In deze zaak vordert de eisende partij, aangeduid als de vrouw, dat de gedaagde partij, de man, zal meewerken aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning en aan het afkopen van een levensverzekering. De vrouw heeft de man in gebreke gesteld, omdat hij zijn verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant niet is nagekomen. De man is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweer gevoerd, waardoor verstek tegen hem is verleend. De vrouw heeft de procedure gestart met een dagvaarding op 23 juli 2020, en de mondelinge behandeling vond plaats op 20 augustus 2020 via een Skype-verbinding.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 1999 in wettelijke gemeenschap van goederen gehuwd en zijn in 2017 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de woning aan de man zou worden toegedeeld, mits hij de vrouw zou ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. De man heeft echter nagelaten om de hypotheeklasten te betalen, wat heeft geleid tot loonbeslag op het inkomen van de vrouw. De vrouw heeft de man herhaaldelijk gesommeerd om zijn verplichtingen na te komen, maar zonder resultaat.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien het loonbeslag en de financiële problemen die hierdoor ontstaan. De vordering van de vrouw wordt niet ongegrond of onrechtmatig geacht, en de voorzieningenrechter bepaalt dat de man binnen veertien dagen moet meewerken aan de verkoop van de woning en het afkopen van de levensverzekering. De man wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die op € 1.042,09 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.