Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[X],
1.De procedure
10 februari 2020. [B] heeft daarop gereageerd met haar conclusie van antwoord en daarbij een tegeneis ingediend (vordering in reconventie). Daarna hebben partijen nog schriftelijk op elkaars standpunten gereageerd, zowel in conventie als in reconventie.
2.De beoordeling
Waarover gaat deze zaak?
vorderingen van de curator moet afwijzen.
gevoerde bewind verschuldigd zijn. Daarom moet [B] in dit geval aan [X] kunnen
tonen waaraan zij zijn vermogen heeft besteed en hoeveel daarvan over is.
optellen tot het bedrag dat [B] heeft vastgesteld op € 8.146,55, merkt de kantonrechter aan als kosten voor het ‘onderhoud’ van [X] . Ouders zijn verplicht om in het onderhoud van hun kinderen te voorzien (zie artikel 1:392 van het Burgerlijk Wetboek). Dat onderhoud
moeten zij bekostigen uit het eigen vermogen of inkomen. Daarom mogen ouders het
vermogen van hun kinderen niet aanwenden voor kosten van verzorging en opvoeding van deze kinderen. Als [B] over het vermogen van [X] had willen beschikken anders dan in het kader van een normaal beheer, had zij daarvoor machtiging moeten vragen van de
kantonrechter. Dat geldt ook voor de tijd dat [B] ‘alle zeilen diende bij te zetten’ na de echtscheiding, zoals zij schrijft. Maar [B] heeft geen machtiging gevraagd en mocht dus niet het spaargeld van [X] gebruiken. Dat betekent dat [X] , anders dan [B] zegt, wel degelijk schade lijdt doordat zijn vermogen is verdampt.