In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel op 18 juni 2020, werd een kort geding behandeld waarin de rechtsgeldigheid van een maatschapsovereenkomst ter discussie stond. De eiser in conventie, vertegenwoordigd door mr. T.R. Oude Veldhuis, en de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door mr. H.M. van Eerten, hebben hun standpunten gepresenteerd tijdens een zitting die via Skype plaatsvond vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft de partijen de gelegenheid geboden om te beraden over mogelijke alternatieve geschiloplossingen, zoals mediation of bindend advies, maar dit leidde niet tot een vergelijk.
De rechtbank heeft vervolgens op 18 juni 2020 vonnis gewezen in het conventionele geschil. De eiser in conventie werd als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde in conventie. De kosten werden vastgesteld op € 1.104, bestaande uit € 800 voor het salaris van de advocaat en € 304 voor griffierecht. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In reconventie werd bepaald dat er op 2 juli 2020, of eerder indien mogelijk, vonnis zou worden gewezen. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd dat de redengeving van de uitspraak in conventie ook in het reconventionele vonnis zou worden opgenomen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter M.L.J. Koopmans.