ECLI:NL:RBOVE:2020:2854

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
8589088 \ BM VERZ 20-1293
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderbewindstelling van rechthebbende wegens beschuldiging van fraude door de bank

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 21 augustus 2020, wordt een verzoek tot onderbewindstelling behandeld. De rechthebbende, een vrouw die door haar bank wordt beschuldigd van fraude, heeft geen toegang meer tot haar rekeningen en kan haar financiën niet zelfstandig beheren. De bank heeft aangifte gedaan, waardoor de rechthebbende in een register is opgenomen en voor de komende acht jaar niet in staat is om zelfstandig haar bankzaken te regelen, tenzij zij onschuldig wordt verklaard.

De wet biedt twee gronden voor het instellen van bewind: de lichamelijke of geestelijke toestand van de rechthebbende, of verkwisting en problematische schulden. In dit geval ontbreekt het aan een duidelijke grondslag voor het bewind, aangezien de rechthebbende geen lichamelijke of geestelijke toestand heeft die haar vermogensbeheer in de weg staat, en er is geen sprake van verkwisting of problematische schulden. Desondanks is er wel een risico op achterstanden in de betaling van vaste lasten, omdat de rechthebbende geen toegang heeft tot haar financiële middelen.

De kantonrechter overweegt dat het in het belang van de rechthebbende is om het bewind in te stellen, ondanks het ontbreken van een formele grondslag. Dit voorkomt dat de situatie verergert en dat er problematische schulden ontstaan. De beschikking wordt ingeschreven in het Centraal Curatele- en bewindregister, en de kantonrechter benoemt een bewindvoerder die verantwoordelijk zal zijn voor het beheer van de goederen van de rechthebbende. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht - Bewindsbureau
Zittingsplaats Enschede
zaaknummer : 8589088 \ BM VERZ 20-1293
datum : 21 augustus 2020

Beschikking op een verzoek tot onderbewindstelling

ingediend door:
[verzoekster]
wonende [adres]
[woonplaats]

De procedure

Op 18 juni 2020 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift, strekkende tot instelling van een bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende: [verzoekster] , geboren te [geboorteplaats] , op [2000] , wonende te [woonplaats] , [adres] .

De beoordeling

De wetgever heeft twee gronden in het Burgerlijk Wetboek opgenomen, waarop een bewind kan worden ingesteld, namelijk de lichamelijke of geestelijke toestand van rechthebbende (artikel 431 lid 1 sub a BW) dan wel als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden (artikel 431 lid 1 sub b BW). Een vereiste om een onderbewindstelling uit te kunnen spreken is de aanwezigheid van één van beide gronden.
Rechthebbende heeft een verzoek tot onderbewindstelling van haar vermogen ingediend omdat zij door de bank waar zij bankiert, wordt beschuldigd van fraude. De bank heeft aangifte gedaan bij de politie en rechthebbende is hierdoor opgenomen in een register en niet meer in staat zelfstandig haar bankzaken te regelen voor de komende 8 jaar tenzij ze onschuldig wordt verklaard.
Bij rechthebbende is echter geen sprake van een lichamelijke of geestelijke toestand die van dien aard is dat zij een behoorlijk vermogensbeheer in de weg staat. Zij heeft tot voor kort altijd zelfstandig haar zaken naar behoren geregeld. Daarnaast is rechthebbende niet verkwistend en is er (nog) geen sprake van problematische schulden. Ondanks het ontbreken van een grondslag voor het bewind, staat wel vast dat er achterstanden in de betaling van haar vaste lasten ontstaan omdat zij geen toegang meer heeft tot haar financiële middelen. Indien er geen beschermingsbewind wordt ingesteld zullen deze achterstanden uitmonden in (problematische) schulden.
In het Convenant Basisbankrekening wordt gesteld dat de bank kan verplichten dat rechthebbende indien zij een betaalrekening wenst te openen, zich laat ondersteunen door een onder het Convenant erkende hulpverleningsinstantie die het aanvraagformulier medeondertekent. De bank kan hierbij ook verplicht stellen dat de betaalrekening door één van deze hulpverleningsinstanties wordt beheerd. Nu in deze lijst met hulpverleningsinstanties beschermingsbewindvoerders staan, ligt het voor de hand om ondanks het ontbreken van een grondslag het beschermingsbewind toch in te stellen. Als de kantonrechter het verzoek nu af zou wijzen en zou wachten totdat de achterstanden van rechthebbende daadwerkelijk problematische schulden zouden zijn geworden is dit als het spreekwoordelijke ‘paard achter de wagen spannen’. Uit de stukken is namelijk wel gebleken dat rechthebbende nu onvoldoende in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De kantonrechter zal het verzoek dan ook toewijzen.
De kantonrechter verstaat dat deze beschikking zal worden ingeschreven in het register zoals bedoeld in artikel 1:391 BW (Centraal Curatele- en bewindregister).

De beslissing

De kantonrechter:
- stelt een bewind in over alle goederen, die toebehoren of zullen toebehoren aan
[verzoekster]voornoemd, als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden;
- benoemt tot bewindvoerder(s):
[X], handelende onder de naam
[A], postadres: Postbus [xxx] , [plaats] ;
- verstaat dat deze beschikking zal worden ingeschreven in het register zoals bedoeld in artikel 1:391 BW;
- bepaalt dat de bewindvoerder voor zijn/haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Bosch, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.