griffier waren met elkaar verbonden via Skype (beeld en geluid), [verzoeker] nam telefonisch deel aan de zitting via Skype (alleen geluid) en heeft het verzoek mondeling toegelicht.
Mr. Smedes heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

[verzoeker] heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Volgens [verzoeker] is er sprake geweest van onvoldoende onafhankelijkheid bij mr. Smedes bij de behandeling van zijn zaak. Hij heeft dat afgeleid uit de hele “performance” van mr. Smedes ter zitting. Dit standpunt is gebaseerd op de volgende concrete omstandigheden. De kantonrechter ging ‘helemaal los’ tijdens de zitting toen [verzoeker] op een vraag van de kantonrechter erkende dat hij de zitting (zonder toestemming) opnam met zijn telefoon. Hierna was er al geen sprake meer van een onafhankelijke rechter, maar van een rechter met een tunnelvisie–attitude. [verzoeker] werd “kort gehouden” terwijl de wederpartij volop aan bod kwam en de kantonrechter blindelings volgde wat de wederpartij zei. De kantonrechter had volgens [verzoeker] al bij voorbaat besloten dat de wederpartij de hand boven het hoofd zou worden gehouden. [verzoeker] wilde bovendien nog schriftelijk reageren op de conclusie van antwoord in reconventie en dit verzoek werd afgewezen. Tot slot mocht [verzoeker] -op voorspraak van de wederpartij- van de kantonrechter met maximaal een half A4-tje reageren op het later op te maken proces-verbaal van de zitting, ondanks dat hij inbracht dat dat veel te weinig was.
De verslaglegging in het proces-verbaal klopt overigens ook niet. De alinea dat het proces-verbaal met instemming van partijen buiten aanwezigheid van partijen is opgemaakt, is onjuist. Zo is dat niet gezegd, het proces-verbaal werd gewoon later opgestuurd.
3. Het standpunt van mr. Smedes
Mr. Smedes herkent zich niet in het standpunt van [verzoeker] dat hij is “kort gehouden” op de zitting. De mondelinge behandeling heeft zo’n anderhalf uur geduurd. Het dossier dat werd behandeld was omvangrijk, waarbij veel stukken niet zozeer betrekking hadden op de procedure tussen [verzoeker] en zijn wederpartij, maar op een eerdere procedure die is gevoerd, een zogenaamde onteigeningsprocedure. [verzoeker] heeft uitgebreid zijn onvrede over verschillende taxateurs en over het optreden van de wederpartij als zijn advocaat destijds naar voren gebracht. Mr. Smedes heeft hem meermalen gevraagd wat de relevantie van deze onvrede was voor zijn verweer tegen de vordering, gelet op het feit dat [verzoeker] niet betwist dat partijen na afronding van de werkzaamheden een overeenkomst hebben gesloten over de hoogte van het honorarium van de wederpartij. Wellicht dat [verzoeker] deze interventies heeft ervaren als “kort worden gehouden”. [verzoeker] heeft op enig moment gevraagd om schriftelijk te mogen reageren op de conclusie van antwoord in reconventie en dit verzoek is afgewezen. Partijen hebben vervolgens wel uitgebreid de gelegenheid gekregen om hun standpunt ter zitting toe te lichten en op elkaar te reageren. De wederpartij van [verzoeker] heeft ter zitting, desgevraagd, het een en ander uitgelegd over onteigeningszaken in het algemeen. Die informatie was niet zozeer een partijstandpunt maar algemene informatie. [verzoeker] heeft de gelegenheid gehad om hierop te reageren. Na de zitting resteerde onvoldoende tijd om het proces-verbaal direct uit te werken. Mr. Smedes heeft partijen meegedeeld dat het proces-verbaal later opgemaakt zou worden en zou worden toegestuurd. Uitdrukkelijk is toen benoemd dat de reactie op het toegezonden proces-verbaal voor niets anders mocht worden gebruikt dan om commentaar te geven op de weergave van de eigen verklaring en dat een half A4-tje daarvoor voldoende moest worden geacht. Daarbij is nogmaals vermeld dat deze reactie op het proces-verbaal niet mocht worden gebruikt om toch nog te reageren op gedingstukken en standpunten.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten of omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 24 februari 2020 blijkt de gang van zaken met betrekking tot de geluidsopname. Nadat [verzoeker] erkende dat hij de zitting aan het opnemen was, heeft hij de opname van de kantonrechter moeten stoppen en heeft de kantonrechter na de reactie van de wederpartij, geen toestemming verleend voor het maken van een geluidsopname. De reeds gemaakte geluidsopname is daarna van de telefoon verwijderd in aanwezigheid van de parketpolitie. In het wrakingsverzoek erkent [verzoeker] dat het zonder toestemming willen opnemen van de zitting niet goed was en heeft hij excuses gemaakt. De wrakingskamer kan zich na de gang van zaken op de zitting wel voorstellen dat [verzoeker] het gevoel heeft gekregen dat hij hierna met 1-0 achter stond ten opzichte van zijn wederpartij, maar vooringenomen handelen door de kantonrechter kan uit dit incident niet afgeleid worden. De wrakingskamer ziet in het niet verlenen van toestemming om de zitting op te nemen, met als gevolg dat de opname gestopt moest worden en de al gemaakte opname moest worden verwijderd, geen vooringenomenheid van de kantonrechter jegens [verzoeker] .
4.3.
Het standpunt van [verzoeker] dat hij is “kort gehouden” op de zitting en er sprake is geweest van een tunnelvisie–attitude bij de kantonrechter, is gebaseerd op de volgende omstandigheden:
- de wederpartij van [verzoeker] kwam, anders dan [verzoeker] , volop aan bod over de onteigeningsprocedure, terwijl aan [verzoeker] meermaals werd gevraagd wat de relevantie was van zijn standpunt over die onteigeningsprocedure;
- het verzoek van [verzoeker] om nog schriftelijk te reageren op de conclusie van antwoord in reconventie werd door de kantonrechter afgewezen;
- [verzoeker] mocht maar met maximaal een half A4-tje reageren op het nog op te maken proces-verbaal, terwijl hij aangaf dat dat veel te weinig was.
4.4.
Uit het proces-verbaal van de zitting en de reactie van mr. Smedes blijkt dat [verzoeker] in de gelegenheid is geweest zijn standpunt toe te lichten over de onteigeningsprocedure. Hij heeft de achtergrond en de kern van die procedure uitgelegd, zoals blijkt uit het proces-verbaal. Volgens de kantonrechter heeft hij uitgebreid het woord gehad over zijn onvrede over de gang van zaken in die procedure. Hierbij komt dat hetgeen de wederpartij heeft verklaard over de procedure meer algemeen en informatief was dan een partijstandpunt. Dat aan [verzoeker] is gevraagd wat de relevantie is van de gang van zaken rond de onteigeningsprocedure voor de aanhangige procedure, heeft betrekking op de inhoud van het geschil en is geen omstandigheid waaruit partijdigheid blijkt. De wrakingskamer ziet gelet op deze gang van zaken niet in dat [verzoeker] op dit punt zijn verhaal niet heeft kunnen doen of ten onrechte is kort gehouden, en dat hieruit vooringenomenheid bij de kantonrechter afgeleid zou kunnen/moeten worden.
4.5.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt verder dat -en waarom- het verzoek van [verzoeker] is afgewezen om nog schriftelijk te mogen reageren op de conclusie van antwoord in reconventie. De wederpartij maakte bezwaar tegen het alsnog schriftelijk reageren door [verzoeker] en door de kantonrechter is het verzoek afgewezen. Volgens de kantonrechter had [verzoeker] een reactie van zijn wederpartij op de door hem ingediende eis in reconventie kunnen verwachten en volstond voor [verzoeker] de mogelijkheid om ter zitting mondeling te reageren. [verzoeker] is in de gelegenheid gesteld ter zitting te reageren op de conclusie van antwoord in reconventie. Deze klacht van [verzoeker] is in wezen gericht tegen de beslissing van mr. Smedes om [verzoeker] niet meer in staat te stellen later, schriftelijk, maar direct mondeling ter zitting te laten reageren op de conclusie van antwoord in reconventie. De juistheid van die beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat mr. Smedes bij het geven van deze beslissing vooringenomen was jegens [verzoeker] of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft [verzoeker] verder niet aangevoerd. Uit het enkele feit dat mr. Smedes in het nadeel van [verzoeker] heeft beslist kan de wrakingskamer dat niet afleiden. De beslissing van de kantonrechter is ook niet onbegrijpelijk nu [verzoeker] een reactie van zijn wederpartij had kunnen verwachten op zijn eis in reconventie en [verzoeker] op de mondelinge behandeling zelf de gelegenheid heeft gehad om een reactie te geven. Daarbij moet worden bedacht dat de mondelinge behandeling geldt als “het hart van de procedure”, zowel in conventie als in reconventie, en de vorderingen en de verweren zoveel mogelijk dan aan bod dienen te komen. De mondelinge behandeling is vaak het sluitstuk van de oordeelsvorming door de rechter en het vertrekpunt voor de keuze tussen een minnelijke regeling en een rechterlijke uitspraak.
4.6.
Uit de gang van zaken rond het proces-verbaal kan de wrakingskamer evenmin afleiden dat er sprake is geweest van vooringenomenheid van mr. Smedes, dan wel zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Er restte na afloop van de zitting te weinig tijd om het proces-verbaal nog ter zitting op te maken en het is niet ongebruikelijk dat processen-verbaal pas na de zitting worden opgemaakt, waarna partijen in de gelegenheid worden gesteld te reageren op het proces-verbaal. Zoals de kantonrechter heeft opgemerkt in haar reactie, gaat het daarbij om een reactie op de vastlegging van de ter zitting gedane verklaringen en niet om nog eens inhoudelijk op de vorderingen in conventie en in reconventie in te gaan. In de mededeling van de kantonrechter dat voor het geven van een reactie op de vastgelegde verklaringen een half A4-tje voldoende moet worden geacht valt geen vooringenomenheid van de kantonrechter jegens [verzoeker] te zien, waarbij overigens bedacht moet worden dat voor zijn wederpartij dezelfde beperking gold.
4.7.
De wrakingskamer kan zich voorstellen dat [verzoeker] voor zijn gevoel op achterstand is komen te staan vanwege de niet toegestane geluidsopname, maar kan hieruit noch uit de verdere gang van zaken afleiden (afzonderlijk noch in samenhang) dat er bij mr. Smedes sprake is geweest van vooringenomenheid jegens [verzoeker] .
Het verzoek van [verzoeker] moet daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. Van Houten, Elferink en De Haan, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Nijkamp en uitgesproken op 10 juni 2020.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.