ECLI:NL:RBOVE:2020:2977

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
C/08/253141 / KG ZA 20-176
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg-van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contact- en locatieverbod opgelegd aan broer wegens schending privacy zus

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 september 2020 een vonnis gewezen in een kort geding tussen De Stichting Zij Aan Zij Q.Q. en de broer van de betrokkene. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. S.L. Geeraths, vorderde een contact- en locatieverbod tegen de broer, die herhaaldelijk het eerder opgelegde verbod had geschonden. De broer, bijgestaan door mr. J. Engels, had zich niet gehouden aan het vonnis van 19 juni 2020, waarin hem werd verboden om de privacy van zijn zus te schenden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de broer zich niet aan de voorwaarden had gehouden en dat zijn gedrag als intimiderend en bedreigend werd ervaren door de zus. De rechter stelde vast dat de zus angst ervaart door de gedragingen van de broer, zoals het gluren door ramen en het maken van foto's van haar eigendommen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aanleiding was voor een verdergaand contact- en locatieverbod, dat voor de duur van één jaar werd opgelegd. De broer werd verboden om contact op te nemen met zijn zus en zich te bevinden in de straat en op het perceel waar zij woont, op straffe van een dwangsom. De rechter benadrukte het belang van de privacy en het woongenot van de zus, en dat de broer zijn gedrag diende te veranderen om de veiligheid van zijn zus te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/253141 / KG ZA 20-176
Vonnis in kort geding van 14 september 2020
in de zaak van
DE STICHTING ZIJ AAN ZIJ Q.Q., in haar hoedanigheid van mentor van
[betrokkene],
gevestigd en kantoorhoudende te Ommen respectievelijk wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen De Stichting respectievelijk de zus,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen de broer,
advocaat: mr. J. Engels te Vroomshoop.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 augustus 2020 met productie 1 tot en met 14,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 31 augustus 2020 waarbij [betrokkene] is
verschenen samen met de bewindvoerder mw. [A] , bijgestaan door hun advocaat
mr. S.L. Geeraths. Ook [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat
mr. J. Engels. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt,
- de pleitnota van de zijde van de broer.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn broer en zus. De zus woonde tot het overlijden van de vader op [2011] bij haar ouders in de woning aan de [adres] te [plaats] . Na het overlijden van de vader is de zus met moeder in de woning blijven wonen.
Per januari 2018 is moeder verhuisd naar een beschermd wonen locatie. Vanaf dat moment woont de zus alleen in het ouderlijk huis.
2.2.
De broer is na het overlijden van de vader benoemd tot mentor en bewindvoerder van het vermogen van de moeder.
2.3.
De broer was in eerste instantie ook benoemd tot mentor en bewindvoerder van het vermogen van de zus. Bij beschikking van 26 maart 2020 van deze rechtbank is de broer op verzoek van de zus ontslagen als mentor en bewindvoerder van de zus. Tevens is in die beschikking De Stichting als opvolgend mentor en bewindvoerder van de zus benoemd.
2.4.
De broer komt regelmatig op het erf waar de zus woont. De zus wil niet dat de broer op het erf komt. De verstandhouding tussen broer en zus is bekoeld.
2.5.
De zus heeft in mei 2020 een kort geding procedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank (kenmerk: C/08/247706 / KG ZA 20-92), waarbij de zus heeft verzocht om primair een volledig, en subsidiair een gedeeltelijk contact- en locatieverbod van de broer. Deze rechtbank heeft op 19 juni 2020 haar kort geding vonnis gewezen, waarbij het gedeeltelijke locatieverbod is toegewezen.
2.6.
Het vonnis is op 23 juni 2020 aan de broer betekend.
2.7.
De advocaat van De Stichting althans de zus heeft bij brieven van 29 juni 2020 en 30 juli 2020 aan de advocaat van de broer kenbaar gemaakt dat de broer zich niet houdt aan het vonnis, met het daarin opgenomen verzoek dat de broer zijn zus met rust moet laten en haar privacy respecteert.
2.8.
Bij dagvaarding van 21 augustus 2020 heeft De Stichting althans de zus, de broer opnieuw in rechte betrokken.

3.Het geschil

3.1.
De Stichting althans de zus vordert -samengevat- dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- aan de broer een contact- en locatieverbod oplegt, waarbij het de broer is verboden om op alle mogelijke manieren contact op te nemen met de zus en het hem verboden is zich te bevinden in de straat alwaar de zus woonachtig is, te weten de [adres] te [plaats] ,
- althans de broer te verbieden zich te begeven op het terrein aan de [adres] te [plaats] gedurende de middagen vanaf 12.00 uur tot de ochtenden 8.30 uur, de weekenden, de feestdagen en tijdens vakanties en vrije dagen van de zus, en te bepalen dat het de broer niet is toegestaan om via de toegangsweg naar de woning het terrein te betreden, als ook de broer te verbieden om op een afstand van dichter dan twee meter te naderen,
- alles op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte van de dag dat de broer niet voldoet aan dit vonnis en met machtiging van de zus om vorenstaande desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie te bewerkstelligen,
- met veroordeling van de broer in de kosten van deze procedure tot een bedrag van
€ 331,89.
3.2.
De Stichting althans de zus legt -samengevat en zakelijk weergegeven- het volgende aan haar vordering ten grondslag. In het vonnis van de rechtbank van 19 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter uitdrukkelijk overwogen dat de broer de privacy van zijn zus dient te respecteren en de woning niet zal betreden/bezoeken. Ook is aan de broer meegegeven dat hij enkel de toegangsweg gebruikt die rechtstreeks loopt naar de schuren. De broer heeft zich hier niet aan gehouden en betreedt dagelijks het toegangspad dat leidt naar de woning van de zus. Daarnaast weigert de broer de privacy van de zus te respecteren. Volgens De Stichting althans de zus gluurt de broer vrijwel dagelijks naar binnen en maakt hij foto’s door de ramen. Ook inspecteert hij vrijwel dagelijks de containers. Aan de hand van de toegestuurde camerabeelden kan worden vastgesteld hoe laat de broer komt en gaat en wat hij ongeveer doet op en rondom het terrein en de woning. De zus is doodsbang voor haar broer en die angst wordt volgens haar steeds weer bevestigd door de handelingen en gedragingen van de broer. De zus heeft hierdoor last van lichamelijke klachten en durft op haar vrije door-de-weekse-dagen (ook tijdens de vakanties) niet voor 12.00 uur naar buiten te komen uit angst om haar broer tegen te komen. Volgens de zus leeft zij als een gevangene in haar eigen woning, met alle luiken en gordijnen gesloten. De zus heeft er belang bij dat aan de broer een uitgebreider contact- en locatieverbod wordt opgelegd.
3.3.
De broer heeft verweer gevoerd tegen de vordering van De Stichting althans de zus. Samengevat en zakelijk weergegeven concludeert de broer tot afwijzing van de vordering. Het verbod maakt een inbreuk op het grondrecht van de broer om zich vrijelijk te kunnen bewegen en vrijelijk contact met iemand op te nemen. Voor toewijzing van een dergelijk verbod moet er een reële dreiging bestaan voor toekomstig onrechtmatig handelen van de broer jegens de zus en daarvan is volgens de broer geen sprake. De broer heeft daarnaast naar voren gebracht dat hij zich heeft gehouden aan de inhoud van het vonnis van
19 juni 2020. Ook heeft de broer naar voren gebracht dat hij op het erf moet kunnen komen, omdat hij bewindvoerder en mentor is van zijn moeder. Daarnaast voert de broer het onderhoud uit van de tuin en klust hij in de schuren. Dat de broer in de containers kijkt, is een gewoonte geworden. De zus gooit soms belangrijke dingen weg, zo stelt de broer. Ook is het een gewoonte geworden dat de broer zo nu en dan aan de deurklink voelt en naar binnen kijkt, de zus vergat volgens de broer wel vaker om de deur op slot te doen. De broer heeft het altijd goed voorgehad met zijn zus, aldus de broer. Volgens de broer moet hij van de provincie de woning regelmatig inspecteren op verzakkingen en indien er sprake is van veranderingen, dit direct melden. Volgens de broer is er geen sprake van een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen en daarom moet de vordering worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de vorderingen heeft De Stichting respectievelijk de zus daarbij voldoende spoedeisend belang.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat een contact- en locatieverbod een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om vrijelijk contact op te nemen met een ander respectievelijk het recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel, moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.3.
In het vonnis van deze rechtbank van 19 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter onder andere overwogen:

(…)4.6. Feit is dat de zus angst ervaart en dat betekent simpelweg dat de broer met die angst rekening moet houden. Bovendien is het evident dat de zus belang heeft bij een ongestoord woongenot, en bij een voor haar veilig gevoel in de woning en op het erf. Dit gezegd hebbende is de voorzieningenrechter daar niet gerust op als de broer zich vrijelijk, dat wil zeggen: wanneer hij dat maar wil, naar het terrein kan begeven. De voorzieningenrechter vindt bovendien ook dat de broer de privacy van zijn zus dient te respecteren. De broer heeft aangegeven dat hij de privacy van zijn zus respecteert en dat hij al zoveel mogelijk rekening houdt met de aanwezigheid van zijn zus op het erf (…).
4.7. (…)
De voorzieningenrechter geeft de broer verder nog mee dat hij enkel het toegangspad gebruikt dat rechtstreeks loopt naar de schuren. Het toegangspad naar de woning hoeft de broer niet te betreden (…)’.
4.4.
De vraag waarover de voorzieningenrechter zich in deze kort geding procedure moet buigen, is of het gestelde gedrag van de broer met inachtneming van het toetsingskader zoals geschetst onder r.o. 4.2. en met inachtneming van (de overwegingen in) het vonnis van 19 juni 2020 zoals weergegeven onder r.o. 4.3. zodanig is (geweest), dat dit een verdergaande maatregel dan een contact- en locatieverbod rechtvaardigt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat het geval is zij overweegt daartoe het volgende.
4.5.
De broer heeft in de vorige procedure de toezegging gedaan de privacy van zijn zus te respecteren. Ook heeft de voorzieningenrechter in haar vonnis van 19 juni 2020 overwogen dat de broer de privacy van zijn zus moet respecteren. Daarnaast is aan de broer meegegeven dat hij enkel het toegangspad naar de schuren gebruikt en niet het toegangspad naar de woning. De voorzieningenrechter had de hoop dat een gedeeltelijk, minder vergaand locatieverbod voldoende was om de gemoederen tussen partijen te sussen en de zus het ongestoord woongenot te verschaffen, waarbij zij zonder angst haar leven kan leiden. Gelet op het feit dat De Stichting althans de zus zich opnieuw met een onderbouwde vordering tot deze rechtbank heeft gewend, constateert de voorzieningenrechter dat dit niet is gelukt.
4.6.
De Stichting heeft namens de zus naar voren gebracht dat de broer weigert de privacy van de zus te respecteren en dat de broer mede daardoor het vonnis van 19 juni 2020 meerdere malen heeft geschonden. Dit blijkt volgens De Stichting uit onder andere de volgende gedragingen c.q. handelingen van de broer:
- het maken van foto’s door de ramen;
- het maken van foto’s van eigendommen van de zus (bijvoorbeeld een fiets);
- het gluren in en rondom het huis;
- het controleren en het aan de straat zetten van de containers;
- het gebruiken van de toegangspad naar het huis;
- het controleren van de autodeur;
- het controleren van de deur van het huis, et cetera.
Ter onderbouwing van het standpunt van De Stichting dat de broer herhaaldelijk het vonnis heeft geschonden, heeft zij een usb-stick overgelegd met camerabeelden waarop de gedragingen van de broer te zien zijn. Hiervan is door De Stichting een overzicht gemaakt, welk overzicht is overgelegd als productie 8 van de dagvaarding.
Uit dit overzicht volgt wanneer de broer aankomt, vertrekt, via welk toegangspad hij aankomt, hoe lang hij daar is en wat hij daar doet.
4.7.
De broer heeft het overzicht als genoemd onder r.o. 4.6. niet weersproken. Ook heeft de broer bevestigd de andere gedragingen (foto’s maken, containers en deuren controleren) te hebben verricht. De broer zegt dat hij dit doet uit goede bedoelingen en/of uit gewoonte, omdat hij dat jaren zo heeft gedaan. De broer wil zijn zus absoluut niet bang maken, dat is volgens hem ook nergens voor nodig.
4.8.
Daar waar de broer heeft beloofd en heeft toegezegd dat hij de privacy van zijn zus respecteert en zal respecteren, handelt hij naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter het tegenovergestelde: de broer is dagelijks op het erf te vinden, hij gebruikt het toegangspad naar de woning en niet het toegangspad naar de schuren, hij controleert de containers, hij controleert de autodeur, hij controleert de achterdeur van de woning en hij maakt foto’s door het raam heen. Het standpunt van de broer dat hij dit uit goede bedoelingen doet en/of uit gewoonte, rechtvaardigt de handelingen van de broer niet. De broer stelt dat hij daar veel is omdat hij gebruik maakt van de schuren om zijn hobby uit te oefenen, maar de voorzieningenrechter constateert dat uit de camerabeelden voornamelijk volgt dat de broer, in de tijd dat hij er is, zich begeeft rondom de woning en niet in de schuren. Dat de broer zegt foto’s te moeten maken omdat de woning is betrokken bij de problematiek omtrent het ‘kanaaldrama’, en de broer in geval van verzakkingen/scheuren de Provincie moet informeren, volgt de voorzieningenrechter evenmin. Als onweersproken is door De Stichting gesteld dat er metertjes in de muur zijn geplaatst en dat die halfjaarlijks worden gemonitord. Dit betekent dat de broer dat niet dagelijks hoeft te controleren, ook niet uit hoofde van zijn bewindvoerderschap van zijn moeder. Al met al ziet de voorzieningenrechter geen noodzaak dat de broer (elke werkdag) op het erf moet zijn. Daarvoor heeft de broer te weinig gesteld. Ook oordeelt de voorzieningenrechter dat er geen noodzaak is om foto’s te maken, om de containers te controleren en aan de weg te zetten, om de fiets te fotograferen, om de autodeuren te controleren en om elke werkdag rondom het huis te lopen en de achterdeur te controleren.
4.9.
Begrijpelijk is dan ook het standpunt van de zus dat zij bang is voor haar broer. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter de verklaring van de zus dat zij, als zij vakantie heeft, in huis zit met de gordijnen dicht, omdat ze bang is haar broer tegen te komen. De zus heeft tijdens de mondelinge behandeling daarnaast verklaard het gevoel te hebben dat haar broer haar leven wil controleren en bepalen, een bepaalde macht over haar wil uitoefenen en alles wil controleren wat zij doet. Gelet op de camerabeelden en de overige stukken is bij de voorzieningenrechter de indruk gewekt dat het gevoel van de zus klopt, althans, de beelden geven in ieder geval voldoende aanleiding om aan te nemen dat het gevoel van de zus niet onterecht is. Dit gezegd hebbende acht de voorzieningenrechter een reële grond aanwezig voor de vrees die de zus heeft jegens haar broer.
4.10.
Als de broer het goed voor heeft met zijn zus, zoals hij dat stelt, was het wellicht verstandiger geweest dat de broer ook daadwerkelijk moeite zou doen om de privacy van haar te respecteren c.q. zich te houden aan (de overwegingen van) het vonnis van
19 juni 2020, door bijvoorbeeld geen deuren te controleren of door het toegangspad naar de schuren te gebruiken en niet het toegangspad naar de poort.
Dat de zus de poort niet dicht doet, betekent niet dat de broer gemakshalve maar het toegangspad naar de woning kan gaan gebruiken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende vast komen te staan dat de broer de privacy van zijn zus niet respecteert.
4.11.
Daar waar de voorzieningenrechter eerst nog vond dat de broer op het erf moest kunnen zijn omdat hij bewindvoerder en mentor is van zijn moeder, onder meer om de grote tuin te onderhouden, oordeelt zij daar, gelet op wat zij heeft gezien op de camerabeelden en gelet op wat zij heeft gehoord tijdens de mondelinge behandeling, op dit moment anders over. Van belang hierbij zijn de camerabeelden, waaruit onder andere volgt dat de broer slechts enkele keren in een relatief korte tijd het gras heeft gemaaid/met de tuin bezig is geweest. De voorzieningenrechter acht het standpunt van De Stichting dat het onderhoud van de tuin geen aanzienlijke klus is, getuige de beelden, voldoende aannemelijk. Bovendien is door de buren, zo volgt uit productie 11 van de dagvaarding, aan de zus hulp aangeboden bij het onderhoud van de tuin. De overige tijd dat de broer zich op het erf bevindt, is hij volgens de beelden voornamelijk bezig met het controleren van zijn zus. In de schuren bevindt de broer zich kennelijk niet of nauwelijks. Ook hieruit volgt dat de broer zich niet per se op het erf hoeft te begeven, ook niet uit hoofde van zijn taak als bewindvoerder en mentor van de moeder.
4.12.
Concluderend is de voorzieningenrechter van oordeel dat aan de broer een verdergaand contact- en locatieverbod moet worden opgelegd. Door De Stichting en de zus is voldoende aannemelijk gemaakt dat het handelen van de broer door de zus als intimiderend, kleinerend en bedreigend wordt ervaren. Vanuit het handelen van de broer gaat een zekere dreiging uit, die de zus een onveilig gevoel geeft in en rondom de woning. Uit de door De Stichting overgelegde stukken en camerabeelden volgt bovendien ook dat de broer op ontoelaatbare wijze inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn zus. Dit handelen is onrechtmatig. Op grond hiervan komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat sprake is van zwaarwegende omstandigheden die een inbreuk rechtvaardigen op het recht van de broer om zich vrijelijk te kunnen bewegen en/of contact op te kunnen nemen. Dit betekent dat de vordering van De Stichting dan wel de zus zal worden toegewezen, inclusief het straatverbod zodat de broer ook niet meer over de [straatnaam] mag komen. De broer heeft dit verdergaande verbod aan zijn eigen handelen te wijten.
4.13.
De voorzieningenrechter begrijpt dat dit vonnis voor de broer geen fijne boodschap is. Zij meent echter dat beide partijen hierbij uiteindelijk zijn gebaat en deze beslissing is nu nodig om de zus op adem te laten komen zodat zij zich vrij kan maken van de jarenlange controle door de broer. Het continue willen blijven controleren wat de zus doet en heeft gedaan, leidt niet tot een positief effect op de onderlinge verstandhouding, hoe goed de bedoelingen van de broer jegens zijn zus ook kunnen en zullen zijn. De broer kan er naar het oordeel van de voorzieningenrechter gerust op zijn dat De Stichting een (goed) oogje in het zeil houdt en dat zij de zus voorthelpt daar waar nodig. Hoe moeilijk en tegennatuurlijk dit misschien ook voor de broer zal zijn, hij zal zijn zus los moeten laten. De zus heeft uitgesproken haar eigen leven te willen leiden en zij heeft daar recht op.
4.14.
In verband met de eisen van proportionaliteit zal het verbod voor de duur van één jaar worden opgelegd.
4.15.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te maximeren als na te melden.
De gevorderde machtiging om dit vonnis ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie zal worden toegewezen.
4.16.
De vordering het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren op de minuut en op alle dagen en uren zal niet worden toegewezen. Het vonnis is op grond van de wet uitvoerbaar op de grosse. Daarnaast heeft De Stichting en/of de zus niet onderbouwd welk belang zij er bij heeft dat het vonnis uitvoerbaar op de minuut en op alle dagen en uren wordt verklaard.
4.17.
Gelet op de familierechtelijke band van broer en zus, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter in kort geding
5.1.
verbiedt de broer om gedurende één jaar na betekening van dit vonnis op alle mogelijke manieren contact op te nemen met de zus en verbiedt de broer zich te bevinden in de straat en op het perceel waar de zus woonachtig is, te weten de [adres] te [woonplaats 1] , en wel op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte van de dag dat de broer niet voldoet aan dit vonnis, met een maximum van € 10.000,00,
5.2.
machtigt De Stichting althans de zus om met behulp van de sterke arm van politie en justitie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de broer het in 5.1. bepaalde verbod overtreedt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2020.