ECLI:NL:RBOVE:2020:293

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
6291050 \ CV EXPL 17-3030
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening door een besloten vennootschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen HEWI BEHEER B.V. (hierna: Beheer) en HEWI SLANGEN B.V. (hierna: Slangen). Beheer vorderde betaling van een bedrag van € 25.000,- van Slangen, gebaseerd op een geldleningsovereenkomst. De procedure volgde op een tussenvonnis van 19 november 2019, waarin de kantonrechter had overwogen dat de vordering van Beheer niet expliciet was beperkt tot het gevorderde bedrag, waardoor de zaak niet onder de absolute bevoegdheid van de kantonrechter viel. Beheer heeft echter bij akte van 17 december 2019 haar vordering beperkt tot € 25.000,-, waardoor de kantonrechter bevoegd was om de zaak verder af te doen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Slangen de geldleningsovereenkomst betwistte, maar dat Beheer voldoende bewijs had geleverd van het bestaan van de overeenkomst. De kantonrechter heeft verschillende getuigenverklaringen gehoord, waaronder die van de accountant van Beheer en de bestuurder van Slangen. De verklaringen wezen erop dat Slangen regelmatig rente had betaald op de lening, wat de stelling van Slangen dat de overeenkomst fictief was, ondermijnde. De kantonrechter oordeelde dat Slangen niet was geslaagd in het tegenbewijs en dat de vordering van Beheer toewijsbaar was.

De kantonrechter heeft Slangen veroordeeld tot betaling van € 25.000,- aan Beheer, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van de vordering. Daarnaast is Slangen in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 6291050 \ CV EXPL 17-3030
Vonnis van 14 januari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEWI BEHEER B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wierden,
eisende partij, hierna te noemen: Beheer,
gemachtigde: mr. R.F. Kötter,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEWI SLANGEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wierden,
gedaagde partij, hierna te noemen: Slangen,
gemachtigde: mr. W.B. Brusse.

1.Het verdere verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst de kantonrechter naar het tussen-vonnis van 19 november 2019. Ingevolge dat tussenvonnis hebben beide partijen een akte genomen. Vervolgens is wederom vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 19 november 2020 heeft de kantonrechter overwogen dat, waar de door Beheer gestelde rechtstitel (geldleningsovereenkomst) het bedrag ad € 25.000,- te boven gaat, die rechtstitel door Slangen is betwist en Beheer er blijk van heeft gegeven dat zij haar vordering niet uitdrukkelijk beperkt tot € 25.000,-, hij voorshands van oordeel is dat de zaak niet meer tot de absolute bevoegdheid van de kantonrechter behoort en hij de zaak ex artikel 71, eerste lid Rv dient te verwijzen naar de kamer voor handelszaken van deze rechtbank. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voornemen tot verwijzing.
2.2.
Beheer heeft bij akte van 17 december 2019 haar vordering expliciet beperkt tot het bedrag van € 25.000,-. De kantonrechter is derhalve bevoegd de zaak verder af te doen.
2.3.
Bij vonnis van 12 februari 2019 heeft de kantonrechter overwogen dat de stellingen van Beheer aldus zijn begrepen dat het door haar gestelde bedrag dat Slangen op dat moment in rekening-courant bij Beheer open heeft staan, bestaat uit de (oplopende) renteverplichting uit de door Beheer gestelde overeenkomst van geldlening. Een andere grondslag waarom Slangen een schuld in rekening-courant heeft bij Beheer, heeft Beheer althans niet gesteld.
De kantonrechter heeft op basis van de door Beheer overgelegde en door Beheer en Slangen ondertekende ‘overeenkomst van geldlening’ en de door Beheer in het geding gebrachte facturen en rekeningafschriften, waaruit volgt dat door Slangen in ieder geval driemaal een betaling is verricht onder de naam ‘rente’, geoordeeld dat Beheer voorshands heeft bewezen dat er een overeenkomst van geldlening is en dat het aan Slangen is tegenbewijs te leveren.
Daarbij is overwogen dat Slangen haar betoog dat de overeenkomst van geldlening fictief is en de facturen en betalingen van de drie ‘rentebetalingen’ zijn opgesteld op advies van de accountant om de geldleningsovereenkomst regulier te laten lijken, niet heeft onderbouwd met bewijsstukken. Slangen is in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren.
2.4.
De heer [naam 3], bestuurder van Slangen, heeft verklaard dat hij weet heeft van het bestaan van de geldleningsovereenkomst, omdat die bij Slangen in de mappen zit. Hij heeft die overeenkomst volgens hem niet ondertekend, hij weet niet wie dat wel heeft gedaan. Hem is verteld dat het bedrag van de lening bij het fuseren van de diverse vennootschappen geen rol meer zou spelen. Slangen maakte maandelijks geld over naar Beheer, circa € 5.000,- tot € 6.000,- per maand. [accountant 1] heeft hem tweemaal gevraagd om bij een dergelijke overboeking niet “omboeking”, maar “huur en rente” te vermelden. Op de drie betreffende overboekingen na die in het dossier worden genoemd, is er geen rente overgemaakt naar Beheer: bij de overboekingen staat steeds “managementfee” of “omboekingen”.
De heer [accountant 1], accountant van Beheer sinds april 2007, heeft verklaard dat de overeenkomst van geldlening in 2007 is opgemaakt door [advocatenkantoor]. Zij heeft ook een kopie van de overeenkomst van geldlening aan de belastingdienst gestuurd. De rente is een tig aantal keer periodiek betaald. De rente is elke maand door Beheer in rekening gebracht en door Slangen betaald, dan wel in rekening courant geboekt. Slangen heeft wel eens tegen hem gezegd dat de lening zo hoog was en ook dat eigenlijk sprake was van een fictieve overeenkomst. Schotten heeft niet gecontroleerd of de lening daadwerkelijk is verstrekt.
De heer [hoofd administratie], (voormalig) hoofd administratie bij Slangen, heeft onder meer verklaard dat Slangen vanaf circa 2008 rente heeft betaald op de lening door maandelijkse overboekingen en dat hij de rente ook wel eens in rekening courant boekte.
De heer [voormalig accountant], voormalig accountant van Hewi, heeft onder meer verklaard dat de geldlening is ontstaan in 2004 door overdracht onderneming, dat de overeenkomst later is opgemaakt, dat de geldlening in de jaarrekening 2005 van Slangen als schuld opgenomen was, dat hetgeen in de overeenkomst staat klopt en dat hij zich niet herkent in de stelling dat de overeenkomst fictief zou zijn.
Uit de hiervoor in essentie weergegeven verklaringen van de gehoorde getuigen kan niet blijken dat de overeenkomst van geldlening fictief was. Alleen de verklaring van [naam 3] kan aan het bewijs bijdragen. Deze verklaring vindt echter geen, althans onvoldoende steun in de overige verklaringen en de in het geding gebrachte stukken. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Slangen niet is geslaagd in het tegenbewijs.
2.5.
Slangen heeft een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst van geld-lening op grond van dwaling c.q. bedrog, dan wel strijd met de goede zeden en op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Ter onderbouwing hiervan heeft Slangen aangevoerd dat de geldleningsovereenkomst fictief is. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt echter dat de kantonrechter daar niet van uitgaat. Reeds op grond hiervan dienen voormelde beroepen te worden verworpen.
2.6.
Beheer vordert thans, na wijzigingen van eis, betaling door Slangen van een bedrag van € 25.000,- uit hoofde van de rekening courant-verhouding tussen partijen.
Hoewel uit de stukken blijkt dat partijen van mening verschillen over de exacte omvang van de schuld van Slangen aan Beheer, concludeert de kantonrechter op basis van de e-mail van [accountant 2] RA van 21 september 2018 aan mr. Brusse dat Slangen meent dat deze toen circa € 32.000,- bedroeg, aldus meer dan het thans gevorderde bedrag. De vordering van Beheer kan dan ook tot het bedrag van € 25.000,- (dit is inclusief het oorspronkelijk bij dagvaarding gevorderde bedrag en rente en kosten tot de dagvaarding) worden toegewezen, vermeerderd met de bij dagvaarding gevorderde wettelijke rente over € 7.333,32 vanaf de dag van dagvaarding (30 augustus 2017) tot de dag der algehele voldoening.
2.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient Slangen de proceskosten te dragen, tot op deze uitspraak aan de zijde van Beheer begroot op € 80,42 aan explootkosten, € 470,- aan griffierecht en € 1.350,- (4,5 punten x € 300,-) aan salaris van haar gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt Slangen aan Beheer te betalen de somma van € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.333,32 vanaf 30 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt Slangen in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Beheer begroot op € 80,42 aan explootkosten, € 470,- aan griffierecht en € 1.350,- aan salaris van haar gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2020.