De rechtbank Overijssel heeft op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die werd verdacht van witwassen van aanzienlijke geldbedragen. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van het witwassen van bedragen variërend van € 10.000 tot € 468.720,27, waarbij de herkomst van het geld verborgen zou zijn. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond op verschillende zittingen in 2018 en 2019. De officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.P. Vroegh, pleitte voor vrijspraak.
Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat op 15 januari 2016 een bedrag van € 108.638,75 was overgemaakt naar de gezamenlijke bankrekening van de verdachte en haar echtgenoot, met als omschrijving 'Verkoop aandelen'. De verdachte had op dezelfde dag € 10.000 contant opgenomen. Bij een doorzoeking van haar woning werd € 7.520 aan contant geld aangetroffen. De officier van justitie stelde dat het subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen van € 10.000 wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de bedragen op de gezamenlijke rekening van criminele oorsprong waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2020.