ECLI:NL:RBOVE:2020:2068

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
99/000016-47
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling na overtreding voorwaarden en incident met alcoholgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 juni 2020 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die in 2009 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar, was op 22 september 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder strikte voorwaarden, waaronder het verbod op het gebruik van alcohol en drugs, en de verplichting om in een begeleid wonen instelling te verblijven. Op 5 mei 2020 heeft de veroordeelde zich echter niet aan deze voorwaarden gehouden, wat leidde tot een ernstig incident waarbij hij zonder geldig rijbewijs betrokken raakte bij een ongeval. Dit incident resulteerde in schade aan een woning en verwondingen aan de bewoners. De reclassering heeft aangegeven dat de kans op recidive groot is, nu de veroordeelde zijn huisvesting en werk heeft verloren.

De officier van justitie heeft op 12 mei 2020 een vordering tot herroeping ingediend, die door de rechtbank ontvankelijk werd verklaard. Tijdens de zitting op 3 juni 2020 heeft de rechtbank de situatie van de veroordeelde en de gevolgen van zijn gedrag besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden en dat hij opnieuw de voorwaarde om zich te onthouden van alcohol heeft overtreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling moet worden toegewezen, en heeft bepaald dat de veroordeelde 365 dagen gevangenisstraf moet ondergaan.

De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen dat de veroordeelde eerder al was veroordeeld voor rijden onder invloed en dat hij niet tijdig hulp heeft gezocht voor zijn alcoholprobleem. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht – meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
VI-zaaknummer: 99/000016-47
Parketnummer: 24/002407-08

BESLISSING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING

Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 3 april 2009 is

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
nu gedetineerd in de PI Zutphen,
hierna: de veroordeelde,
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar, met aftrek van de tijd die de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van 26 maart 2008 is gestart.
Bij besluit Voorwaardelijke Invrijheidstelling van 13 juli 2017 en een wijzigingsbesluit van 25 november 2018, is de veroordeelde, met toepassing van artikel 15 Wetboek van Strafrecht (Sr) (oud) op 22 september 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld met een proeftijd van 1704 dagen, onder de – voor zover thans relevant – bijzondere voorwaarden dat hij zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen genoemd op lijst 1 en/of 2 behorende bij de Opiumwet (harddrugs en/of softdrugs) en/of alcohol, dat hij gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten St. Exodus, althans in een soortgelijke instelling, en dat hij zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.

De vordering

Op 12 mei 2020 heeft de officier van justitie een schriftelijke vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Deze vordering strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 365 dagen zal herroepen, omdat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de voorwaarde voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang alsmede het niet houden aan het (dag-)programma. Naar aanleiding van een incident op 5 mei 2020, waarbij betrokkene zonder een geldig rijbewijs te hebben, als bestuurder van een auto betrokken is geraakt bij een ongeval, heeft Exodus aangegeven dat zij betrokkene niet langer kunnen ondersteunen met huisvesting. Daarnaast is betrokkene door het incident van 5 mei 2020 ook zijn werk kwijtgeraakt. Nu zowel huisvesting als dagbesteding zijn weg gevallen, acht de reclassering de kans op recidive erg groot.
Ten tijde van de vordering is nog onduidelijk of betrokkene op 5 mei 2020 onder invloed is geweest van middelen en of alcohol. Indien zulks wel het geval blijkt te zijn, dan betekent dat dat betrokkene tevens de voorwaarde ‘alcohol- en drugsverbod’ heeft overtreden.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 12 mei 2020 is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de grond bevat waarop zij berust.
De rechter-commissaris heeft de voorwaardelijke invrijheidsstelling op 14 mei 2020 op grond van artikel 6:6:20 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) geschorst.
Overeenkomstig artikel 6:6:1, lid 7 onder b. sub 2º Sv heeft de rechter, kennis nemende van de zaak, aanstonds geoordeeld dat deze door een meervoudige kamer moet worden behandeld.

De behandeling ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 3 juni 2020.
De veroordeelde is ter terechtzitting verschenen en werd bijgestaan door zijn raadsman
mr. U. Yildirim, advocaat te Zwolle. Als deskundige is verschenen de heer K. Maghdoori, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland te Groningen.
De deskundige heeft zijn voortgangsverslagen van 8 en 29 mei 2020 nader toegelicht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering. Veroordeelde heeft zich niet aan de bijzondere voorwaarden bij de VI gehouden.
De veroordeelde en zijn raadsman hebben ter zitting primair bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat het vanaf de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde tot 5 mei 2020 goed met hem ging. Veroordeelde kan nog steeds bij zijn werkgever terecht en wil hulp bij zijn alcoholprobleem.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering slechts gedeeltelijk dient te worden toegewezen tot een periode van drie maanden.

De beoordeling

Toetsingskader
Artikel 6:2:11, eerste lid, Sv bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt onder een aantal algemene voorwaarden. Op grond van artikel 6:2:11, tweede lid, Sv kunnen daarnaast bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde worden gesteld. De voorwaardelijke invrijheidsstelling kan op grond van artikel 6:2:13 Sv worden herroepen indien de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd.
Het advies van de reclassering
Uit de voortgangsverslagen en de toelichting van K. Maghdoori ter terechtzitting komt, kort samengevat, het volgende naar voren.
Veroordeelde heeft zich sinds het moment van de voorwaardelijke invrijheidstelling over het algemeen goed gehouden aan de voorwaarden en deelgenomen aan de behandelingen die daarin zijn vastgelegd. In 2019 begon veroordeelde echter problemen met alcoholgebruik te krijgen, die resulteerden in veroordelingen voor rijden onder invloed en rijden zonder rijbewijs.
Op 5 mei 2020 is veroordeelde, zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs, na een wilde achtervolging door de politie de voorgevel van een woonhuis ingereden. Daarbij raakten de bewoners gewond en was sprake van grote schade aan de betreffende woning. Veroordeelde gaf aan dat hij zich niet veel meer kan herinneren van dit incident.
Uit bloedonderzoek bleek dat veroordeelde teveel alcohol had genuttigd. Een en ander is voor de werkgever van veroordeelde aanleiding geweest hem te schorsen. De werkgever heeft aangegeven dat het arbeidscontract niet wordt verlengd en dat veroordeelde niet meer welkom is in zijn bedrijf. Ook St. Exodus heeft naar aanleiding van dit incident verklaard de veroordeelde niet langer te kunnen ondersteunen met huisvesting; St. exodus heeft aangegeven dat de terugkeer van veroordeelde naar het fasehuis in [adres] geen optie is en niet bespreekbaar.
De reclassering heeft geadviseerd de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde gedeeltelijk dan wel geheel te herroepen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de veroordeelde zich niet aan een aantal bijzondere voorwaarden heeft gehouden die zijn verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Op 5 mei 2020 is veroordeelde betrokken geweest bij een zeer heftig ongeval. Hij is na een wilde achtervolging door de politie met hoge snelheid een gevel van een woonhuis ingereden. Dit, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en, uit nadien gedaan bloedonderzoek gebleken, onder invloed was van te veel alcohol, te weten vier maal de toegestane hoeveelheid. Bij dit incident zijn de bewoners gewond geraakt en heeft dit veel impact op hen gehad, is er enorm veel schade aangericht en is veroordeelde zelf ook gewond geraakt. Na dit incident hebben zowel St. Exodus, die de begeleide woonvorm voor veroordeelde organiseerde, als zijn werkgever te kennen gegeven dat veroordeelde niet meer welkom is. Hierdoor is het voor veroordeelde niet meer mogelijk om de gestelde voorwaarden van het hebben van een structurele dagbesteding en huisvesting na te leven.
Daar komt bij dat veroordeelde wederom de voorwaarde om zich te onthouden van alcohol heeft overtreden. Veroordeelde is eerder tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol. Hoewel veroordeelde ter zitting heeft verklaard dat hij nog wel bij zijn werkgever terecht kan, is de rechtbank uit de brief van de werkgever van 8 mei 2020 anders gebleken. Daar waar veroordeelde stelt hulp te willen bij zijn alcoholprobleem, meent de rechtbank dat veroordeelde deze hulpvraag eerder kenbaar had moeten maken.
De rechtbank zal daarom de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toewijzen en ziet geen aanleiding om de gevorderde duur te matigen.

De beslissing

De rechtbank:
-
wijstde vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
toe;
-
gelastdat het gedeelte van de vrijheidsstraf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten voor de duur van
365 dagen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van P.A. Feenstra als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2020.
Buiten staat
mr. J. de Ruiter en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.