ECLI:NL:RBOVE:2020:2418

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
C/08/249705 / KG ZA 20-118
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen verstekvonnis in kort geding over incassodiensten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ABC Incasso B.V. en [gedaagde], handelend onder de naam [Z] Creditmanagement. ABC Incasso B.V. had [gedaagde] in rechte betrokken na een verstekvonnis van 8 mei 2020, waarin [gedaagde] was veroordeeld om informatie te verstrekken over incassodossiers en een voorschot van € 80.000,00 te betalen. [gedaagde] heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, maar is niet tijdig in verzet gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzettermijn op 19 mei 2020 is aangevangen en op 15 juni 2020 is geëindigd. [gedaagde] heeft pas op 18 juni 2020 het verzet ingediend, waardoor hij te laat was. De rechtbank heeft [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet en hem veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die aan de zijde van ABC zijn begroot op € 633,00, vermeerderd met wettelijke rente. Ook zijn de nakosten toegewezen, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring voor de betalingsveroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer / rolnummer : C/08/249705 / KG ZA 20-118
Vonnis in kort geding van 8 juli 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
ABC INCASSO B.V.,gevestigd en kantoorhoudende te Weesp,
eisende partij, gedaagde in het verzet hierna te noemen: ABC,
advocaat mr. J.J.W. Lamme te Weesp,
tegen
[gedaagde] ,
handelend (onder meer) onder de naam [Z] Creditmanagement,
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, eiser in het verzet, hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat mr. R. Kaya te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het inleidende exploot van dagvaarding van 2 maart 2020, met producties;
  • het verstekvonnis van 8 mei 2020;
  • de verzetdagvaarding van 18 juni 2020, met producties;
  • de namens [gedaagde] ingezonden aanvullende producties;
  • de namens ABC genomen akte met producties;
  • de pleitnotities van mr. Kaya, ontvangen ter griffie op 30 juni 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 1 juli 2020 via een Skype-verbinding in verband met de overheidsmaatregelen als gevolg van de uitbraak van het Coronavirus. Daarbij is voor ABC verschenen de heer [A] , bijgestaan door mr. Lamme (voornoemd). Voorts is [gedaagde] verschenen, bijgestaan door mr. Kaya (voornoemd). Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben beide partijen het eigen standpunt mondeling nader toegelicht. De griffier heeft daarvan aantekening gehouden. Ten slotte is vonnis bepaald op 15 juli dan wel eerder in het geval het vonnis eerder gereed is. Partijen hebben ingestemd met die aanpak.

2.De feiten

2.1.
ABC exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de levering van (binnenlandse) incassodiensten aan bedrijven en particulieren.
2.2.
[gedaagde] , die mede handelt onder de naam [Z] Creditmanagement, heeft zich gespecialiseerd in de inning van vorderingen op buitenlandse bedrijven en particulieren.
2.3.
Tussen ABC en [gedaagde] is een overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij ABC de inning van (een aantal) buitenlandse incasso’s heeft uitbesteed aan [gedaagde] . Kort gezegd komt de overeenkomst erop neer dat ABC aan [gedaagde] de opdracht heeft verstrekt om namens de klanten van ABC gelden te incasseren, tegen vergoeding van een percentage van de geïncasseerde hoofdsom.
2.4.
Tussen partijen geldt voorts de afspraak dat [gedaagde] maandelijks ABC informeert omtrent de voortgang in de dossiers die door ABC aan [gedaagde] ter incasso zijn aangeboden. ABC informeert op haar beurt en na ontvangst van die informatie haar klanten.
2.5.
ABC heeft [gedaagde] in rechte betrokken. De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, heeft bij vonnis van 8 mei 2020 (zaaknummer 244102 / KG ZA 20-30) de vorderingen van ABC toegewezen.
2.6.
[gedaagde] is in voornoemd vonnis bij verstek veroordeeld om, onder meer, aan ABC alle informatie schriftelijk aan te leveren betreffende de stand van zaken in enkele dossiers, waaronder een financiële rekening en verantwoording per dossier van de gemaakte kosten en ontvangen gelden en informatie over de betrokken partijen en over de (voortgang van de) procedures. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld om een voorschot van € 80.000,00 tussentijds aan ABC af te dragen.

3.Het geschil

3.1.
[gedaagde] heeft gevorderd hem te ontheffen van de in voormeld verstekvonnis uitgesproken veroordelingen, kosten rechtens.
3.3.1.
[gedaagde] heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat hij ABC steeds en waar mogelijk van de benodigde informatie heeft voorzien in de lopende dossiers.
Op enig moment is inderdaad een achterstand ontstaan in de informatievoorziening.
Dat is geen onwil geweest van de zijde van [gedaagde] . Hij had te kampen met gezondheidsklachten. Bovendien is een deel van de zaken inmiddels afgehandeld.
3.3.2.
ABC heeft gemotiveerd verweerd gevoerd dat, kort gezegd, strekt tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , althans afwijzing van het in verzet gevorderde, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten van de verzetprocedure, vermeerderd met rente en eventuele nakosten.
3.3.3.
Samengevat weergegeven betoogt ABC dat de verzettermijn is verstreken, met als gevolg de niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] . Verder voert zij aan dat zij groot belang heeft bij informatieverstrekking door [gedaagde] over de voortgang van dossiers als ook de financiële afwikkeling daarvan, onderbouwd met de onderliggende stukken, zoals de gewezen vonnissen (van buitenlandse rechters). Zij kan namelijk zonder die informatie geen verantwoording afleggen aan haar opdrachtgevers.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst moet worden beoordeeld of [gedaagde] tijdig in verzet is gekomen van het verstekvonnis van 8 mei 2020.
4.2.
Ingevolge artikel 143 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het verzet te worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
4.3.
Vaststaat dat het vonnis van 8 mei 2020 op 18 mei 2020 rechtsgeldig aan [gedaagde] is betekend. Door [gedaagde] is in diens verzetschrift erkend dat hij op die datum kennis heeft gekregen van de inhoud van dat bij verstek gewezen vonnis. De wettelijke verzettermijn van vier weken is daarom aangevangen op 19 mei 2020 en is dus geëindigd op
maandag 15 juni 2020, zijnde de laatste dag waarop voormeld exploot had moeten zijn uitgebracht.
4.4.
[gedaagde] heeft het exploot van (verzet)dagvaarding in deze zaak - waarmee hij het rechtsmiddel van verzet wilde instellen – echter eerst betekend aan ABC op 18 juni 2020. [gedaagde] is daarmee dus te laat. Dat hij naar eigen zeggen enkele dagen eerder het concept van de verzetdagvaarding reeds aan de griffie van de rechtbank had gezonden (ten behoeve van een datumbepaling voor de mondelinge behandeling van de zaak) maakt de voorgaande conclusie niet anders.
4.5.
[gedaagde] dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzet.
4.6.
[gedaagde] zal tot slot als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze verzetprocedure, die aan de zijde van ABC moeten worden begroot op
€ 633,00 aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
4.7.
Ook de apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna wordt vermeld.

5.De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter:
verklaart [gedaagde] niet-ontvankelijk in het verzet;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze verzetprocedure, tot op heden aan de zijde ABC begroot op € 633,00 aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover gerekend vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis, tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving voormelde kostenveroordeling heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de uitgesproken betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2020. (SA)