ECLI:NL:RBOVE:2020:3018

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
C/08/252833 / KG ZA 20-173
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing straatverbod en afwijzing contactverbod in kort geding wegens huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, die een samenlevingsrelatie hadden en drie minderjarige kinderen. Eiseres heeft meerdere keren met haar kinderen op een geheim adres gewoond vanwege huiselijk geweld door gedaagde. Eiseres vorderde een straatverbod en een contactverbod tegen gedaagde, die in persoon verscheen. De rechtbank heeft het straatverbod toegewezen, omdat er een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen door gedaagde bestond, wat de bewegingsvrijheid van eiseres en de kinderen ernstig beperkte. De rechtbank oordeelde dat de huidige situatie niet langer kon worden gevergd van eiseres en de kinderen, die al meerdere keren moesten verhuizen naar een geheim adres. Het contactverbod werd afgewezen, omdat er een bestaande (begeleide) omgangsregeling tussen gedaagde en de kinderen was, en de rechtbank wilde deze regeling niet frustreren. De voorzieningenrechter heeft de verboden voor de duur van drie maanden opgelegd en een dwangsom van € 500,00 per overtreding vastgesteld, met een maximum van € 5.000,00. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/252833 / KG ZA 20-173
Vonnis in kort geding van 28 augustus 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M.E. Kikkert te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen zullen hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de aanvullende producties
  • de akte houdende vermeerdering van eis met producties
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden via Skype. Verschenen zijn: [eiseres] vergezeld door mr. Kikkert en [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een samenlevingsrelatie gehad waaruit drie kinderen zijn geboren: - [minderjarige 1] , geboren [2009] ;
  • [minderjarige 2] , geboren [2013] ;
  • [minderjarige 3] , geboren [2019] .
2.2.
Het gezag over [minderjarige 1] berust bij beide partijen. Het gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] berust bij [eiseres] .
2.3.
Partijen hebben met hun kinderen samengewoond in de (koop)woning aan de [adres 1] te [plaats] . [eiseres] betaalt de hypotheek en de andere kosten van de woning.
2.4.
Vanaf december 2019 zijn [eiseres] en [gedaagde] uit elkaar. De kinderen wonen sindsdien bij moeder.
2.5.
Sinds december 2019 is Veilig Thuis Twente (VTT) betrokken wegens huiselijk geweld en aanslagen die op het adres aan de [adres 1] te [plaats] zijn gepleegd. Ook is Curess (ambulante spoedhulp), alsmede de [gemeente] bij het gezin betrokken. [eiseres] krijgt hulp van Kadera – aanpak huiselijk geweld (hierna: Kadera).
2.6.
Op 15 januari 2020 heeft [eiseres] aangifte gedaan tegen [gedaagde] van valsheid in geschrifte door zich bij de gemeente, met het paspoort van [eiseres] en met vervalsing van haar handtekening, als wonende op het adres [adres 1] te laten registeren.
2.7.
Op 29 februari 2020 heeft [eiseres] aangifte gedaan tegen [gedaagde] van diefstal uit en vernieling van de woning aan de [adres 1] te [plaats] doordat hij, na vonnis van de rechtbank waarin stond dat hij de woning moest verlaten, alles uit de woning heeft gesloopt en weggehaald.
2.8.
Op 22 april 2020 heeft [eiseres] aangifte gedaan van vernieling. De woning aan de [adres 1] is met verf beklad en er zijn bakstenen door de ruiten gegooid.
2.9.
De kinderen zijn sinds 7 mei 2020 onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Overijssel.
2.10.
De moeder van [eiseres] heeft op 19 en 22 mei 2020 aangifte gedaan tegen [gedaagde] van vernieling van haar woning en haar auto.
2.11.
Op 24 mei 2020 heeft [eiseres] aangifte gedaan tegen [gedaagde] van brandstichting bij de woning aan de [adres 1] te [plaats] .
2.12.
Op 29 mei 2020 heeft [eiseres] aangifte gedaan tegen [gedaagde] van mishandeling op 20 december 2019, en bedreigingen sindsdien.
2.13.
Er is sprake van begeleide omgang tussen [gedaagde] en de kinderen.
Curess begeleidt de omgang.
2.14.
Op 7 augustus 2020 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, het verzoek van Stichting Jeugdbescherming Overijssel tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 16 juli 2020 (inhoudende dat Stichting Jeugdbescherming wekelijks contact heeft met politie, [gemeente] , Veilig Thuis Twente en de vrouwenopvang om een passende oplossing/vervolg te vinden in het kader van de woonplek van [eiseres] en de kinderen, en [eiseres] dus niet kan terugkeren naar de woning aan de [adres 1] ) afgewezen en de vervallenverklaring daarvan toegewezen.
De kinderrechter heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:

Het verbod om in de eigen woning in [plaats] te wonen is een zeer ingrijpende aanwijzing die grote sociale en financiële gevolgen heeft: moeder en de kinderen kunnen niet verder leven in hun vertrouwde omgeving, op de kortere termijn zijn er dubbele woonlasten en op de langere termijn moet de woning worden verkocht. De aanwijzing ontneemt moeder het recht om met de kinderen te wonen waar zij wil. Die zeer ingrijpende inbreuk op haar rechten is alleen gerechtvaardigd als duidelijk sprake is van een zeer ernstige noodzaak voor de inbreuk.
De kinderrechter ziet die noodzaak (nu) niet. De GI (Stichting Jeugdbescherming Overijssel, voorzieningenrechter) heeft gesteld dat de politie de veiligheid van moeder en de kinderen niet kan garanderen als zij verblijven in de koopwoning in [plaats] , maar de advocaat van moeder heeft er terecht op gewezen dat die stelling niet nader is onderbouwd. In het dossier bevindt zich geen enkel document waarin de politie laat weten dat en waarom het onvoldoende veilig is als moeder en de kinderen in de koopwoning verblijven. In deze omstandigheden kan de huidige schriftelijke aanwijzing niet in stand blijven. Daarom wordt de schriftelijke aanwijzing niet bekrachtigd en wel vervallen verklaard.
Daar wil de kinderrechter het niet bij laten. Als de politie op overtuigende gronden schriftelijk zou verklaren dat en waarom de veiligheid van de kinderen niet voldoende kan worden gegarandeerd als zij in de koopwoning in [plaats] wonen, is hij namelijk van oordeel dat de GI moeder wel kan verbieden daar met de kinderen te wonen. In dat geval is er wel een voldoende ernstige noodzaak voor die inbreuk op de rechten van moeder. (…)
.
2.15.
[eiseres] is vervolgens met de kinderen teruggekeerd naar de woning te [plaats] .
2.16.
Op 13 augustus 2020 heeft [gedaagde] onder meer het volgende per WhatsApp aan [eiseres] bericht:

Ik kom alle 3 kinderen vandaag bij je
weghalen dit zal ik ook doorgeven
aan [X]”.
2.17.
Op 14 augustus 2020 is de dagvaarding van deze kort gedingprocedure aan [gedaagde] betekend.
2.18.
Op 14 augustus 2020 heeft [gedaagde] onder meer het volgende per WhatsApp aan [eiseres] bericht:

Ga naar curaçao
Vergeeet je kinderen
Je bent een slechte moeder
(…)
Kinderen ben jij kwijt
Er word zo een volgende poging
gedaan
Geef de kinderen mee kunne ze naar
[Y]
Anders pleeggezin
Wat wil je
1 van de 2 gaat vandaag gebeuren
Ben voor je deur
(…)
Ik spoor de hele dag door om bij
kinderen bij jou weg te halen
Stoertje spelen en verstoppertje vind
mijn kinderen wel
Komt goed ze gaan ieder geval weg
bij jou
Je bent mijn kinderen niet waard jij
(…)
Nu is klaar en genoeg Kids bij jou weg
is echt het beste
Kun je gwn blijven wonen dar waar
mijn geld in zit. Maar kids over mij
lijk.
(…)
Ik zie de kinderen
maandag op school. Mijn prioriteit
ligt nu de kinderen bij jou weghalen.
(…)”.
2.19.
Op 14 augustus 2020 heeft de kinderrechter in deze rechtbank, locatie Almelo mondeling een spoedmachtiging uithuisplaatsing verleend aan Stichting Jeugdbescherming Twente voor de kinderen.
2.20.
Bij e-mailbericht van 14 augustus 2020 heeft de kinderrechter in deze rechtbank, locatie Almelo, het volgende bericht aan onder meer Stichting Jeugdbescherming Twente:

Vorige week heb ik een beschikking gegeven over de [minderjarigen] . (…)
Zojuist heb ik contact gehad met de heren [A] van [B] van JBOv. Zij vertelden gisteren dat moeder weer met de kinderen naar de koopwoning in [plaats] zit. Ik heb toen herhaald wat in de beschikking staat: ik wil dat JBOv voldoende aannemelijk maakt dat het voor de kinderen daar onveilig is. Vanochtend kreeg ik een proces-verbaal van bevindingen met een opsomming van vreselijke incidenten in en rondom die woning in de periode tot en met mei, maar zonder de gevolgtrekking dat het daar nu voor de kinderen beslist onveilig is. Zonet kreeg ik te horen dat vader contact heeft opgenomen met [A] en [B] met de mededeling dat hij met een (knok)ploeg ingrijpt als de kinderen eind van deze middag nog in de woning zijn.
(…)
Maar wie er waaraan ook schuldig is, duidelijk is nu wel dat het voor de kinderen niet pluis is in de koopwoning in [plaats] . Ik verleende daarom om 13.25 spoedmachtiging UHP voor twee weken voor de drie kinderen. (…)”.
2.21.
De spoedmachtiging is uiteindelijk niet gebruikt en ingetrokken. [eiseres] is met de kinderen wederom uit de woning te [plaats] vertrokken. [eiseres] verblijft momenteel met de kinderen op een geheime locatie. De kinderen gaan niet naar school.
2.22.
[eiseres] heeft bij verzoekschrift van 19 augustus 2020 de kinderrechter in deze rechtbank, locatie Almelo, onder meer verzocht om te bepalen dat [gedaagde] de omgang tussen hem en de kinderen wordt ontzegd, alsmede te bepalen dat [eiseres] wordt belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] verbiedt zich gedurende één jaar na betekening van dit vonnis zich op te houden dan wel zich te bevinden binnen een afstand van 500 meter rond de woning van [eiseres] aan de [adres 1] te [plaats] ;
II. [gedaagde] verbiedt om zich gedurende één jaar na betekening van dit vonnis op te houden dan wel zich te bevinden binnen een straal van 500 meter van de school van de kinderen van partijen, zijnde de [naam school] , gevestigd aan de [adres 2] te [plaats] en het daarbij behorende schoolplein;
III. [gedaagde] verbiedt om zich gedurende één jaar na betekening van dit vonnis op te houden dan wel te bevinden op het (de) sportcomplexen en dat daarbij behorende parkeerterrein(en) waar de kinderen van partijen hun sportactiviteiten verrichten;
IV. [gedaagde] verbiedt om gedurende één jaar na betekening van dit vonnis op enigerlei wijze direct dan wel indirect contact op te nemen met [eiseres] en de kinderen van partijen, waaronder contact via de post, telefoon, sms, internet dan wel enige andere wijze [eiseres] en de kinderen van partijen rechtstreeks te benaderen;
V. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 per geconstateerde overreding, te voldoen binnen 48 uur nadat deze overtreding aan hem is betekend, doch met een maximum van € 5.000,00, althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
VI. bepaalt dat indien het maximum aan dwangsommen is verbeurd dit kortgeding vonnis ten uitvoer gelegd kan worden met lijfsdwang, in die zin dat aan [eiseres] gedurende één jaar na betekening van dit vonnis verlof wordt verleend om dit vonnis ten uitvoer te leggen met lijfsdwang met dien verstande dat zij [gedaagde] bij iedere overtreding van dit straat-en contactverbod telkens voor de tijd van 24 uur in gijzeling kan doen stellen, alsmede de machtiging tot het inroepen van de sterke arm van politie en justitie;
VII. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en heeft afwijzing van het gevorderde bepleit.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
4.2
[eiseres] vordert een straatverbod en een contactverbod. Vooropgesteld wordt dat een straat- en contactverbod een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen respectievelijk het recht om vrijelijk contact op te nemen met een ander. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel, moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Het moet aannemelijk zijn dat er een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen door [gedaagde] jegens [eiseres] bestaat en dat het gevorderde verbod noodzakelijk is ter afwending van die dreiging. Of daarvan sprake is, zal hierna blijken.
4.3.
Voor de beoordeling van de vraag of de gevorderde ingrijpende maatregelen gerechtvaardigd zijn, is vooral van belang wat zich de afgelopen tijd tussen partijen heeft afgespeeld en of het handelen van [gedaagde] in de periode nadat de relatie tussen partijen was verbroken, kan worden aangemerkt als een wederrechtelijke inbreuk op de privésfeer van [eiseres] , die het opleggen van de gevraagde verboden rechtvaardigt.
4.4.
[eiseres] wil met de kinderen terugkeren naar de woning in [plaats] . Zij ondervindt momenteel ernstige beperkingen in haar bewegingsvrijheid. Ondanks dat zij en de kinderen slachtoffer zijn in deze situatie, is het voor haar onacceptabel om steeds met de kinderen te moeten verplaatsen naar een geheim adres.
4.5.
[eiseres] verdenkt [gedaagde] van de aanslagen en de vernielingen die op de woning aan de [adres 1] te [plaats] zijn gepleegd. [gedaagde] betwist dat hij achter de aanslagen en de vernielingen zit. In kort geding is niet komen vast te staan dat [gedaagde] alle (strafrechtelijke) gedragingen waarvan [eiseres] aangifte heeft gedaan heeft begaan (deze aangiftes zijn nog in strafrechtelijk onderzoek). Dat kan - gelet op het beperkte karakter van een kort gedingprocedure - in deze procedure ook niet worden vastgesteld.
Uit de stellingen en de daartoe overgelegde stukken kan echter wel in voldoende mate worden vastgesteld dat [gedaagde] bij zijn vertrek uit de woning in februari 2020 vernielingen heeft aangericht. Hij heeft immers erkend dat hij die dag in de woning was om alle inboedel mee te nemen (mail van 30 maart 2020 aan de moeder van [eiseres] ). Voorts kan uit de overgelegde stukken (zie ook hiervoor onder 2.18. en 2.20.) in voldoende mate worden vastgesteld dat [gedaagde] bedreigingen heeft geuit richting [eiseres] (en ook richting de betrokken hulpverlenende instanties) en herhaaldelijk op dreigende wijze heeft geuit dat hij de kinderen zal weghalen bij [eiseres] . Hij heeft via WhapsApp berichten aangekondigd dat hij de kinderen bij [eiseres] weg zal halen (bij school of bij de woning in [plaats] ) en de kinderen zal meenemen. Die herhaaldelijke dreiging van [gedaagde] om de kinderen weg te halen bij [eiseres] bij school dan wel bij de woning, veroorzaakt grote onrust bij [eiseres] en de kinderen.
4.6
Uit de WhatsApp berichten en overige dossierstukken blijkt dat het [gedaagde] met name te doen is om de woning aan de [adres 1] . Hij stelt dat die woning ook van hem is, of in elk geval (deels) met zijn geld is betaald. Hij wil niet dat [eiseres] daar woont en doet alsof de woning van haar is. Het feit dat zij daar, met zijn kinderen, zou wonen, frustreert hem, zo begrijpt de voorzieningenrechter.
Van wie de woning is, staat in de kort geding niet vast, maar wel staat vast dat in een eerder kort geding vonnis is uitgesproken dat [eiseres] daar met de kinderen mag wonen. Zij heeft derhalve het recht om daar – ongestoord – te wonen.
4.7.
De spanningen tussen [eiseres] en [gedaagde] hebben [eiseres] , al dan niet op aanwijzing van Stichting Jeugdbescherming Overijssel, moeten doen besluiten telkens een andere (geheime) woonomgeving te zoeken met de kinderen, met als gevolg dat de kinderen nu niet in hun vertrouwde omgeving verblijven, niet naar school en sport gaan, [eiseres] haar werk niet kan uitoefenen en [eiseres] en de kinderen niet in de buurt verblijven van hun familie.
Dat kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet langer worden gevergd van [eiseres] en de kinderen.
4.8.
Het is van belang dat er rust komt in het leven van [eiseres] en dat van de kinderen. Die rust is er nu niet. De huidige situatie belemmert de ontwikkeling van de kinderen.
4.9.
Handhaving van de huidige situatie acht de voorzieningenrechter dan ook niet in het belang van [eiseres] en de kinderen. De voorlopige voorzieningen die hierna zullen worden getroffen, zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd. In voldoende mate is gebleken dat sprake is van een voortdurende, ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] door [gedaagde] .
Deze inbreuk is, mede gelet op de wijze waarop deze de gemoedstoestand van [eiseres] én die van de kinderen van partijen beïnvloedt, zodanig ernstig dat deze een beperking van [gedaagde] in zijn bewegingsvrijheid rechtvaardigt. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting bestaat er bovendien een reële dreiging van vergelijkbaar toekomstig onrechtmatig handelen. [eiseres] wordt telkens door de gedragingen van [gedaagde] gedwongen zich te verplaatsen met de kinderen. In de afgelopen zes maanden heeft [eiseres] al vijf keer met de kinderen naar een andere (geheime) locatie moeten verhuizen. Keer op keer heeft [gedaagde] [eiseres] via WhatsApp bericht (zie hiervoor onder 2.18.) dat hij de kinderen bij haar weg zal halen omdat zij geen goede moeder zou zijn voor de kinderen.
De voorzieningenrechter ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om aan te nemen dat in de gedragingen van [gedaagde] (spoedig) verandering zal komen.
4.10.
Het belang van [eiseres] en de kinderen op een leefomgeving zonder dreigende aanwezigheid van [gedaagde] weegt momenteel zwaarder dan het belang van [gedaagde] om zich juist in het zeer beperkte gebied, waar de woning op het [adres 1]
te [plaats] , zich bevindt, te begeven. Dit geldt eveneens voor de school en de sportplek van de kinderen (capoeira en atletiek). Gesteld noch gebleken is dat er zich in deze beperkte gebieden bestemmingen bevinden, waarvoor geldt dat niet van [gedaagde] kan worden gevergd dat hij zich niet daar mag ophouden. Het door [eiseres] gevorderde straatverbod zal derhalve op de hierna volgende wijze worden toegewezen.
4.11.
Indachtig de overwegingen van de kinderrechter (zie hiervoor onder 2.14. en 2.20.) gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat het voldoende veilig is voor [eiseres] en de kinderen om terug te keren naar de woning in [plaats] . Mocht dat niet zo blijken te zijn dan gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat [eiseres] - in samenspraak met de betrokken hulpverlenende instanties - zal handelen in het belang van de kinderen.
4.12.
Het gevorderde contactverbod wijst de voorzieningenrechter af. Tussen [gedaagde] en de kinderen geldt momenteel een (begeleide) omgangsregeling. Toewijzing van een contactverbod zou die omgangsregeling frustreren. De voorzieningenrechter wil met dit vonnis in geen geval de daarover gegeven beslissing van de kinderrechter doorkruisen.
Moeder heeft een verzoek tot beëindiging van de omgangsregeling ingediend (alsook eenhoofdig gezag) bij de kinderrechter van deze rechtbank. Het is aan de kinderrechter als bodemrechter om daarover een beslissing te geven.
4.13.
In verband met de eisen van proportionaliteit zullen de verboden voor de duur van drie maanden worden opgelegd.
4.14.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd zoals hierna wordt vermeld. De gevorderde lijfsdwang wordt afgewezen. De voorzieningenrechter ziet in de huidige omstandigheden geen aanleiding om aan te nemen dat het opleggen van een dwangsom een onvoldoende prikkel zal zijn voor [gedaagde] om te voldoen aan het straatverbod.
4.15.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] gedurende drie maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden binnen een afstand van 500 meter rond de woning aan de [adres 1] te [plaats] ,
5.2.
verbiedt [gedaagde] gedurende drie maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden binnen een afstand van 500 meter rond de school van de kinderen van partijen, [naam school] aan de [adres 2] te [plaats] en het daarbij behorende schoolplein,
5.3.
verbiedt [gedaagde] gedurende drie maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden op het (de) sportcomplexen en het (de) daarbij behorende parkeerterrein(en) waar de kinderen hun sportactiviteiten (Capoeira en atletiek) verrichten,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1, 5.2. en 5.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: