In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 21 augustus 2020, wordt een verzoek tot onderbewindstelling behandeld. De rechthebbende, een vrouw die door haar bank wordt beschuldigd van fraude, heeft geen toegang meer tot haar rekeningen en kan haar financiën niet zelfstandig beheren. De bank heeft aangifte gedaan, waardoor de rechthebbende in een register is opgenomen en voor de komende acht jaar niet in staat is om zelfstandig haar bankzaken te regelen, tenzij zij onschuldig wordt verklaard.
De wet biedt twee gronden voor het instellen van bewind: de lichamelijke of geestelijke toestand van de rechthebbende, of verkwisting en problematische schulden. In dit geval ontbreekt het aan een duidelijke grondslag voor het bewind, aangezien de rechthebbende geen lichamelijke of geestelijke toestand heeft die haar vermogensbeheer in de weg staat, en er is geen sprake van verkwisting of problematische schulden. Desondanks is er wel een risico op achterstanden in de betaling van vaste lasten, omdat de rechthebbende geen toegang heeft tot haar financiële middelen.
De kantonrechter overweegt dat het in het belang van de rechthebbende is om het bewind in te stellen, ondanks het ontbreken van een formele grondslag. Dit voorkomt dat de situatie verergert en dat er problematische schulden ontstaan. De beschikking wordt ingeschreven in het Centraal Curatele- en bewindregister, en de kantonrechter benoemt een bewindvoerder die verantwoordelijk zal zijn voor het beheer van de goederen van de rechthebbende. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.