In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 juni 2020 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die in 2009 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar, was op 22 september 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder strikte voorwaarden, waaronder het verbod op het gebruik van alcohol en drugs, en de verplichting om in een begeleid wonen instelling te verblijven. Op 5 mei 2020 heeft de veroordeelde zich echter niet aan deze voorwaarden gehouden, wat leidde tot een ernstig incident waarbij hij zonder geldig rijbewijs betrokken raakte bij een ongeval. Dit incident resulteerde in schade aan een woning en verwondingen aan de bewoners. De reclassering heeft aangegeven dat de kans op recidive groot is, nu de veroordeelde zijn huisvesting en werk heeft verloren.
De officier van justitie heeft op 12 mei 2020 een vordering tot herroeping ingediend, die door de rechtbank ontvankelijk werd verklaard. Tijdens de zitting op 3 juni 2020 heeft de rechtbank de situatie van de veroordeelde en de gevolgen van zijn gedrag besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden en dat hij opnieuw de voorwaarde om zich te onthouden van alcohol heeft overtreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling moet worden toegewezen, en heeft bepaald dat de veroordeelde 365 dagen gevangenisstraf moet ondergaan.
De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen dat de veroordeelde eerder al was veroordeeld voor rijden onder invloed en dat hij niet tijdig hulp heeft gezocht voor zijn alcoholprobleem. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2020.