ECLI:NL:RBOVE:2020:3487

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
C/08/253427 / KG ZA 20-183
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van straat- en contactverbod in echtscheidingsprocedure met betrekking tot kind

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 29 september 2020, is een kort geding aanhangig gemaakt door een vrouw tegen haar ex-echtgenoot. De vrouw vordert een straat- en contactverbod tegen de man, die haar op 15 augustus 2020 heeft gefilmd zonder haar toestemming. Dit incident heeft geleid tot een escalatie in hun echtscheidingsprocedure, die in maart 2020 is gestart. De vrouw heeft na het incident de omgang tussen de man en hun dochter beëindigd en vordert nu maatregelen om haar veiligheid te waarborgen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen ernstig zijn verstoord, maar oordeelt dat de vrouw onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de man stelselmatig inbreuk maakt op haar persoonlijke levenssfeer. De rechter wijst erop dat het incident met de opname een eenmalig voorval lijkt te zijn en dat de man sindsdien geen contact heeft gezocht. Bovendien heeft de man toegezegd zich in de toekomst niet meer bij de woning van de vrouw te vertonen.

De rechter benadrukt het belang van een goede omgang tussen de man en hun dochter en wijst op de noodzaak van hulpverlening. De vrouw heeft aangegeven dat zij zich onveilig voelt, maar de rechter concludeert dat de vorderingen van de vrouw niet gerechtvaardigd zijn op basis van de huidige feiten. De vorderingen worden afgewezen, en de kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team familie-en jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/253427 / KG ZA 20-183
Vonnis in kort geding van 29 september 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. H. Zobuoglu te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Rijs te Enschede .
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de producties 1 tot en met 12;
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] gehuwd. Op [geboortedag] 2016 hebben partijen een dochter genaamd [naam dochter] gekregen.
2.2.
Partijen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Het echtscheidingsverzoek is namens de vrouw in maart 2020 ingediend. Op 5 maart 2020 heeft zij met de dochter van partijen de echtelijke woning verlaten en is zij naar een eigen woning verhuisd.
2.3.
Op 15 augustus 2020 heeft de man door het raam van de woning van de vrouw gekeken en opnames gemaakt van de vrouw en haar nieuwe vriend, terwijl de vrouw intiem was met haar vriend. De man stuurde de vrouw hierop een bericht met een screenshot van de door hem gemaakte opname, met de tekst dat hij een filmpje heeft gezien met in de hoofdrol een vrouw van Turkse origine en waarin hij dreigt de opname met anderen te zullen delen als de vrouw niet datgene doet wat de man van haar vraagt. De vrouw heeft hierop de politie gebeld en aangegeven dat zij aangifte wenst te doen tegen de man. Hierop heeft de politie de man gebeld. De man heeft tegen de politie gezegd dat hij dit tijdens een emotioneel moment heeft gezegd en heeft toegezegd de opname te zullen verwijderen en met niemand te zullen delen.
2.4.
De vader van de man heeft de vader van de vrouw een in de Turkse taal opgesteld bericht gestuurd met een foto waarop het huis van de vrouw en een voor dat huis geparkeerde auto te zien is. Bij de foto heeft de vader van de man de opmerking geplaatst dat [naam dochter] hem zou hebben verteld dat zich een andere man in de woning bevindt en dat hij zich ernstig zorgen maakt.
2.5.
Nadat de vader van de vrouw er door het instellen van een blokkade voor heeft gezorgd dat hij geen berichten meer kan ontvangen van de vader van de man, heeft de vader van de vrouw een bericht ontvangen van de moeder van de man, waarbij zij de opname stuurt die de man op 15 augustus 2020 heeft gemaakt.
2.6.
De vrouw heeft aangifte gedaan tegen de man en diens moeder voor
het verspreiden van de opname. Aanvullend is tegen de man aangifte gedaan wegens het
ongevraagd maken van opnames van de vrouw. De politie heeft Veilig Thuis ingeschakeld.
2.7.
De vrouw heeft ervoor gekozen om de omgang tussen de man en [naam dochter] te beëindigen. De man is als reactie hierop een procedure voorlopige voorzieningen gestart.
2.8.
De vrouw heeft de man op 20 augustus 2020 gevraagd om [naam dochter] niet op te halen van school waarop man reageerde met “we will see”. De vrouw heeft [naam dochter] op 21 augustus 2020 eerder van school opgehaald.
2.9.
Bij beschikking van 17 september 2020 heeft de rechtbank [naam dochter] voor de duur van het echtscheidingsgeding toevertrouwd aan de vrouw en verstaan dat met betrekking tot het recht van [naam dochter] op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders de man en de vrouw in samenspraak met de wijkcoach afspraken zullen maken over de (voorlopige) zorg- en contactregeling tussen de man en [naam dochter] .
2.10.
De man heeft op 17 september 2020 contact opgenomen met de gemeente [naam gemeente] om een wijkcoach toegewezen te krijgen.
2.11.
Op 22 september 2020 heeft de vrouw een gesprek gehad met haar wijkcoach.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert samengevat - dat aan de man een, zo nodig met de sterke arm van justitie en politie te handhaven, gebieds- dan wel straatverbod wordt opgelegd op grond waarvan hij niet dicht bij de woning van de vrouw en de school van [naam dochter] mag komen. Daarnaast vordert de vrouw dat het de man wordt verboden op enigerlei wijze contact met haar of haar ouders op te nemen. Ook vordert de vrouw dat de man wordt veroordeeld om de opname die hij heeft gemaakt van de vrouw en haar huidige vriend op 15 augustus 2020 en waarvan hij en zijn ouders een exemplaar in hun bezit hebben, zo nodig met de hulp van een ICT-deskundige te verwijderen, te (doen) vernietigen, onder opgave aan de advocaat van de vrouw dat de opname is vernietigd en op welke wijze dit is geschied. Tot slot vordert de vrouw dat zal worden bepaald dat de man bij overtreding van de verboden en het niet naleven van veroordeling met betrekking tot de opname, dwangsommen zal verbeuren en dat hij wordt veroordeeld in de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de man er moeite mee heeft om te accepteren dat de relatie met de vrouw op de klippen is gelopen. Hij beschuldigt de vrouw er ten onrechte van dat zij vreemd is gegaan. De vrouw heeft pas na het indienen van het echtscheidingsverzoek een nieuwe relatie gekregen. De man heeft volgens de vrouw psychische problemen waarvoor hij medicatie heeft gekregen. Die medicatie laat hij in huis rondslingeren wat gevaarlijk is voor [naam dochter] . Ook heeft de man een alcoholverslaving. De vrouw vreest dat de man een terugval heeft en dit ertoe leidt dat de man totaal niet wenst in te zien dat zijn gedrag verkeerd is. Hij maakt een bijzonder labiele indruk op de vrouw. De vrouw heeft een dagboek bijgehouden over het gedrag van de man in de afgelopen periode en in het bijzonder in de periode van 9 augustus tot en met 20 augustus 2020. In november 2019 beschuldigde de man de vrouw ervan vreemd te gaan en eiste hij dat zij hem haar telefoon gaf. Dat heeft de vrouw geweigerd. De vrouw stelt dat zij vervolgens midden in de nacht door de man is gewekt, waarbij de man [naam dochter] in zijn armen had. De man gaf aan dat hij [naam dochter] had gewekt en dat niemand zou gaan slapen totdat hij zijn zin zou krijgen en de vrouw haar telefoon aan hem zou afgeven. De volgende dag is de vrouw naar de huisarts en Veilig Thuis gegaan, omdat het gedrag van de man onhoudbaar was geworden en zij niet wist hoe hiermee om te gaan. De vrouw kreeg een coach toegewezen en hulp via Kopp is ingezet op initiatief van de vrouw. Het incident waarbij de man op 15 augustus 2020 een opname van de vrouw en haar vriend heeft gemaakt was de druppel die de emmer deed overlopen. De advocaat van de man bagatelliseert het gedrag van man en stelt dat zijn gedrag niet de schoonheidsprijs verdient als het gaat om het maken van de opnames en het versturen hiervan aan de ouders van de vrouw, maar de man zou dit enkel hebben gedaan om hiermee te bewijzen dat de vrouw zou zijn vreemd gegaan gedurende het huwelijk van partijen. Het versturen van deze opname heeft volgens de vrouw geleid tot ernstige reputatieschade en een onherstelbare breuk tussen de vrouw en haar ouders. De vrouw stelt dat de man heel goed wist dat dit het gevolg zou zijn van zijn handelen en hij ook heel goed weet dat de ouders van de vrouw conservatief zijn. De vader van de vrouw is emotioneel ingestort. De vrouw heeft op 15 augustus 2020 per direct alle onderhandelingen die gaande waren in het kader van de echtscheiding stop gezet en heeft ervoor gekozen om de omgang tussen de man en [naam dochter] te beëindigen. Ook heeft zij hem gevraagd om [naam dochter] niet van school op te halen op 21 augustus 2020. Vanwege de reactie van de man was de vrouw bang dat de man haar verzoek zou negeren en om een scene op het schoolplein te voorkomen heeft de vrouw [naam dochter] die dag eerder van school gehaald. De vrouw is bang voor de man. Zijn onvoorspelbare gedrag maakt de vrouw erg nerveus en wat haar extra nerveus maakt is dat de man zijn ouders zo ver krijgt om zich te verlagen tot - in de ogen van de vrouw - vieze spelletjes en dat zij hem aan lijken te moedigen in plaats van zijn gedrag te corrigeren. De vrouw stelt geen enkele zekerheid te hebben dat de man de van haar en haar vriend gemaakte opnames heeft verwijderd en vreest op een later moment weer met de opnames geconfronteerd te zullen worden.
3.3.
De man voert gemotiveerd verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Gebleken is dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen ernstig zijn verstoord. Partijen lijken niet meer in staat om op een behoorlijke manier te communiceren, hetgeen tot escalaties leidt. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling van het geschil.
4.2.
Een straat- dan wel gebiedsverbod en, als afgeleide daarvan, een contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk rechtvaardigen.
4.3.
Partijen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de voorzieningenrechter vast dat partijen zich in eerste instantie in het belang van [naam dochter] , de dochter van partijen, coöperatief hebben opgesteld. Op
8 juli 2020 heeft er een viergesprek plaatsgevonden en op 10 augustus is er een concept-ouderschapsplan opgesteld. Het incident met het filmpje op 15 augustus 2020 en het daarna (door de moeder van de man) doorsturen aan de ouders van de vrouw, heeft voor een kentering gezorgd. Als direct gevolg daarvan heeft de vrouw onder meer de omgang van de man en [naam dochter] beëindigd en zij heeft dit kort geding aangespannen.
4.4.
Ter onderbouwing van haar vorderingen in kort geding wijst de vrouw erop dat zij het belangrijk vindt dat [naam dochter] contact heeft met haar vader en dat zij dat contact ook steeds mogelijk heeft gemaakt. Na het incident op 15 augustus 2020 is zij het vertrouwen in de man helemaal kwijt geraakt. De vrouw wijst op de psychische problematiek van de man, waarvoor hij medicatie gebruikt en op zijn alcoholgebruik dat volgens haar op zichzelf al een probleem is, maar in combinatie met de door hem gebruikte medicatie helemaal. De vrouw vindt de man labiel en onvoorspelbaar en betwijfelt of hij in staat is om goed voor hun vierjarige dochter te zorgen. De vrouw heeft het gevoel dat zij degene is die steeds stappen moet zetten, maar dat de man niets doet om tot afspraken over de omgang met [naam dochter] te komen. Ook wordt de vrouw steeds angstiger. Zij wil de straat op kunnen gaan zonder steeds over haar schouder te moeten kijken. De vrouw wijst erop dat de man afgelopen maandag onverwacht bij de school van [naam dochter] is verschenen en dat hij haar heeft weggeduwd toen zij hem vroeg om weg te gaan. De komst van de man bij de school was in strijd met de gemaakte afspraken. De vrouw wil zich veilig voelen en rust hebben en wil niet onverwacht met de man geconfronteerd worden of door hem steeds worden bestookt met WhatsApp-berichten.
4.5.
De man wijst erop dat de door de vrouw in het geding gebrachte WhatsApp-correspondentie en het maken en sturen van het filmpje dateren uit een heftige periode in het echtscheidingsproces. In het heetst van de strijd zijn er door de man dingen gezegd en gedaan die niet gezegd of gedaan hadden mogen worden. Het is uit de hand gelopen, maar dat ligt in het verleden. De man zal de vrouw niet meer lastig vallen. Het enige dat hij wil is contact met zijn dochter, die hij nu al ruim een maand niet heeft gezien. Dan man vindt dat hij ten onrechte wordt neergezet als gevaarlijk, als een psychopaat, terwijl onderbouwing ontbreekt. In juli van dit jaar vond nog het viergesprek plaats en in augustus is het concept-ouderschapsplan opgesteld. Op dat moment had de man drie keer per week omgang met [naam dochter] . Zo’n twee maanden later wordt hij door de vrouw als gevaarlijk bestempeld. Er wordt volgens de man nu ten onrechte gesuggereerd dat hij te pas en te onpas overal zou verschijnen, maar dat is niet waar. De man is tegen het advies van Veilig Thuis in een keer naar de school van [naam dochter] gegaan, maar dat was op een moment dat Veilig Thuis alleen nog maar met de vrouw en nog niet met de man had gesproken. Later heeft hij naar zijn zeggen toestemming gekregen van Veilig Thuis om [naam dochter] bij school te zien en te knuffelen. Dat is met instemming van de vrouw ook gebeurd. Afgelopen maandag is hij weer, dit keer zonder vooraf overleg met de vrouw te hebben gehad, naar school gegaan om [naam dochter] te zien en te knuffelen. De vrouw probeerde dat te belemmeren. De man betwist dat hij haar heeft weggeduwd. Hij geeft aan dat [naam dochter] blij was hem te zien, maar dat het voor haar verwarrend was dat zij daarna door haar moeder in de bakfiets werd gezet en dat ze zijn wegreden. De man heeft daarop voor zichzelf besloten dat hij niet nog eens onaangekondigd bij de school van [naam dochter] zal verschijnen voordat er via het hulverleningstraject een regeling tot stand is gekomen. Anders dan de vrouw stelt heeft hij wel degelijk stappen ondernomen om tot een oplossing te komen. Toen de beschikking van de rechtbank er op 17 september 2020 lag waarin partijen wordt opgedragen om samen met de wijkcoach afspraken te maken over een zorg- en contactregeling tussen de man en [naam dochter] , heeft de man nog diezelfde dag contact opgenomen met de gemeente [woonplaats] . Maar op het moment van de zitting in dit kort geding was hem door de gemeente nog geen wijkcoach toegewezen.
4.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de man op dusdanige (ontoelaatbare) wijze stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer dat het opleggen van een gebied-/straat- en contactverbod op straffe van verbeurte van een dwangsom nu is gerechtvaardigd. Het gaat bij een beoordeling van een vordering tot een straat- en contactverbod mede om de hevigheid en de stelselmatigheid van de bejegeningen. Buiten kijf staat dat de man een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de rechten van de vrouw door het filmpje op te nemen en deze te verspreiden. Echter, daaruit volgt niet dat de angst van de vrouw op dit moment zo gefundeerd is, als nodig is voor het toewijzen van het door haar gevorderde gebieds- en contactverbod, nu sprake lijkt van een eenmalig incident. Daarbij is van belang dat de man sinds 15 augustus 2020 niet meer bij de woning is verschenen en geen WhatsApp-berichten meer heeft verstuurd. Bovendien heeft hij toegezegd ook in de toekomst niet meer bij de woning te zullen verschijnen. Weliswaar is er afgelopen maandag bij de school van [naam dochter] een contactmoment geweest, maar, zoals hierna zal worden uiteengezet, zijn inmiddels afspraken gemaakt over een tijdelijke contactregeling en heeft de man toegezegd voorlopig ook bij de school verder geen contact met [naam dochter] en de vrouw te zoeken. In haar beschikking van 17 september 2020 heeft de rechtbank, in navolging van de Raad voor de Kinderbescherming, frequent contact tussen [naam dochter] en de man belangrijk geacht en dus kennelijk geen direct gevaar gezien.
4.7.
Overigens acht de voorzieningenrechter het toewijzen van het gevorderde ook contra-productief. Ter zitting is gebleken dat de vrouw op de ochtend voor de zitting een gesprek met haar wijkcoach heeft gehad. De wijkcoach vindt het BRAM-traject geschikt voor partijen en gaat de vrouw voor BRAM aanmelden. Ook de man heeft te kennen gegeven aan het BRAM-traject te willen deelnemen. Ter zitting hebben partijen afgesproken dat de advocaat van de man de wijkcoach van de vrouw zal benaderen in een poging om de man en de vrouw gezamenlijk voor BRAM aan te melden en de start van het BRAM-traject te versnellen. Tijdens dat traject zullen zo mogelijk definitieve afspraken gemaakt moeten worden over een omgangsregeling van de man met [naam dochter] . Omdat de man zijn dochter wanhopig graag wil zien, hebben partijen om hem tegemoet te komen afgesproken dat, tot het moment dat er via het hulpverleningstraject een omgangsregeling tot stand is gekomen of de wederzijdse advocaten een andere regeling hebben getroffen, de man [naam dochter] één keer per week kort zal zien. Dat zal met ingang van maandag 28 september 2020 wekelijks op maandag plaatsvinden. De man zal [naam dochter] dan om 14.45 uur ophalen bij de buitenschoolse opvang (BSO), een half uur met haar gaan wandelen en [naam dochter] op 15.15 weer naar de uitgang van de BSO te brengen. Hij zal [naam dochter] dan vragen om naar haar daar aanwezige moeder te lopen, zodat [naam dochter] met haar moeder naar huis kan gaan. Daarbij zullen partijen afstand houden en geen contact leggen. Enkel op maandag 28 september 2020 zal de man [naam dochter] terugbrengen naar de BSO, omdat de moeder die middag een andere afspraak heeft.
4.8.
In de omstandigheid dat de kentering in de coöperatieve houding tussen partijen is gelegen in het maken en verspreiden van het filmpje, dat eveneens de directe aanleiding is geweest voor de vrouw om de omgangsregeling tussen de man en [naam dochter] te beëindigen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om erop de vertrouwen dat de man alle exemplaren van het filmpje zal (laten) vernietigen en het niet zal verspreiden. Het filmpje heeft de man niets dan ellende gebracht. Het toewijzen van de gevorderde vernietiging van het filmpje op straffe van verbeurte van een dwangsom biedt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de vrouw mogelijk slechts schijnveiligheid, omdat naar alle waarschijnlijkheid nooit met zekerheid kan worden vastgesteld dat alle exemplaren van het filmpje zijn vernietigd. De vorderingen van de vrouw met betrekking tot het filmpje zullen dan ook worden afgewezen.
4.9.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat de man het afwijzen van het gevorderde niet mag opvatten als een vrijbrief om de vrouw toch tegen haar wil op te zoeken of anderszins tegen haar wil te benaderen of om het filmpje als chantagemiddel te gebruiken. Het is voor partijen van belang dat er rust komt en de gesprekken bij BRAM worden opgestart, waarna de verhoudingen zich mogelijk zullen normaliseren. Als de man zich in de toekomst op een ontoelaatbare wijze jegens de vrouw zal gedragen, kan de vrouw op basis van die nieuwe gegevens opnieuw een vordering als de onderhavige instellen.
4.10.
Nu de man en de vrouw in een echtscheiding zijn verwikkeld zal de voorzieningenrechter de kosten van dit geding compenseren op na te melden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J.H. van Meegen en in het openbaar uitgesproken op
29 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: