ECLI:NL:RBOVE:2020:2419

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
ak_20_1385
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van verbod op demonstraties met landbouwvoertuigen door Veiligheidsregio IJsselland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van de Stichting Farmers Defence Force. De stichting had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Veiligheidsregio IJsselland, dat op 10 juli 2020 was genomen, waarin werd bepaald dat demonstraties met landbouwvoertuigen op openbare plaatsen in de regio verboden waren. Dit verbod gold van 10 juli 2020, 18:00 uur, tot 17 juli 2020, 18:00 uur. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen reden was om het besluit te schorsen, ondanks de bezwaren van de verzoeksters. De voorzieningenrechter stelde vast dat er sprake was van onverwijlde spoed en dat de belangen van de verzoeksters niet geschaad werden door het achterwege laten van een zitting.

De voorzieningenrechter overwoog dat de coronacrisis nog steeds gaande was en dat dit een legitieme reden vormde voor de Veiligheidsregio om het verbod op demonstraties in te stellen. De rechter concludeerde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was en dat de verzoeksters geen groot concreet belang hadden bij schorsing van het besluit. Bovendien werd vastgesteld dat de beperking van het recht om te betogen noodzakelijk en proportioneel was, gezien de omstandigheden van de coronamaatregelen en de eerdere wanordelijkheden tijdens demonstraties.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat het verbod op demonstraties met landbouwvoertuigen in de Veiligheidsregio IJsselland van kracht bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, in aanwezigheid van griffier mr. P.J.H. Bijleveld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1385
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Vereniging Farmers Defence Force, gevestigd te Sint Hubert,

Stichting Farmers Defence Force, gevestigd te Zeewolde,
verzoeksters,
gemachtigde: M.V. Hazekamp,
en

de voorzitter van de Veiligheidsregio IJsselland, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat betogingen waarbij landbouwvoertuigen worden ingezet op wegen in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, de daaraan liggende parkeerterreinen en andere openbare plaatsen, zijn verboden.
Dit verbod geldt in het gebied van de Veiligheidsregio IJsselland, te weten de gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Ommen, Olst-Wijhe, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle voor de periode van vrijdag 10 juli 2020,
18:00 uur, tot vrijdag 17 juli 2020, 18:00 uur.
Tegen het bestreden besluit hebben verzoeksters bezwaar gemaakt. Op 14 juli 2020 hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit te schorsen totdat op het bezwaar is besloten.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval sprake van onverwijlde spoed als bedoeld in dat artikel en worden partijen niet in hun belangen geschaad door het achterwege laten van een zitting.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat tussen vrijdag 3 juli 2020 en donderdag 9 juli 2020 binnen de veiligheidsregio IJsselland verschillende onaangekondigde betogingen hebben plaatsgevonden waarbij landbouwvoertuigen werden ingezet. Ook blijkt uit het besluit dat er een gesprek is georganiseerd tussen de burgemeesters van Zwolle, Deventer, Ommen en Raalte en betogers, met als doel om afspraken te maken over de wijze van betogen. In dit gesprek is afgesproken om op korte termijn een vervolgafspraak in te plannen. Op 10 juli 2020 hebben betogers, zonder kennisgeving daartoe, een distributiecentrum in Zwolle geblokkeerd. Daarna heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, vanwege de in de afgelopen dagen gerezen situatie, de hem ter beschikking staande informatie over toekomstige onaangekondigde betogingen met landbouwvoertuigen en de ervaringen uit het verleden, de belangen van de bescherming van de gezondheid, het verkeer en het voorkomen van wanordelijkheden hem ertoe nopen om, kort gezegd, het betogen met landbouwvoertuigen op openbare plaatsen de komende dagen te verbieden.
4. Verzoeksters hebben, kort samengevat, tegen het bestreden besluit aangevoerd dat dit onzorgvuldig is voorbereid, te algemeen is geformuleerd en onvoldoende is gemotiveerd.
Daarnaast was verweerder volgens verzoeksters niet bevoegd om het bestreden besluit te nemen. Verder dient de beperking van het recht om te betogen volgens hen geen legitiem doel in het algemeen belang en is deze beperking buitenproportioneel.
5. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat de voorlopigevoorzieningenprocedure naar haar aard niet geschikt is voor een uitgebreide principiële beoordeling. Daarbij komt dat deze zaak, gelet op de omstandigheid dat het bestreden besluit tot 17 juli 2020, 18:00 uur, geldt en het verzoek om voorlopige voorziening op 14 juli 2020 is ingediend, in een zeer korte periode moet worden behandeld. De uitgebreide principiële beoordeling zal in de bezwaarfase moeten plaatsvinden.
6. Artikel 5, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties (Wom) bepaalt dat de burgemeester naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen kan stellen of een verbod geven. Ingevolge artikel 39, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is, in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de voorzitter van de veiligheidsregio ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan de artikelen 5 tot en met 9 van de Wom.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat de coronacrisis nog steeds gaande is en naar het oordeel van voorzieningenrechter dient deze te worden aangemerkt als een crisis in de zin van artikel 39, eerste lid, van de Wvr. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verweerder daarom bevoegd om het bestreden besluit te nemen. Het is evident dat bij de door verzoeksters voorgestane betogingen de coronamaatregelen een rol zullen spelen. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ook mede ten grondslag gelegd dat hem de afgelopen dagen is gebleken dat bij de demonstraties, de daarmee gepaard gaande wanordelijkheden en de bestrijding daarvan de regels ter bestrijding van de verspreiding van het coronavirus niet steeds in acht werden of konden worden genomen.
8. Verder volgt uit de rechtsoverwegingen 6 tot en met 6.4 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1361, dat verweerder ook bevoegd is om een betoging van tevoren te verbieden, als er geen voorafgaande kennisgeving voor een betoging is gedaan. In hetgeen verzoeksters hiertegen hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen reden om die overwegingen van de Afdeling niet te volgen. Ook op dit punt volgt de voorzieningenrechter verzoeksters daarom niet in hun stelling dat verweerder niet bevoegd was het bestreden besluit te nemen.
9. Met betrekking tot de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit en de vraag of er reden is om dit te schorsen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
10. Het bestreden besluit is één week geldig, tot aanstaande vrijdag. Verzoeksters hebben gesteld ook binnen de periode dat het bestreden besluit geldig is demonstraties te willen organiseren. Niet aangevoerd is echter dat het besluit een concrete, al voorgenomen actie belemmert, terwijl verzoeksters anderzijds hebben toegezegd dat toekomstige door haar te organiseren demonstaties zullen worden aangekondigd. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat een actie in de verboden vorm in het gebied van de Veiligheidsregio IJsselland op donderdag 16 juli of vrijdag 17 juli essentieel is in het boerenprotest. Verder belemmert het bestreden besluit verzoeksters niet om op een andere wijze dan in de verboden vorm te demonstreren.
11. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat bij betogingen die tussen 3 juli 2020 en 9 juli 2020 hebben plaatsgevonden met landbouwvoertuigen tegen de verkeersrichting werd ingereden, distributiecentra in Zwolle, Raalte en Deventer werden geblokkeerd, ernstige verkeersvertragingen ontstonden, in de nachtperiode luid toeterend door Deventer werd gereden en meerdere (verkeers)onveilige situaties zijn ontstaan.
Ook zijn volgens hem bij de demonstraties wanordelijkheden ontstaan, waarbij gevaar is gerezen voor bewoners en voorbijgangers. Verder is, zoals reeds vermeld, verweerder gebleken dat bij de demonstraties, de daarmee gepaard gaande wanordelijkheden en de bestrijding daarvan de regels ter bestrijding van de verspreiding van het coronavirus niet steeds in acht werden of konden worden genomen. Ten slotte heeft verweerder toegelicht dat hij, als de onaangekondigde demonstraties met landbouwvoertuigen eenmaal gaande zijn, om praktische en veiligheidstechnische redenen niet voldoende in staat is om een ordelijk verloop te verzekeren. Het algemeen belang dat verweerder met het bestreden besluit beoogt te dienen betreft de bescherming van de gezondheid, het belang van het verkeer en de voorkoming van wanordelijkheden.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit, voor wat betreft de rechtmatigheidstoets in deze voorlopigevoorzieningenprocedure, voldoende is gemotiveerd en dat er geen reden is om dat te schorsen. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat niet gebleken is dat verzoeksters nog groot concreet belang hebben bij schorsing van het bestreden besluit en dat dit besluit in de bezwaarfase door verweerder nog van een verdere motivering of onderbouwing kan worden voorzien.
13. Tevens ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat, zoals verzoeksters hebben gesteld, het bestreden besluit in strijd is met artikel 9 van de Grondwet of artikel 11 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het recht om te betogen te beperken die bij wet is voorzien, dient die beperking een legitiem doel in het algemeen belang en kan worden gezegd dat deze beperking noodzakelijk en proportioneel is.
14. Op grond van het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.J.H. Bijleveld, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
De voorzieningenrechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.