ECLI:NL:RBOVE:2020:3500

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
8279849 CV EXPL 20-279
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis wegens frauduleuze dagvaarding en oplichting

In deze zaak heeft eiser [X] verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van de kantonrechter te Leeuwarden, waarbij hij werd veroordeeld tot betaling aan gedaagde [Y]. De procedure begon met een dagvaarding op 23 juli 2019, gevolgd door een verstekvonnis op 3 september 2019. [Y] heeft in het verzet aangevoerd dat het verstekvonnis is verkregen door middel van een frauduleuze dagvaarding, waartegen aangifte is gedaan door de rechtbank Noord-Nederland. De politie heeft [Y] geïnformeerd dat zij mogelijk slachtoffer is van oplichting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [Y] het verstekvonnis niet kende voordat zij contact had met de politie en dat de dagvaarding niet rechtsgeldig was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat het verstekvonnis onder valse voorwendselen is verkregen. Het verstekvonnis is vernietigd en de vorderingen van [X] zijn afgewezen. [X] is veroordeeld in de proceskosten van [Y].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 8279849 CV EXPL 20-279
Vonnis in verzet van 20 oktober 2020
inzake
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gedaagde in het verzet,
verweerder in het incident,
verschenen in persoon.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOHANDEL [Y],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. G.J. Westerdijk te Leeuwarden,
Partijen zullen hierna [X] en [Y] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van 23 juli 2019;
- het door de rechtbank Noord-Nederland gewezen verstekvonnis van 3 september 2019;
- de verzetdagvaarding tevens houdende incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging dan wel tot zekerheidstelling van 20 december 2019;
- de rolbeslissing van de kantonrechter te Leeuwarden van 7 januari 2020, waarbij de procedure vanwege betrokkenheid van die rechtbank ingevolge artikel 5 van het zaaksverdelingsreglement rechtbank Noord-Nederland is verwezen naar de rechtbank Overijssel;
- het (tussen)vonnis van deze rechtbank van 4 februari 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen, die vanwege het uitbreken van de COVID-19-crisis geen doorgang heeft gevonden;
- de beslissing van de wrakingskamer van deze rechtbank van 9 april 2020, waarbij het door [X] ingediende verzoek tot wraking is afgewezen;
- de conclusie van antwoord in oppositie;
- de conclusie van repliek in oppositie tevens nadere invulling van [Y] vordering tot integrale proceskostenveroordeling;
- de reactie van [X] daarop.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[X] heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [Y] zal veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 23.466,94, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 17.889,73 vanaf 23 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
2.2.
Bij het verstekvonnis van 3 september 2019 van de kantonrechter te Leeuwarden (zaak-/rolnummer: 7954301 CV EXPL 19-6273) zijn de vorderingen van [X] integraal toegewezen en is [Y] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 1.072,51 (hierna: het verstekvonnis).
2.3.
[Y] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat [X] alsnog niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen, althans dat deze worden afgewezen, met veroordeling van [X] in de volledige proceskosten. Daarnaast vraagt [Y] bij wege van incident om de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis hangende deze procedure te schorsen, althans [X] terzake zekerheid te doen stellen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

In de hoofdzaak en in het incident:
3.1.
Op 4 december 2019 is door de rechtbank Noord-Nederland en deurwaarder [A] (wier naam op de inleidende dagvaarding prijkt als degene door wie aan [Y] exploot werd gedaan) aangifte gedaan van oplichting en valsheid in geschrifte door middel van een frauduleuze en op frauduleuze wijze aangebrachte dagvaarding.
3.2.
Vervolgens heeft de politie eenheid Noord-Nederland [Y] op 9 december 2019 mondeling en daarnaast ook per brief laten weten dat [Y] ter zake van de veroordeling bij verstek om € 23.466,94 aan [X] te betalen mogelijk het slachtoffer is geworden van oplichting en dat de politie de zaak in onderzoek heeft. In de bedoelde brief (van de hand van [B] , Politie Eenheid Noord-Nederland/District Fryslan/Basisteam Leeuwarden) maakt de politie melding van de aangifte van de rechtbank Noord-Nederland tegen [X] ter zake van oplichting in verband met een vermoedelijk vals uitgebrachte dagvaarding die aan het verstekvonnis ten grondslag ligt. De politie wijst [Y] erop dat het verstekvonnis uitvoerbaar is en raadt [Y] dringend aan om een advocaat in te schakelen.
3.3.
[Y] heeft het verzet op 20 december 2019 ingesteld. [Y] beroept zich erop dat zij het verstekvonnis vóór haar bovenbedoelde contact met de politie niet kende en dat dit door middel van een nimmer aan haar uitgebrachte en valse dagvaarding oftewel een nietig exploot is verkregen. Subsidiair voert [Y] aan dat de veroordeling ook inhoudelijk elke grond ontbeert. Volgens [Y] is de vordering gefingeerd en zijn er naast haarzelf inmiddels meer slachtoffers bekend, tegen wie op dezelfde datum een verstekvonnis is gewezen, met dezelfde eisende partij en telkens met een gevorderd bedrag net beneden de € 25.000,00.
3.4.
[X] voert aan dat het verzet te laat is ingesteld en stelt dat de aangifte die de rechtbank tegen hem deed onrechtmatig is.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat van de door [Y] gepresenteerde gang van zaken moet worden uitgegaan en overweegt daartoe als volgt.
[X] stelling dat er ‘binnen twee weken na ontvangst van het verstekvonnis’ een betalingsregeling met [Y] werd getroffen (hetgeen een daad van bekendheid met het vonnis van [Y] op zou kunnen leveren) is niet voldoende onderbouwd. Zo laat [X] na te stellen wat die regeling inhield, op welke datum die tot stand kwam en of ze mondeling danwel schriftelijk werd getroffen, terwijl dat mede gelet op het relaas van [Y] zonder meer op [X] weg had gelegen. De kantonrechter kent hierbij ook betekenis toe aan de chronologie tussen de aangifte, het tijdstip waarop de politie contact met [Y] opnam en de verzetdatum, die naadloos in [Y] relaas past en eens te meer maakt dat [X] hier man en paard had moeten noemen.
Een en ander leidt tot de conclusie dat het verzet tijdig is gedaan.
3.6.
Ook over de vraag of er al dan niet een dagvaarding aan [Y] werd uitgebracht zal de kantonrechter van de juistheid van [Y] stellingen uitgaan.
Ten eerste omdat de in de inleidende dagvaarding genoemde deurwaarder zich door haar aangifte zelf nadrukkelijk van de uitreiking of achterlating van het stuk distantieert.
De door [X] bij antwoord in oppositie overgelegde verklaring doet daar onvoldoende aan af. Daarin staat op de keper beschouwd niet meer dan dat ene [C] van incassobureau [D] op verzoek van [X] ‘een incasso’ heeft uitgevoerd en contact heeft gehad met ‘de debiteur’. De kantonrechter laat dan nog daar dat de onder de verklaring aangebrachte handtekening op een los strookje papier in de verklaring lijkt te zijn geplakt.
Daarnaast is het gegeven dat de rechtbank Noord-Nederland kennelijk aanleiding zag om aangifte van oplichting c.q. valsheid in geschrifte tegen [X] te doen niet zonder betekenis. Die omstandigheid is zodanig bijzonder dat [X] hier niet kon volstaan met de kale tegenwerping dat die aangifte uit corruptie van de rechtbank en discriminatie van zijn persoon voortvloeit.
Uitgaande van [X] stellingen zou het voor hem een fluitje van een cent moeten zijn om zijn verhaal met een opdracht, factuur en/of een betaling aan de bewuste deurwaarder of de in de dagvaarding vermelde gemachtigde mr. Van Hintum te onderbouwen. Nu [X] dat heeft nagelaten kan in deze procedure niet van de juistheid van zijn relaas worden uitgegaan.
Verder valt op dat [X] volstrekt niet ingaat op dat wat [Y] inhoudelijk tegen het bestaan van de beweerde vordering heeft opgeworpen, zodat aangenomen moet worden dat deze inderdaad elke grondslag ontbeert. Het gegeven dat het politieonderzoek naar de onderliggende stukken mogelijk nog niet is afgerond, doet daar in deze procedure niet aan af.
3.7.
De slotsom is dat het verstekvonnis onder valse voorwendselen is verkregen.
Bij die stand van zaken kan het niet in stand blijven en is er aanleiding om [X] in de volledige proceskosten te veroordelen.
3.8.
Voor zover [X] nog heeft aangedrongen op het stellen van prejudiciële vragen in verband met schending van artikel 6 EVRM overweegt de kantonrechter dat daarvoor geen enkele aanleiding is, waarbij zij nog opmerkt dat het verzoek verbaast aangezien het in dit geval juist [X] is die de regels van fair play met voeten heeft getreden.
3.9.
Volgens [Y] bedragen de werkelijke proceskosten € 2.121,80 aan salaris gemachtigde en € 182,91 aan deurwaarderskosten, totaal € 2.304,71. Ter onderbouwing van deze kosten heeft [Y] de nota’s en daarbij behorende specificaties van haar gemachtigde overgelegd. Nu [X] vervolgens volstaat met de opmerking dat de tenaamstelling van de facturen vraagtekens oproept (zonder te vermelden welke vraagtekens dat dan zijn) en dat niet blijkt dat de advocaat feitelijk betaald is (zonder een verweer tegen de verschuldigdheid van de betaling te voeren), zal laatstgenoemd bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de nakosten ad € 120,00 en wettelijke rente.
3.10.
Nu het verstekvonnis zal worden vernietigd, behoeft de door [Y] in het incident primair gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis en subsidiair zekerheidsstelling geen nadere bespreking meer.

4.De beslissing

De kantonrechter
in het verzet
4.1.
vernietigt het door de kantonrechter te Leeuwarden onder zaaknummer 7954301 CV EXPL 19-6273 gewezen verstekvonnis van 3 september 2019,
en opnieuw rechtdoende:
4.2.
wijst de vorderingen van [X] af,
4.3.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van [Y] tot op heden begroot op € 2.424,71 (€ 2.304,71 + € 120,00), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident
4.5.
verstaat dat de vordering geen bespreking meer behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2020.