Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[geopposeerde sub 1] ,
[geopposeerde sub 2],
1.De procedure
- de verzetdagvaarding van 7 september 2020,
- de mondelinge behandeling.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak gaat het om een verzet in kort geding dat is ingesteld door [opposant] tegen een eerder verstekvonnis van 19 augustus 2020. [opposant] vordert ontheffing van de veroordeling die hem verplichtte om medewerking te verlenen aan de overdracht van een woning aan [geopposeerde sub 1]. De achtergrond van het geschil ligt in een koopovereenkomst die op 30 september 2019 is gesloten, waarbij [opposant] een woning verkocht aan [geopposeerde sub 1] voor een prijs van € 175.000,-. [opposant] stelt dat er naast deze koopprijs ook een extra bedrag van € 50.000,- in contanten is afgesproken, wat door [geopposeerde sub 1] wordt betwist. Tijdens de zitting op 13 augustus 2020 is [opposant] niet verschenen, waarna het verstekvonnis is gewezen. In het verzet stelt [opposant] dat hij ernstig ziek is en dat de koopovereenkomst in strijd is met de openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelt dat [opposant] niet heeft aangetoond dat er naast de koopprijs andere afspraken zijn gemaakt en dat het verzet niet slaagt. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [opposant] af en bekrachtigt het eerdere verstekvonnis.