ECLI:NL:RBOVE:2020:2248

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
08-710053-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van acht personen voor betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen en vuurwapens in het onderzoek 'Macan'

Op 2 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen acht verdachten die betrokken waren bij de handel in verdovende middelen en vuurwapens. De hoofdverdachte, een 52-jarige man, werd op oudjaarsavond 2019 doodgeschoten bij zijn woning in Zwolle, wat leidde tot het strafrechtelijk onderzoek 'Macan'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de zoon van de hoofdverdachte, in de periode van 23 tot 27 april 2018 wapens voorhanden hebben gehad en/of hebben overgedragen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen, soms in combinatie met taakstraffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn vader, een vuurwapen heeft bekeken en dat dit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden met geweldsdelicten. De opgelegde straf was een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 162 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uur. De rechtbank benadrukte de risico's van vuurwapengeweld en de impact op de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-710053-18 (P)
Datum vonnis: 2 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 november 2019 en 17 en 18 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de periode van 23 april 2018 tot en met 27 april 2018, samen met een ander, een of meer wapens voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2018 tot en met 27 april 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 1] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding [1]
Onderhavige zaak maakt deel uit van het strafrechtelijk onderzoek ‘Macan’.
Ten aanzien van de aanloop tot dit strafrechtelijk onderzoek en onderhavige zaak blijkt uit het dossier als volgt. [2]
Naar aanleiding van bevindingen uit eerdere strafrechtelijke onderzoeken, te weten de onderzoeken genaamd Waspompoen, Buchanan en Gokker, TCI-informatie en diverse MMA-meldingen is op 18 september 2017 het strafrechtelijk onderzoek ‘Macan’ gestart. Het onderzoek richtte zich op de handel in verdovende middelen en in vuurwapens op in eerste instantie onder meer medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), zijnde de vader van verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt in het dossier ook [medeverdachte 1] , ‘ [medeverdachte 1] ’ of ‘ [medeverdachte 1] ’ genoemd.
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn telefoongesprekken afgeluisterd, gevoerd door onder meer [medeverdachte 1] , in de periode 11 oktober 2017 tot en met 4 mei 2018. De woordelijke uitwerking daarvan is gevoegd in de relevante zaakdossiers. Daarnaast zijn in de periode van 14 december 2017 tot 4 mei 2018 beelden opgenomen met camera’s, die zicht hadden op
– onder meer – de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] . Prints van een deel van die beelden zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers. Ook is gebruik gemaakt van het opsporingsmiddel Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC), afgegeven voor de woning van [medeverdachte 1] . Op 11 april 2018 is OVC-apparatuur in zijn woning aan [adres 2] te Zwolle geplaatst en tot en met 4 mei 2018 zijn gesprekken opgenomen. Van de OVC-gesprekken zijn processen-verbaal opgemaakt. Ook deze zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers.
Op basis van de afgeluisterde telefoon- en OVC-gesprekken bleek dat medeverdachte [medeverdachte 1] dagelijks contact had met diverse personen. Eén van die personen is verdachte.
De aanhouding van verdachte heeft plaatsgevonden op 27 juni 2018. [3]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
Daartoe heeft de officier van justitie betoogd, kort weergegeven, dat uit de in de woning van [medeverdachte 1] opgenomen gesprekken, blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] op 26 april 2018 over een wapen hebben gesproken, dat zij dat wapen toen ook daadwerkelijk hebben bekeken en geïnspecteerd en dat dat wapen diezelfde dag is overgedragen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit de uitwerking van de geluidsopnamen van gesprekken, gevoerd op 23 april 2018 en 27 april 2018, volgt dat deze gesprekken over wapens en/of munitie zijn gevoerd door anderen dan verdachte en dat verdachte daar toen slechts bij aanwezig was. Ten aanzien van het OVC-gesprek van 26 april 2018, een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] , heeft de raadsman betoogd dat verdachte daar een afdoende, alternatieve, verklaring voor heeft gegeven, namelijk dat hij zijn vader toen om advies heeft gevraagd in verband met de aankoop van een schiethamer. Een schiethamer heeft ook een loop en patronen. Mogelijk heeft hij zijn vader toen een filmpje van een schiethamer laten zien. Ter onderbouwing van het verweer heeft de raadsman ter terechtzitting aanvullende stukken overgelegd, te weten foto’s en een omschrijving van een kruitschiethamer van het merk ‘Hilti DX 76 MX’ met bijbehorende patronen. Ook heeft de raadsman het geluid van het vullen van een schiethamer laten horen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de hierna weer te geven bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 23 april 2018 vanaf omstreeks 16.41 uur vindt een gesprek plaats in de woning van [medeverdachte 1] . [4]
Uit de inhoud van het gesprek leidt de rechtbank af dat dit, zonder meer, gaat over wapens en munitie.
NNman : Maar ik heb die dingen bij me.
[medeverdachte 1] : Oh ja (metaal geluid te horen)...ja, die mag je ook wel euh, ..ja..
NNman: trekje eruut. Die euh, ik zei net tegen hem....moeten we met elkaar afstemmen..
[verdachte] : Ja, geef maar een gil, rij ik wel even mee. Einde van de week even..
[medeverdachte 1] : Heb je ze wel in een doos zitten?
NNman: Ja. (geritsel van een zak/tas te horen) (…)
[naam 3] is in de woning en zegt: “Moet je dan niet een keer een luchtbuks of wat ook ?”
[medeverdachte 1] : Een luchtbuks?
[naam 3] : Ja, zo’n jachtgeweer. Jaa ha.
[medeverdachte 1] : Ik heb hem een keer een geweer aan hem verkocht. En gisteren was hij hier, hij wou kogels verkopen. Die wil ik wel hebben. (…)
NNman komt binnenlopen en zegt ‘per stuk’.
NNman: Als je 9 moet hebben.
[medeverdachte 1] : Ik heb wel negens, maar ik wil wel een nieuw doos negen erbij hebben.
NNman: Ja, want ik kan...van de week ga ik er weer heen.
[medeverdachte 1] : Oh, ik bestel een nieuwe kogel, die moet je ook even voor me meenemen.
NNman: Een “grand” of zo?
[medeverdachte 1] : Nee, ‘nagrand’ niet.
[medeverdachte 1] : Ik heb die kogel vanavond wel.
NNman: Ik doe ze nu 7,65, vijfentwintig.
NNman: Ja, is voor automatisch, moest ik ophalen, die had [naam 1] besteld.
[medeverdachte 1] : Oh. Hey... hey, wat wou ik zeggen ? Heb je nog 100 jachtpatronen?
NNman: Pff, 12 of 16?
[medeverdachte 1] : Ja, 12 ja.
NNman: Heb ik...ik heb niet of ik er 100 heb, maar onderin heb ik nog wel, een hele vracht liggen.
[medeverdachte 1] : Ja, maar zijn die iets roestig, die slagpinnen?
NNman: Nee, zijn allemaal schoon.
[medeverdachte 1] : Een hele vracht?
NNman: Ja, ik weet niet wat er onder ligt, van zo’n AK liggen er nog in, 800 patronen.
Hoewel het gemak waarmee hier over de handel in wapens wordt gesproken, en, naar het lijkt, ook wapens worden bekeken (en opmerkingen van verdachte tegen zijn vader over ‘oppassen met vingerdrukken’ te denken geven), blijkt uit de inhoud van dit gesprek niet dat verdachte ook daadwerkelijk een wapen voorhanden heeft gehad.
Datzelfde geldt voor het gesprek dat op 27 april 2018 plaatsvindt. [5]
Ook tijdens dit gesprek wordt duidelijk over wapens gesproken. Verdachte is in ieder geval voor een deel bij het gesprek aanwezig, maar uit de inhoud van het gesprek kan niet worden afgeleid dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad:
(geluid te horen van overhalen trekker)
[naam 2] : dat is een 6 cilinder?
[medeverdachte 1] : ja, een 9 millimeter he.
[medeverdachte 1] : maar goeie [medeverdachte 1] hoor, dopjes krijg je erbij. Hier heb je de 9...zie je?
[naam 2] bevestigt dit.
[verdachte] : 9 millimeter kortov (fon)
[naam 2] : Maakt ‘ie veel lawaai, of....?
[medeverdachte 1] lacht en zegt: jaaaah, die rooie wel.
[verdachte] gaat weg. Daarna hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het nog over een 9 millimeter kortov en een Browning. Er zit een beveiliging op en ‘hij gaat er dwars doorheen: pam, pam, pam’.
Anders ligt het voor wat betreft het gesprek dat op 26 april 2018 tussen verdachte en [medeverdachte 1] wordt gevoerd. [6] Dit gesprek houdt het volgende in:
[medeverdachte 1] : Van de clip af is he....van uh van dat clippie.. Hey....als dat clippie er uit doet, magazijnen ding, moet je eens kijken, zit er zo in...dat veertje, moet je kijken als ie niet roestig zijn, als die iets roestig zijn moet je afblijven.
(tussendoor een geluidje te horen, trekker die overgehaald wordt ?)
Vanaf 02:40 uur komt [verdachte] de woning binnen.
[verdachte] : Een grappig ding hoor.
(geluid te horen van overgaan van trekker? geritsel van een zak/tas te horen)
[medeverdachte 1] : Neem je die zelf?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : Zitten er patronen bij?
[verdachte] : Nee.
[medeverdachte 1] : Als ‘ie het maar doet.
[verdachte] : Hij doet 100 procent.
[medeverdachte 1] : Is wel een hele ouwerwetse, dit.
[verdachte] : Mooi he? (paar keer het geluid te horen van overgaan trekker) ‘Old school’ of niet?
[verdachte] : Uh andere kant. Kijk, 9.. en mooie stempels erin, andere kant ook.. .laat andere kant eens zien.
[medeverdachte 1] : Hey wat is hier, [verdachte] ?
[medeverdachte 1] : Nee ..wat zit hierin? Kiek eens. Oh, dat is niks, (onverstaanbaar) zijkant. (geschuif te horen)
[medeverdachte 1] : Kijk eerst even in de loop.
[medeverdachte 1] : Old schooltje.
[verdachte] : Old school, of niet? Kan je mee onder water mee en alles.
[medeverdachte 1] : Jawel.
[medeverdachte 1] fluistert en zegt: Laat eens even kijken. (metaal geluiden te horen)
[verdachte] zegt dat die niet zo heel mooi is.
[medeverdachte 1] : Kijk, daar was ik al bang voor.
[verdachte] : Ja, je drukt, je moet naar beneden drukken.
[medeverdachte 1] : Ja, maar als (onverstaanbaar) dan krijg je de pareltjes niet goed omhoog.
[verdachte] : Jawel, (er zijn klik geluiden te horen) ja, hij gaat.. Daar heb ik naar gekeken, zie, is een ‘old school’.
[medeverdachte 1] : Is een hele ‘old school', want als je de pareltjes er zo in gooit, heb je een probleem met deze.
[medeverdachte 1] : Ik haal even pareltjes op, kan ik die old school proberen een keer toch? Als ik pareltjes op haal?
[verdachte] bevestigt dit.
[medeverdachte 1] : Maar wat moet je ervoor hebben dan? Die pareltjes haal ik op. Die kost wel duuzend, pareltjes.
NNman: Doe maar halve meier eraf.
[medeverdachte 1] : Een meiertje eraf ? Geef [verdachte] geld hoor, ik betaal.
[medeverdachte 1] : Een meier eraf dus.
NNman: Moet je hem mee hebben.
[medeverdachte 1] : Nee, nee, nee, ik wil hem niet meer hebben !
[medeverdachte 1] fluistert tegen [verdachte] . [verdachte] mompelt iets en zegt: dan heb ik hem in de kar.
Er wordt aangebeld.
[medeverdachte 1] : Hier, wacht, wacht, in de zak.
Verdachte is bij de politie met dit gesprek geconfronteerd en heeft toen verklaard dat hij zich het gesprek kon herinneren, maar dat hij geen idee heeft waar het over gaat: ‘Old school’, ‘9 millimeter’; de geluiden zeggen hem niets en ‘pareltjes’ evenmin.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich inmiddels weer kan herinneren dat hij toen met zijn vader over een schiethamer heeft gesproken. Hij wilde het advies van zijn vader bij de aankoop van dat gereedschap. Verdachte heeft verklaard dat hij die dag geen schiethamer bij zich had, maar kennelijk een filmpje daarvan aan zijn vader heeft laten zien.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdachte geschetste scenario geen steun vindt in het dossier en ook anderszins niet aannemelijk is geworden. Uit niets blijkt dat verdachte advies aan zijn vader vraagt terwijl hij hem een filmpje toont. Integendeel; uit de inhoud van het gesprek is af te leiden dat zij op dat moment een voorwerp in handen hebben en bekijken, immers: [verdachte] laat zijn vader de andere kant zien omdat daar mooie stempels staan. Zijn vader vraagt: “Hey, wat is hier, [verdachte] ? Wat zit hierin? Kiek eens,” waarna geschuif te horen is en er iets naar beneden wordt gedrukt.
De rechtbank betrekt daarbij ook de geluiden die worden gehoord en het feit dat [medeverdachte 1] aangeeft even “pareltjes” te gaan halen, zodat “hij ‘m kan proberen en dat hij ‘m in ieder geval niet meer wil hebben”. Dit alles past naadloos bij het scenario dat verdachte bezig is, met zijn vader, een vuurwapen te bekijken. De rechtbank schuift de alternatieve lezing van de verdachte - los van het gegeven dat hij daar in zo’n laat stadium mee is gekomen - dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank is van oordeel dat gebezigde bewoordingen, in het bijzonder: ‘loop’, de ‘patronen’ en een ‘9 millimeter’, en de te horen geluiden er onmiskenbaar op duiden dat verdachte op dat moment, samen met zijn vader, een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2018 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II of categorie III voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en Munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of III.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 162 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien het komt tot een veroordeling, aan verdachte een straf op te leggen overeenkomstig de vordering van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met een ander een vuurwapen voorhanden gehad. Hij heeft dit wapen samen met zijn vader in diens woning bekeken.
Het verkopen van een dergelijk vuurwapen brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Nederland kent een toename van het vuurwapengeweld, waarbij vuurwapens circuleren in het criminele circuit en waarbij ook derden gevaar lopen dodelijk gewond te raken. Verdachte heeft aan het in omloop brengen/houden van zo’n vuurwapen bijgedragen, mogelijk uit winstbejag, maar kennelijk in ieder geval zonder zich te bekommeren om de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor derden. Dergelijk handelen kan vanwege de bijzondere ernst ervan niet anders worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten bij het voorhanden hebben van een vuurwapen van de categorie II of III van de Wet wapens en munitie; vertrekpunt is daarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie tot negen maanden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 20 april 2020 waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van, voornamelijk, geweldsdelicten.
De rechtbank houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit rapportages van de reclassering van 4 december 2018 en 14 mei 2020 en het verhandelde ter terechtzitting. Daaruit blijkt dat verdachte een op zichzelf goedlopend bedrijf heeft in de recycling van metaal. Verdachte heeft zijn leven op de rit. Er zijn geen aanwijzingen voor middelenproblematiek of psychische problemen. Hoewel verdachte in het verleden met enige regelmaat in aanraking is geweest met justitie, lijkt van een delictpatroon geen sprake. Het recidiverisico wordt met behulp van het instrument OXREC ingeschat als gemiddeld. Verdachte zelf heeft geen behoefte aan interventies. De reclassering ziet op dit moment geen noodzaak voor het opstellen van een plan van aanpak. De reclassering adviseert om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Daarbij wordt opgemerkt dat een langdurige gevangenisstraf mogelijk tot problemen zal leiden in de continuering van het bedrijf van verdachte. Voor oplegging van een taakstraf of geldboete worden geen contra-indicaties gezien.
Rekening houdend met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de tijd die inmiddels is verstreken en de tijd die verdachte voor dit feit in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die de rechtbank vanwege het persoonlijk verlies van verdachte pregnanter laat meewegen, komt de rechtbank in dit geval tot oplegging van gevangenisstraf van een duur als hierna vermeld, waarbij het onvoorwaardelijke deel wordt bepaald op een duur gelijk aan de duur van het voorarrest.
De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd als een nadrukkelijke waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst niet opnieuw bezig te houden met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal daarnaast, om de ernst van het feit te benadrukken, aan verdachte een taakstraf opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of III.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
162 (honderdtweeënzestig) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mulder, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. drs. H.M. Braam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2020.
Buiten staat
Mr. drs. H.M. Braam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het procesdossier van verdachte in het onderzoek ‘Macan’, van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pag. 1 – 10A.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, pag. 44 - 45.
4.Proces-verbaal uitwerken OVC van 23 april 2018 vanaf 16.41 uur (pag. 19 e.v.).
5.Proces-verbaal uitwerken OVC van 27 april 2018 vanaf 18:25 uur (pag. 81 e.v.).
6.Proces-verbaal uitweken OVC van 26 april 2018 vanaf 12:48 uur (pag. 77 e.v.).