13.4.Gelet op vorenstaande is het in bezwaar gewijzigde bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan. Het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ is daarom niet vereist en zelfs onmogelijk.
14. Eisers stellen dat verweerder bij de besluitvorming ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de vergunde mestverwerkingsinstallatie op een naastgelegen perceel en de nabij gelegen afvalverwerkingslocatie Elhorst/Vloedbeld. Ook is bij de besluitvorming ten onrechte geen rekening gehouden met de ecologische gevolgen voor De Doorbraak en met eventuele gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden. Verder stellen eisers dat CGN (behorende tot de Noorse Broeders) drie weken voor het bestreden besluit heeft besloten te fuseren met een afdeling van de Noorse Broeders uit Usselo, waardoor het ledenaantal toeneemt van ongeveer 400 naar ongeveer 650 leden. Met deze toename van het aantal leden (en daarmee het aantal bezoekers van perceel 11 ) is bij het vaststellen van het bestemmingsplan geen rekening gehouden. Deze wijziging zal moeten resulteren in een aanpassing van het bestemmingsplan en er mag daarom niet zonder meer worden getoetst aan het bestemmingsplan, aldus eisers.
15. De rechtbank overweegt hierover dat de afweging of de beoogde ontwikkelingen op perceel 11 , waar het thans voorliggende servicegebouw een (klein) onderdeel van uitmaakt, ruimtelijk aanvaardbaar zijn, heeft plaatsgevonden in de procedure die heeft geresulteerd in het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan. De door eisers aangevoerde aspecten zijn in die procedure beoordeeld en de Afdeling heeft in haar uitspraak van 8 februari 2017 de in dat kader aangevoerde beroepsgronden ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan is onherroepelijk zodat de ruimtelijke afwegingen die hebben geresulteerd in het toestaan van de beoogde ontwikkelingen op perceel 11 , waaronder het oprichten van het servicegebouw,
niet meer ter discussie kunnen worden gesteld.
Bij de toetsing aan de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo is het (ter plaatse geldende) bestemmingsplan dan ook een gegeven. Dat eisers van mening zijn dat het bestemmingsplan - vanwege de fusie van CGN met een andere afdeling - achterhaald is, is bij de toets aan artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo niet relevant.
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
16. Eisers stellen dat verweerder een bibob-onderzoek had moeten uitvoeren, gelet op de publicaties in de media over de Noorse Broeders. Dat in het gemeentelijke bibob-beleid is opgenomen dat er pas een bibob-onderzoek wordt uitgevoerd als de bouwkosten meer dan
€ 500.000,- bedragen en dat hiervan in deze zaak geen sprake is, miskent het feit dat de bouwkosten voor het realiseren van de het geheel aan ontwikkelingen op perceel 11 hoger is dan € 500.000,-. Door het opsplitsen van de beoogde bouwplannen in meerdere aanvragen wordt door CGN het bibob-beleid omzeild, aldus eisers.
17. De rechtbank overweegt hierover het volgende.