ECLI:NL:RBOVE:2020:315

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
C/08/215245 / HA ZA 18-125
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over gebreken in de levering van casco houten onderdelen voor woningbouw met schadevergoeding aan consument

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 januari 2020 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de vennootschap onder firma Solid Timber en [X]. Solid Timber had houten casco onderdelen (CLT) geleverd aan [X] voor de bouw van zijn woning. [X] vorderde betaling van de laatste factuur van € 24.462,58, maar hield de betaling op omdat hij schadevergoeding eiste wegens gebreken in de kwaliteit van het geleverde hout en vertraging in de montage. De rechtbank oordeelde dat Solid Timber tekort was geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, omdat de geleverde materialen niet voldeden aan de verwachtingen die [X] op basis van de overeenkomst mocht hebben. De rechtbank volgde de conclusie van de deskundige, die had vastgesteld dat er gebreken waren in de kwaliteit van het geleverde CLT-materiaal. De rechtbank kende [X] een schadevergoeding toe van in totaal € 88.857,00, inclusief een bedrag voor extra uren die hij had gemaakt. Solid Timber werd veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/215245 / HA ZA 18-125
Vonnis van 15 januari 2020
in de zaak van

1.vennootschap onder firma SOLID TIMBER,

gevestigd te Utrecht,
2.
[A],
wonende te [plaats 1] ,
3.
[B],
wonende te [plaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.A. Rila te Utrecht,
tegen
[X],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.H.M. de Jonge te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna Solid Timber en [X] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 januari 2019
  • het deskundigenbericht
  • de conclusie na deskundigenbericht van Solid Timber
  • de conclusie na deskundigenbericht van [X] , tevens houdende akte eiswijziging
  • de antwoordakte eiswijziging van Solid Timber.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en reconventie
De stand van zaken
2.1.
Deze zaak gaat over het volgende. Solid Timber heeft houten casco onderdelen (CLT) aan [X] geleverd voor de bouw van zijn woning. In conventie vordert Solid Timber betaling van haar laatste factuur ad € 24.462,58 inclusief btw. [X] heeft de betaling van de laatste factuur opgeschort, omdat hij meent aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding wegens vertraging in de montage en gebreken in de kwaliteit van het geleverde hout. In reconventie vordert hij schadevergoeding wegens deze vertraging in de montage en gebreken.
2.2.
In de tussenvonnissen van 26 september 2018 en 16 januari 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat (productie)fouten in de geleverde materialen - waardoor vertraging in de montage is ontstaan en daarmee meerwerk voor [X] - een tekortkoming opleveren in de verplichtingen van Solid Timber uit hoofde van de overeenkomst. De daaruit voortvloeiende schade komt voor rekening van Solid Timber. Naast de reeds geboden compensatie door Solid Timber heeft [X] recht op een schadevergoeding van € 798,00 wegens “extra kosten” (r.o. 2.5 van het tussenvonnis van 16 januari 2019).
2.3.
Voor wat betreft de gestelde gebreken in de kwaliteit van de geleverde materialen heeft de rechtbank een deskundigenbericht bevolen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de deskundige om proceseconomische redenen - in verband met mogelijk te leveren bewijs over wat partijen hebben bedoeld met het verstrekken van een monster door Solid Timber aan [X] - de gestelde gebreken dient te beoordelen aan de hand van twee verschillende maatstaven, namelijk op basis van (i) het verstrekte monster en (ii) de volgens de deskundige geldende vereisten met als minimumnorm de geldende Europese normen. Als deskundige is benoemd de heer ing. R.J.E. Hillebrink van SHR Hout Research. De rechtbank heeft de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd aan de deskundige:
Stemt het geleverde CLT-materiaal voor wat betreft het zichtwerk van de verdiepingen (de wanden en plafonds van de slaapkamers en de gangzone) in de woning van [X] volgens u overeen met het aan [X] verstrekte monster, rekening houdend met het feit dat hout een natuurproduct is en dat er meerdere monsters zijn getoond aan [X] ? Wilt u daarbij specifiek ingaan op de door [X] gestelde gebreken voor wat betreft het zichtwerk van de verdiepingen in de bijlage bij de brief van 18 augustus 2017 van mr. Van Wijk (productie 8 bij dagvaarding)?
Voldoet het geleverde CLT-materiaal voor wat betreft het zichtwerk in de garage, de bijkeuken en de verdiepingen in de woning van [X] volgens u aan de daaraan te stellen vereisten, met als minimumnorm de daarvoor geldende Europese normen? Wilt u daarbij specifiek ingaan op de door [X] gestelde gebreken voor wat betreft het zichtwerk in de garage, de bijkeuken en de verdiepingen in de bijlage bij de brief van 18 augustus 2017 van mr. Van Wijk (productie 8 bij dagvaarding)?
Indien er volgens u sprake is van gebreken bij de beantwoording van vraag 1, welke gebreken kunnen dan - gelet op de aard daarvan - volgens u worden gekwalificeerd als productiefouten en welke zijn hoogstwaarschijnlijk ontstaan als gevolg van de montage? Hoe dienen deze gebreken (te onderscheiden naar productiefouten en montagefouten) volgens u te worden hersteld en wat is de geschatte omvang van de kosten voor herstel, rekening houdend met de huidige marktomstandigheden in de bouw? Kan het gezin van [X] tijdens eventuele herstelwerkzaamheden in de woning verblijven en zo nee, wat is de geschatte duur voor verblijf elders?
Indien er volgens u sprake is van gebreken bij de beantwoording van vraag 2, hoe dienen deze gebreken dan volgens u te worden hersteld en wat is de geschatte omvang van de kosten voor herstel, rekening houdend met de huidige marktomstandigheden in de bouw? Kan het gezin van [X] tijdens eventuele herstelwerkzaamheden in de woning verblijven en zo nee, wat is de geschatte duur voor verblijf elders?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Deskundigenrapport en eiswijziging
2.4.
De deskundige heeft in zijn rapport - voor zover van belang - in antwoord op vraag 1 het volgende geconcludeerd:
Het aan [X] verstrekte en tijdens de inspectie aan deskundige overhandigde houten proefmonster geeft een te mooi beeld vergeleken met wat in de praktijk voor CLT-materiaal mogelijk en gebruikelijk is in vuren. Het betreft echter ook maar één relatief klein monster en het monster geeft een zeer strak beeld weer van vurenhout welke wellicht mogelijk is tussen in vuren altijd aanwezige onvolkomenheden. De andere monsters waarover gesproken wordt in de documenten zijn niet getoond aan de deskundige tijdens de inspectie. Het beeld hiervan is alleen op basis van foto’s uit de ontvangen documenten. De leverancier heeft naar de mening van de deskundige een te mooi beeld geschetst met de referentie (proef)monsters. In de offerte wordt onder punt 5 van de aandachtspunten aangegeven dat het proefmonster een goede indruk geeft van het uiteindelijke resultaat. Op de proefmonsters zijn veel minder en veel kleinere onvolkomenheden aanwezig en het geeft een veel rustiger beeld voor het zichtwerk. (…) De aanwezige onvolkomenheden (zoals kwasten, scheuren harsgangen, hartstralen etc.) in het geleverde CLT zijn groter en meer aanwezig dan in de aangeleverde houtmonsters en dan vooraf aan [X] zijn aangegeven en mocht verwachten. Kwasten en andere onvolkomenheden komen vrijwel altijd voor in vuren delen. (…)
Naast de onvolkomenheden in het vuren hout (kwasten, scheuren, harsgangen, hartstralen ed.) zoals aangegeven in de bijlage zijn er tussen elk afzonderlijk vuren deel, in meer en mindere mate, open naden aanwezig in alle CLT-elementen. (…) Onder punt 6 van de offerte wordt betreffende naden aangegeven dat rekening gehouden dient te worden met mogelijk plaatselijke haarnaden tussen de lamellen als gevolg van het krimpen en zwellen van het hout door wisselende omstandigheden en de relatief grote afmetingen. Hieraan is niet voldaan, er is hier geen sprake van mogelijk plaatselijke haarnaden.
Dat er geen naden tussen de planken/delen ontstaan is vrijwel onmogelijk. Het hout is met een houtvochtgehalte (ca 16%) geleverd en geplaatst en droogt bij deze binnentoepassing tot een evenwichtsvochtgehalte van 8-10%. Bij dit terugdrogen krimpt het hout in de breedte en dikte, afhankelijk van de breedte van de delen, zeker enkele millimeters. Dit is ook duidelijk zichtbaar door de aanwezige grote en vele naden. Ook komen er CLT elementen voor waarbij op meerdere plaatsen langere splinters/delen vuren hout niet aanwezig zijn. Deze waren al tijdens de productie aanwezig en dit betreft een productiefout. Gesteld moet worden dat de (zicht)kwaliteit van het geleverde CLT niet overeenstemt met de verstrekte houtmonsters en ook niet aan de omschrijvingen in de offerte.
Mechanisch aangebrachte schades, welke voorkomen in de CLT delen op de verdiepingen, zoals het foutief of te kort (afzagen van) het dakelement, het zeer onzorgvuldig zagen/frezen rondom de kozijnopeningen, beschadigingen ter plaatse van inloopkast (hoofdslaapkamer), scheurvorm ing boven hoofdslaapkamerdeur zijn ontstaan tijden transport naar de bouwplaats. Schade zoals zwarte strepen, scheuren en beschadigingen aan de randen zijn grotendeels al ontstaan tijdens transport naar de bouwplaats en mogelijk deels tijdens de montage. Deze zijn (los van eventueel nog aan te brengen afwerklatten) voor zichtwerk niet aanvaardbaar.
En in antwoord op vraag 2:
Als we de door de leverancier aangegeven EN 13017-1 norm hanteren, uitgaande van classificatie A (zichtwerk verdiepingen) en B (voor garage en bijkeuken) voor het geleverde vuren hout dan voldoet het CLT op veel punten niet aan de gestelde criteria.
Voor het zichtwerk op de verdiepingen (classificatie A) komen dan te veel en te grote en te lange scheuren voor (eis: maximaal een enkele oppervlakkige scheur), kwasten zijn onbeperkt toegestaan tot max. 40 mm; grote kwasten >40 mm komen echter veelvuldig voor, te veel hartlijnen/straal van meer 400 mm, te grote en te veel (niet gerepareerde) harszakken (eis: max. een enkele tot 3 x 40 mm).
Aan de eis betreffende de kwaliteit van de oppervlaktebewerking (eis: een kleine fout is toegestaan) wordt ook niet voldaan. Er komen op meerdere plaatsen delen voor waarbij langere splinters/stukken hout ontbreken, voornamelijk vanaf vingerlassen. Voor de garage en bijkeuken (classificatie B) komen dan te veel en te grote en te lange scheuren voor (eis: maximaal oppervlakkig en een enkele eindscheur tot 50 mm lengte), gezonde vastzittende kwasten zijn onbeperkt toegestaan en te grote en te veel (niet gerepareerde) harszakken (eis: max. een enkele tot 5 x 50 mm).
Aan de eis betreffende de kwaliteit van de oppervlaktebewerking (eis: een enkele fout is toegestaan) wordt niet voldaan. Er komen op meerdere plaatsen delen voor waarbij langere splinters/stukken hout ontbreken voornamelijk vanaf vingerlassen.
De aanwezigheid van open lijmnaden tussen de vuren planken onderling zou volgens de aangewezen productspecificaties volgens EN 13017-1 niet toegestaan zijn in zichtwerk classificatie A en in klasse B zijn open naden <100 mm/m lijmnaad maximaal mogelijk. Het productieproces is echter zodanig dat de plankjes van het CLT afzonderlijk, niet in de dikte van de plankjes, met elkaar worden verlijmd. Alleen in de breedte van de plankjes worden ze verlijmd (waarbij mogelijk lijmresten tussen de delen lekt). Er is eigenlijk geen sprake van lijmnaden tussen de plankjes onderling. De norm bedoelt echter wel met de eisen de open naden tussen de plankjes. Dat hier geen lijm is toegepast in het productieproces doet hier niets aan af. In dit geval voldoen vrijwel alle naden niet aan de gestelde eisen zowel voor klasse A als B. (…)
Een houtpakket leveren met een vochtgehalte van 10-12 % is misschien wel mogelijk maar in de praktijk komt er meestal niets van terecht om zulke lage houtvochtgehalten te leveren voor zulke pakketten. Naden tussen de houten delen zijn te verwachten, misschien niet zulke grote naden maar helemaal zonder naden is vrijwel onmogelijk.
Mechanisch aangebrachte schades, welke voorkomen in de CLT delen op de verdiepingen, zoals het foutief of te kort (afzagen van) het dakelement, het zeer onzorgvuldig zagen/frezen rondom de kozijnopeningen, beschadigingen ter plaatse van inloopkast (hoofdslaapkamer), scheurvorming boven hoofdslaapkamerdeur zijn ontstaan tijden transport naar de bouwplaats. Schade zoals zwarte strepen, scheuren en beschadigingen aan de randen zijn grotendeels al ontstaan tijdens transport naar de bouwplaats en mogelijk deels tijdens de montage. Deze zijn (los van eventueel nog aan te brengen afwerklatten) voor zichtwerk niet aanvaardbaar. In de garage en bijkeuken komen ook enkele mechanische schades voor (stukjes af, zwarte strepen, verkleuringen) en een wand in de garage is te kort geleverd. De te kort geleverde wand voldoet niet aan de criteria.
In antwoord op vraag 3:
Alle gebreken met betrekking tot de houtkwaliteit, naden en ontbrekende splinters zijn productiefouten. Mechanisch aangebrachte schades, welke voorkomen in de CLI delen op de verdiepingen, zoals het foutief of te kort afzagen van de dakelementen, het zeer onzorgvuldig zagen/frezen rondom de kozijnopeningen en beschadigingen ter plaatse van inloopkast (hoofdslaapkamer) zijn onder verantwoordelijkheid van de leverancier gemaakt en vallen dus ook onder productiefouten. De scheurvorming boven hoofdslaapkamerdeur was al aanwezig bij levering, evenals enkele vuilstrepen, beschadigingen en scheuren en vallen onder productiefouten. Een enkele kleine beschadiging of bandafdruk en vuilstreep kan tijdens het hijsen zijn ontstaan. Dit is niet altijd te voorkomen, echter dit is niet meer exact na te gaan. Deze in zeer geringe mate aanwezige schades vallen onder montagefouten.
Gezien de hoeveelheid gebreken aan de houten delen van de CLT-wanden zoals in de bijlage van dit rapport aangegeven, is herstellen hiervan, zodanig dat er wordt voldaan aan de criteria van de verkregen houtmonsters en de omschrijving in de offerte, niet haalbaar. Na het wegfrezen van de knoesten/kwasten en het repareren van de houten delen zal het resultaat nooit de uitstraling en kwaliteit van het getoonde houtmonster kunnen benaderen. Ook de openstaande naden tussen de houten delen kunnen niet geheel conform de vooraf aangegeven specificaties en aangeleverde monsters worden hersteld of dichtgezet.
Een andere oplossing kan zijn om de bestaande CLI-wanden te voorzien van nieuwe houten delen over de bestaande houten delen van de CLT-wanden. Deze houten delen dienen dan de kwaliteit en uitstraling van het houtmonster te hebben of moeten het tenminste voldoende benaderen. Ook moeten de nieuwe houten delen een houtvochtigheid hebben van ca 10-12%. Als de houten delen met een gangbare houtvochtigheid van ca 18% worden aangebracht dan zullen er na het aanbrengen van de nieuwe houten delen behoorlijke naden tussen de nieuwe houten delen komen door de droging van het hout. Dan is ook de vraag nog of de nieuwe houten delen met minimale gebreken zoals het getoonde houtmonster geleverd kunnen worden. Er zijn houten (nagenoeg foutloze) delen te leveren met een houtvochtigheid van ca 10-12% maar de levertijd is erg lang en het kostenplaatje is dan buiten proporties. Ook zijn de houtlengten beperkt tot ca 270 cm. Bij langere lengten worden de houten delen verlengd door middel van vingerlassen wat een andere uitstraling geeft dan houten delen uit één lengte.
Het alternatief voor het herstel van de CLT-wanden is dat alle wanden aan de binnenzijden worden voorzien van een plaatafwerking. Een afwerking met bijvoorbeeld houten meubelpanelen (bijv. 19 mm Eurabo meubelplaat) is mogelijk.
Een andere mogelijkheid is de CLT-wanden aan de binnenzijden te voorzien van gipsplaten. De gipsplaten kunnen rechtstreeks worden aangebracht op de bestaande CLT-wanden. De afwerking van de naden kan gedaan worden met gaasband en jointfiller waarna de gipsplaten worden afgefilmd met bijvoorbeeld een dunne pleisterlaag of eventueel worden voorzien van glasvlies. Beide afwerkingen kunnen worden gesausd/geschilderd met een latex muurverf. Dit is een andere uitstraling dan de eerder gekozen houten delen. Een voordeel van het aanbrengen van de gipsplaten is wel dat alles erg strak kan worden afgewerkt. In bijlage 2 is een kostenbegroting opgenomen voor deze herstelmethoden. Hierbij is uitgegaan van een herstel in fases waarbij het herstel per kamer wordt uitgevoerd. Hierdoor zou het gezin in de woning kunnen blijven. Het zal wel enige tijd voor overlast zorgen. Het alternatief dat het gezin tijdelijk ergens anders verblijft is gezien de werkzaamheden niet persé noodzakelijk en deze kosten zijn dan ook niet meegenomen.
In antwoord op vraag 4:
Gezien de hoeveelheid gebreken aan de houten delen op de verdiepingen zoals in de bijlage van dit rapport aangegeven, is herstellen hiervan, zodanig dat er wordt voldaan aan de criteria van kwaliteitsnorm EN 13017-1 klasse A, niet haalbaar. Na het wegfrezen van de knoesten/kwasten en andere niet toelaatbare onvolkomenheden en het repareren van de houten delen zal het resultaat nooit de uitstraling en kwaliteit van de norm kunnen benaderen en blijven de reparaties altijd zichtbaar. Ook de openstaande naden tussen de houten delen kunnen niet geheel conform de classificatie A van de EN 13017-1 worden hersteld.
Om de wanden en plafonds van de garage en bijkeuken te laten voldoen aan klasse B volgens de EN 13017-1 is herstel mogelijk in de vorm van reparatie.
Voor de verdiepingen geldt het hersteladvies zoals aangegeven onder vraag 3 en voor de garage en
bijkeuken is een hersteladvies met kostenbegroting opgesteld. In bijlage 2 zijn kostenbegrotingen opgenomen voor deze herstelmethoden. Hierbij is uitgegaan van een herstel in fases waarbij het herstel per kamer wordt uitgevoerd. Hierdoor zou het gezin in de woning kunnen blijven. Het zal wel enige tijd voor overlast zorgen. Het alternatief dat het gezin tijdelijk ergens anders verblijft is gezien de werkzaamheden niet persé noodzakelijk en deze kosten zijn dan ook niet meegenomen.
2.5.
[X] heeft geen bezwaren geuit tegen de inhoud of de totstandkoming van het deskundigenbericht. Wel heeft hij zijn eis in reconventie gewijzigd in die zin dat hij de kosten voor tijdelijk verblijf elders tijdens de herstelwerkzaamheden intrekt. Voorts heeft hij te kennen gegeven dat hij kiest voor het door de deskundige genoemde eerste alternatief voor het herstel van de gebreken, namelijk alle wanden aan de binnenzijde voorzien van plaatafwerking. Hij vermeerdert om die reden zijn eis tot het door de deskundige begrote schadebedrag van € 92.863,00 (in plaats van de eerder gevorderde vergoeding van € 71.173,33). Tevens vordert hij veroordeling van Solid Timber in de kosten van de deskundige.
2.6.
Solid Timber heeft tegen de wijziging van eis voor wat betreft de kosten van de deskundige formeel bezwaar aangetekend. Volgens haar is bedoelde eiswijziging onnodig, omdat deze kosten voor rekening dienen te komen van de partij die in het ongelijk is gesteld. Daardoor is deze eiswijziging volgens Solid Timber in strijd met de goede procesorde.
2.7.
Het bezwaar tegen de wijziging van eis wordt ongegrond verklaard, omdat die wijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Ook al behoort de uiteindelijke veroordeling in de kosten van een deskundige tot de proceskosten, het staat een partij vrij aan de rechtbank te vragen de wederpartij in de proceskosten te veroordelen. Daarop zal de rechtbank vervolgens beslissen.
Bezwaren Solid Timber
2.8.
Solid Timber heeft diverse bezwaren geuit tegen de inhoud en de totstandkoming van het deskundigenbericht. De rechtbank verwerpt de algemene stellingen van Solid Timber dat de deskundige niet onafhankelijk zijn werk zou hebben uitgevoerd, processtukken niet zou hebben bestudeerd of dat het deskundigenbericht in het algemeen onzorgvuldig tot stand zou zijn gekomen. Daarvan is volstrekt onvoldoende gebleken. In het bijzonder wenst de rechtbank hierbij op te merken dat Solid Timber er zelf voor heeft gekozen om niet aanwezig te zijn bij de inspectie op 8 mei 2019. De deskundige heeft vervolgens gelet op zijn onafhankelijkheid in deze meer gedaan dan van hem verwacht hoefde te worden: hij heeft het verzoek van [X] om mee te kijken met de inspectie afgewezen, omdat Solid Timber niet aanwezig was. Op de afzonderlijke bezwaren zal de rechtbank hierna ingaan.
2.9.
Volgens Solid Timber heeft de deskundige geen rekening gehouden met de afbakening van de te beoordelen oppervlakken in de vraagstelling van de rechtbank. Die mening deelt de rechtbank niet. De deskundige heeft bij de beantwoording van de vragen - nadat hij daarop door Solid Timber was gewezen in reactie op het conceptrapport - voldoende duidelijk weergegeven om welke oppervlakken het gaat. Ook uit de bijlagen bij het rapport blijkt afdoende welk zichtwerk is beoordeeld.
2.10.
Met betrekking tot de monsters waarmee de deskundige rekening heeft gehouden merkt de rechtbank het volgende op. In het tussenvonnis van 16 januari 2019 heeft de rechtbank opgemerkt dat aan vraag 1 zal worden toegevoegd dat er meerdere monsters zijn getoond, maar daarbij heeft de rechtbank aangetekend dat partijen twisten over de vraag hoeveel monsters zijn getoond en van welke kwaliteit. In die zin was de deskundige dan ook met name aangewezen op het verstrekte monster, maar is voor de volledigheid gewezen op het feit dat meerdere monsters zijn getoond. De deskundige heeft zich dan ook terecht met name gebaseerd op het verstrekte monster.
2.11.
De deskundige heeft - anders dan Solid Timber betoogt - voldoende onderscheid gemaakt tussen productie- en leveringsfouten. Dat blijkt onder meer uit de conclusie van de deskundige onder vraag 3 dat een enkele kleine beschadiging of bandafdruk en vuilstreep tijdens het hijsen kan zijn ontstaan en dat deze in zeer geringe mate aanwezige schades vallen onder montagefouten.
2.12.
Voorts heeft Solid Timber opgemerkt dat de deskundige grotendeels voorbij zou zijn gegaan aan de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst, zoals de waarschuwing dat hout kan krimpen en zwellen als gevolg van wisselende klimatologische omstandigheden, maar ook dat is afgesproken dat de kopse zijden van de CLT-elementen zouden worden afgewerkt met een aftimmering en deze zijden daarom niet als zichtwerk zijn overeengekomen. Het eerste punt over het krimpen en zwellen van het hout heeft de deskundige meegenomen in zijn rapport. Voor het andere punt geldt dat de deskundige heeft aangegeven alleen het overeengekomen zichtwerk te hebben beoordeeld. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de beoordeling ook op andere zaken dan het overeengekomen zichtwerk ziet. Bovendien heeft de deskundige in reactie op vragen van Solid Timber hierover opgemerkt dat het hem duidelijk was dat de dagkanten nog moeten worden afgewerkt, maar “dat op basis van de huidige situatie van de frezingen wellicht andere afwerklatten nodig zijn om de grote oneffenheden te kunnen afdekken”.
2.13.
Ten aanzien van de oppervlakte heeft de deskundige opgemerkt (in reactie op de opmerkingen van Solid Timber op het conceptrapport) dat hij deze zelf heeft berekend. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die berekeningen te twijfelen.
2.14.
Met betrekking tot de opmerkingen van Solid Timber over de open naden tussen de CLT-elementen merkt de rechtbank het volgende op. De deskundige heeft afdoende toegelicht dat de geconstateerde naden geen haarnaden zijn. Ook na een bepaalde periode mag een consument bovendien verwachten dat er geen naden optreden die groter zijn dan vermeld in de overeenkomst.
2.15.
Ten aanzien van het vochtgehalte heeft Solid Timber nieuwe producties in het geding gebracht. Deze zullen wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.
2.16.
Verder heeft Solid Timber zich op het standpunt gesteld dat de conclusie van de deskundige dat plaatselijk herstel niet haalbaar is, zodat de gehele oppervlakte moet worden hersteld c.q. voorzien van een plaatafwerking, onbegrijpelijk is. De rechtbank verwerpt dit standpunt. Gelet op de hoeveelheid gebreken die door de deskundige zijn geconstateerd (en een en ander ziet niet alleen op het aantal kwasten/noesten en of hartstralen/harszakken), heeft de deskundige voldoende toegelicht dat plaatselijk herstel niet mogelijk is en dat de door hem voorgestelde opties leiden tot deugdelijk herstel gelet op de kwaliteitsnormen respectievelijk de kwaliteit van het verstrekte monster.
Conclusie met betrekking tot het deskundigenbericht
2.17.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank - anders dan door Solid Timber betoogd - geen aanleiding om een andere deskundige te benoemen of voorbij te gaan aan delen van het rapport. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare.
2.18.
[X] heeft kenbaar gemaakt dat hij herstel wenst conform het eerste voorstel van de deskundige (alle wanden aan de binnenzijde voorzien van een plaatafwerking), omdat dit voorstel het meest aansluit op de uitgangspunten van de bouw van de woning. Daarbij sluit de rechtbank zich aan.
2.19.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om de door de deskundige geraamde herstelkosten deels voor rekening van [X] te laten komen. Hoewel de deskundige heeft gemeld dat er mogelijk montagefouten zijn gemaakt, heeft hij daarbij vermeld dat deze schades in zeer geringe mate aanwezig zijn. Daarmee rekening houdend ziet de rechtbank geen reden om de herstelkosten te matigen. Aan het standpunt van Solid Timber dat de door de deskundige genoemde plaatafwerking geen onderdeel is van de overeenkomst en dat [X] daardoor ongerechtvaardigd verrijkt zou worden, gaat de rechtbank voorbij. Deze herstelmethode doet het meest recht aan een correcte uitvoering van de overeenkomst en heffen de tekortkomingen van Solid Timber op, terwijl het ook naar eigen zeggen van Solid Timber beduidend lagere kosten met zich meebrengt dan het opnieuw leveren van het materiaal en het monteren ervan. Dit betekent ook dat de rechtbank de door Solid Timber bij akte na deskundigenbericht overgelegde offertes van Javi en Intrica terzijde schuift, omdat deze offertes zien op plaatselijk herstel al dan niet in combinatie met het plaatsen van meubelplaten.
2.20.
Wel zal de rechtbank Solid Timber volgen in haar standpunt dat de casco onderdelen onbehandeld zouden worden geleverd, zodat de kosten voor het schuren (€ 5.670,00) en beitsen (€ 4.350,00) van de houten delen en het plaatsen van aftimmeringen (€ 4.300,00) niet voor rekening van Solid Timber komen.
2.21.
De rechtbank concludeert op basis van de bevindingen van de deskundige dat Solid Timber op basis van beide maatstaven tekort is geschoten in de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, omdat de geleverde materialen niet de eigenschappen bezitten die [X] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Aan een bewijsopdracht over de vraag of Solid Timber het model slechts bij wijze van aanduiding heeft verstrekt (zie r.o. 4.15 van het tussenvonnis van 26 september 2018) komt de rechtbank dan ook niet toe.
Conclusie in conventie en reconventie en proceskosten
2.22.
De rechtbank zal overgaan tot het toewijzen van een schadevergoeding conform het voorstel van de deskundige minus de in r.o. 2.20 genoemde posten. Dit levert een bedrag aan schadevergoeding op van (€ 92.863,00 -/- € 5.670,00 -/- € 4.350,00 -/- € 4.300,00 =) € 78.543,00 voor het voorzien van plaatafwerking op alle wanden aan de binnenzijde en een bedrag van € 9.516,00 voor het herstel van de garage/bijkeuken, in totaal een bedrag van € 88.059,00 voor herstelkosten. Daarbij komt nog een bedrag van € 798,00 wegens schadevergoeding voor extra uren van [X] , zodat een bedrag van € 88.857,00 toewijsbaar is. Laatstgenoemd bedrag moet allereerst in mindering worden gebracht op het restant van de factuur van Solid Timber ten bedrage van € 24.462,58 inclusief btw, welk bedrag in conventie is gevorderd.
2.23.
Al met al betekent dit dat de vordering in conventie zal worden afgewezen (met inbegrip van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente) en dat in reconventie een bedrag van € 64.394,42 zal worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 18 april 2018 zoals gevorderd.
2.24.
Solid Timber zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X] worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 895,00
- salaris advocaat
2.085,00(3,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 2.980,00.
2.25.
In reconventie worden de kosten aan de zijde van [X] begroot op:
- kosten deskundige 7.947,28
- salaris advocaat
1.042,50(3,0 punten × factor 0,5 × tarief € 695,00)
Totaal € 8.989,78.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Solid Timber in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 2.980,00,
in reconventie
3.3.
veroordeelt Solid Timber om aan [X] te betalen een bedrag van € 64.394,42 (vierenzestig duizenddriehonderdvierennegentig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 18 april 2018 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt Solid Timber in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 8.989,78,
3.5.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: