Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding en 7 producties
- de mondelinge behandeling op 28 juli 2020 en de voortzetting daarvan op
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 23 september 2020, is een kort geding aanhangig gemaakt door een vrouw tegen haar ex-man en hun twee volwassen zonen. De vrouw vorderde een straat- en contactverbod voor een periode van twee jaar, omdat zij zich bedreigd voelde door haar ex-man en zonen. De vrouw had eerder aangifte gedaan van bedreigingen door haar ex-man, die onder andere had gedreigd haar en haar nieuwe partner iets aan te doen. De vrouw had de echtelijke woning verlaten en het huwelijk was duurzaam ontwricht. Tijdens de procedure werd vastgesteld dat er in de periode voorafgaand aan de zitting geen nieuwe incidenten hadden plaatsgevonden, wat leidde tot de conclusie dat partijen elkaar met rust hadden gelaten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende spoedeisend belang was voor het toewijzen van de gevraagde voorlopige voorzieningen, omdat de situatie niet was geëscaleerd en partijen in staat leken elkaar te mijden. De vordering van de vrouw werd afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.