ECLI:NL:RBOVE:2020:2153

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
AWB 20/1174
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van café na geweldsincident

Op 24 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak tussen Gaveho B.V. h.o.d.n. Café de Kachel, verzoekster, en de burgemeester van Hellendoorn, verweerder. De burgemeester had besloten het café voor een week te sluiten na een geweldsincident dat zich op 20 juni 2020 had voorgedaan. Verzoekster, de uitbater van het café, maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om het café te sluiten op basis van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Hellendoorn. De rechter stelde vast dat er op 20 juni 2020 een ernstig geweldsdelict had plaatsgevonden waarbij een agent was mishandeld. De voorzieningenrechter vond dat de burgemeester op basis van de bestuurlijke rapportage en camerabeelden kon concluderen dat de openbare orde en veiligheid waren aangetast.

Verzoekster voerde aan dat het bevel tot sluiting een te zware maatregel was en dat er geen acute dreiging was. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de openbare orde zwaarder wogen dan de financiële gevolgen voor verzoekster. De rechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1174
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Gaveho B.V. h.o.d.n. Café de Kachel, te Nijverdal, verzoekster,

gemachtigde: mr. M. Samsen,
en

de burgemeester van Hellendoorn, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder [uitbater] , uitbater van Café De Kachel Nijverdal gelast het pand aan de [adres] te Nijverdal met ingang van maandag 22 juni 2020 om 22:00 uur te sluiten en vanaf dat moment gedurende 1 week gesloten te houden.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningen-rechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 24 juni 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Omdat de stukken in deze zaak naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende inzicht bieden in de standpunten van partijen en partijen niet in hun belangen worden geschaad, zal de voorzieningenrechter, gelet op het aanwezige spoedeisend belang, op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak doen zonder zitting.
3. Verzoekster voert – samengevat – aan dat in de bestuurlijke rapportage onjuiste feiten zijn vermeld. Uit de bewakingsbeelden blijkt duidelijk dat het incident zich enkel afspeelde tussen de klant en agent 1. Geen van de personen op het terras hebben zich hinderlijk opgesteld tegenover de politie. Verder blijkt uit de camerabeelden dat [uitbater] , enig bestuurder van café De Kachel (verder: [uitbater] ) wel een de-escalerende houding heeft aangenomen. Dit blijkt ook uit de camerabeelden. Het is [uitbater] ook niet duidelijk welke de-escalerende houding van hem werd verwacht. Het bevel tot sluiting is een te zware maatregel. Het gaat om een op zichzelf staand incident. Het besluit is in strijd met het materiële zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Er is geen sprake van een concreet voorzienbare acute dreiging. Het overtreden van de APV door het terras een half uur te lang geopend te houden en het feit dat er een melding van geluidsoverlast is binnengekomen is onvoldoende voor het bevel tot sluiting. Het financiële belang van verzoekster is niet mee gewogen.
4. Verweerder wijst op de bestuurlijke rapportage d.d. 22 juni 2020 die van de politie is ontvangen. Uit deze rapportage blijkt dat zich op 20 juni 2020 om circa 01:30 uur een ernstig geweldsdelict heeft voorgedaan, hieruit bestaande dat een agent van de politie door een bezoeker van het café van verzoekster in het bijzijn van [uitbater] ernstig is mishandeld. Met betrekking tot het geweldsincident had van [uitbater] daarom ook een de-escalerende houding mogen worden verwacht. Hiervan was volgens de politie geen sprake. [uitbater] is als uitbater verantwoordelijk voor de gang van zaken in zijn café en op zijn terras. Voorts blijkt uit de rapportage dat na sluitingstijd van het terras meerdere personen op het terras bij het café van [uitbater] aanwezig waren, deze zich hinderlijk opstelden ten opzichte van de politie en dat er ook nog een melding van geluidsoverlast bij de politie is binnengekomen.
Gelet op deze feiten heeft de operationeel specialist van de politie verweerder geadviseerd passende bestuurlijke maatregelen te nemen. Verweerder heeft overeenkomstig dit advies besloten.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat er op 20 juni 2020 een geweldsincident heeft plaatsgevonden bij het café en dat verweerder daarom bevoegd is om op grond van artikel 174 van de Gemeentewet en artikel 2.30, eerste lid van de APV van de gemeente Hellendoorn de tijdelijke sluiting van het café te bevelen.
7. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op grond van de inhoud van de bestuurlijke rapportage van 22 juni 2020 en de camerabeelden die zijn bekeken, op het standpunt kunnen stellen dat er sprake is van een ernstig incident waardoor de openbare orde en veiligheid is aangetast. Een geweldsincident op een terras, zeker bij geweld tegen een politieambtenaar in de uitvoering van zijn taak, betreft een zeer ernstige vorm van de verstoring van de openbare orde.
8. Ook de voorzieningenrechter heeft de camerabeelden bekeken en hij ziet geen aanleiding te twijfelen aan de interpretatie van deze beelden door verweerder en daarmee de beschrijving van het incident in het bestreden besluit. Ook de voorzieningenrechter heeft gezien dat [uitbater] op het terras aanwezig was ten tijde van het incident, waarbij niet is gebleken dat hij zich bij beide politieagenten heeft gemeld als uitbater.
De voorzieningenrechter constateert dat [uitbater] zich niet direct bij aanvang van het geweldsincident actief heeft laten zien als uitbater van het café om de rust terug te laten keren. De voorzieningenrechter heeft opgemerkt dat [uitbater] bleef zitten toen het gewelds-incident plaatsvond en heeft niet waargenomen dat [uitbater] gedrag toonde waaruit zou blijken dat hij beide agenten hulp heeft geboden in het kader van hun werkzaamheden. Van [uitbater] hoefde niet te worden verwacht dat hij tussenbeide zou zijn gesprongen maar wel dat hij alle andere personen in de directe omgeving aan zou spreken op hun gedrag en tot rust zou manen. Pas na het geweldsincident heeft [uitbater] personen weggestuurd bij de politieauto toen de situatie onder controle was. Verweerder mag zich dan ook op het standpunt stellen dat [uitbater] geen de-escalerende houding heeft getoond.
Daarnaast mag verweerder in acht nemen dat ten tijde van de komst van de politie bezoekers op het terras aanwezig waren, ruim buiten de sluitingstijd van 01.00 uur. Uit niets blijkt dat [uitbater] deze personen heeft aangesproken direct af te rekenen en het café c.q. het terras te verlaten.
9. De omstandigheid dat verzoekster van de sluiting nadelige financiële gevolgen kan ondervinden heeft verweerder minder van belang kunnen achten dan de belangen die zijn gemoeid met de bescherming van de openbare orde en veiligheid.
10. Gezien het voorgaande heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid kunnen besluiten tot sluiting van het café voor een periode van een week. De voorzieningenrechter kan zich vinden in de inhoud van het verweerschrift. De voorzieningenrechter ziet dus geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
12. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
C. Kuiper, griffier, op 24 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: 24 juni 2020.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.