Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
RENTREE,
gevestigd en kantoorhoudende te Deventer,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Rentree, een stichting gevestigd in Deventer, en een gedaagde partij die een sociale huurwoning huurt. Rentree vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat zij stelde dat de gedaagde de woning niet had bewoond gedurende een periode van anderhalf jaar. De gedaagde betwistte deze vordering en voerde aan dat zij wel degelijk in de woning woonde, maar dat zij vanwege verbouwingswerkzaamheden en haar werkuren niet vaak zichtbaar was voor buren.
De kantonrechter oordeelde dat Rentree niet voldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde de woning niet bewoonde. De rechter wees op de verklaringen van de gedaagde en haar verweer dat zij in de woning woonde, maar dat de benedenverdieping nog niet volledig ingericht was. De rechter concludeerde dat er onvoldoende aannemelijkheid bestond dat de gedaagde tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Daarom werden alle vorderingen van Rentree afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in huurgeschillen en dat een kort geding niet geschikt is voor uitgebreid bewijsonderzoek. De rechter gaf aan dat er mogelijk verder onderzoek nodig is, bijvoorbeeld door getuigenverhoren, om de feiten volledig vast te stellen.