ECLI:NL:RBOVE:2020:3513

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
C/08/255989 / KG ZA 20/238
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot informeren over overlijden en begrafenis in familierelatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 23 oktober 2020, is een kort geding aanhangig gemaakt tussen twee zusters, eiseres en gedaagde, naar aanleiding van de ernstige gezondheidstoestand van hun vader, die in het ziekenhuis ligt. Eiseres vordert dat gedaagde haar binnen 12 uren na het overlijden van hun vader op de hoogte stelt, op straffe van een dwangsom. De vader is ernstig ziek en gedaagde is door hem aangewezen als contactpersoon voor medische beslissingen. Tijdens de zittingen is gebleken dat er een gespannen relatie bestaat tussen de zusters, wat de communicatie bemoeilijkt. Eiseres heeft recentelijk haar vader kunnen bezoeken en heeft aangegeven dat zij op de hoogte wil worden gehouden van zijn gezondheidstoestand en van zijn overlijden, om te voorkomen dat zij opnieuw niet aanwezig kan zijn bij een begrafenis, zoals bij hun moeder het geval was.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde een cruciale rol vervult in de communicatie over de gezondheid van hun vader en dat er een reële dreiging bestaat dat eiseres niet op de hoogte zal worden gesteld van het overlijden. De rechter heeft geoordeeld dat het recht op 'family life' zoals gewaarborgd in artikel 8 van het EVRM, ook in deze situatie van toepassing is. De vordering van eiseres is toegewezen, waarbij gedaagde is verplicht om eiseres tijdig te informeren over het overlijden van hun vader, met een dwangsom als sanctie bij niet-nakoming. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/255989 / KG ZA 20/238

Vonnis in kort geding van 23 oktober 2020

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats 1] (BRD),
eiseres,
advocaat: mr. Chr. Nome, te Haren (provincie Groningen),
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. M.S. van Knippenberg, te Enschede.

De weergave van het procesverloop:

1. Eiseres heeft gesteld en gevorderd zoals staat te lezen in de inleidende dagvaarding, die met daartoe verkregen toestemming om op verkorte termijn te mogen dagvaarden, is uitgebracht. De behandeling ter terechtzitting is bepaald op 21 oktober 2020, 11.30 uur. Bij die gelegenheid is via Skype alleen verschenen mr. Van Knippenberg, namens gedaagde. Hij heeft toen meegedeeld geen weet te hebben of de inleidende dagvaarding rechtsgeldig is uitgebracht. Het belang hiervan is echter achterhaald omdat mr. Van Knippenberg heeft verklaard namens zijn cliënte vrijwillig in dit kort geding te verschijnen. Daarop is dit kort geding aangehouden tot 13.00 uur voor voortzetting via Skype.
2. Bij die vervolgzitting zijn verschenen eiseres bijgestaan door mr. Nome alsmede mr. Van Knippenberg. Partijen hebben de zaak toegelicht. Na verder debat is een (partieel) vergelijk getroffen over snel bezoek van eiseres aan haar vader in het ziekenhuis op 21 oktober 2020. In samenspraak met partijen is de behandeling van dit kort geding mede daarom aangehouden tot 22 oktober 2020 om 11.30 uur.
3. Die voortgezette behandeling heeft doorgang gevonden. Weer zijn verschenen eiseres en haar advocaat mr. Nome alsmede mr. Van Knippenberg. Bij die gelegenheid heeft mr. Nome het eerst gevorderde laten vallen omdat eiseres naar tevredenheid contact heeft gehad met haar vader op 21 oktober 2020, en van hem afscheid heeft kunnen nemen. Na verder debat is het nog resterende geschil vonnis gevraagd waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

Waarvan kan worden uitgegaan

4. Partijen zijn zusters van elkaar. Hun vader, de heer [X] is opgenomen in het ziekenhuis te Almelo (ZGT). Hij is zeer ernstig ziek (Corona) en riskeert een dezer dagen daaraan te komen overlijden.
5. Gedaagde is “de” contactpersoon voor vader (90 jaar) in dat ziekenhuis en is door vader ten behoeve van het ziekenhuis schriftelijk aangewezen als diens “vertegenwoordiger” voor alleen het nemen van medische beslissingen in het geval vader daartoe zelf niet meer in staat is. Ook in het notarieel vastgelegde “levenstestament” heeft vader gedaagde aangewezen als diens vertegenwoordiger.

De standpunten van partijen alsmede de beoordeling van het geschil

6. Eiseres vordert - na gedeeltelijke intrekking van het eerst gevorderde ter zitting - gedaagde op verbeurte van een dwangsom te veroordelen “
om eiseres met onmiddellijke ingang volledig op de hoogte te houden van alle ontwikkelingen aangaande de gezondheidstoestand van haar vader”.
7. Ter zitting is namens eiseres toegelicht dat zij inmiddels vader heeft kunnen bezoeken en – voor zover naar omstandigheden nog mogelijk – heeft kunnen spreken. Zulks is naar zeggen van eiseres voor haar naar tevredenheid verlopen. Ook is zij aldus op de hoogte gesteld van de zeer precaire gezondheidssituatie van vader; vader kan inderdaad elk moment komen te overlijden.
8. Namens eiseres is ook toegelicht dat zij desondanks hecht aan (alleen nog) toewijzing van de restant vordering zoals die hiervoor is aangehaald. Dit om zeker te stellen dat eiseres op de hoogte wordt gesteld van het overlijden van vader “en van de begrafenis”. Zulks ter voorkoming van herhaling “zoals het recent bij het overlijden van moeder is gegaan”, alwaar eiseres niet aanwezig heeft kunnen zijn bij de begrafenis.
9. Namens gedaagde is afwijzing van de resterende vordering bepleit. Dit omdat gedaagde bereid is en blijft om eiseres in geval van overlijden van vader daarvan op de hoogte te stellen alsmede van plaats en datum van de begrafenis. Een dwangsomveroordeling dient achterwege worden gelaten. Herhaling is niet te vrezen omdat eiseres “bij moeder” wel degelijk op de hoogte is gesteld van een en ander en in de gelegenheid is gesteld afscheid van moeder te nemen, maar dat daaraan geen/onvoldoende inhoud is gegeven om reden dat eiseres zelf bijzondere eisen stelde waaraan niet tegemoet kon worden gekomen.
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat gedaagde in de communicatie “naar buiten” over vaders gezondheidstoestand een cruciale rol vervult. Zij is over de gezondheidssituatie van vader voor het ziekenhuis het eerste aanspraakpunt, en vader heeft haar in dat verband ook (opnieuw) als vertegenwoordiger aangewezen voor het ziekenhuis, voor het moeten nemen van medische beslissingen in het geval vader zelf niet meer bij machte is daarover zijn wil te bepalen. Datzelfde was kennelijk eerder ook al vastgelegd door vader in diens notarieel opgemaakte levenstestament. Gedaagde is dus bij uitstek degene die informatie kan c.q. moet verschaffen over de gezondheidssituatie van vader.
11. Duidelijk is dat het bepaald niet botert tussen partijen. Zo zijn er geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat gedaagde eigenmachtig enige informatie over vader heeft verschaft aan eiseres. Gedaagde is ook niet zelf in dit geding verschenen. Kennelijk valt het haar zwaar om met eiseres te (moeten) communiceren, hetgeen ook blijkt uit hoe het tussen partijen rond het overlijden en de begrafenis van moeder is gegaan. Ook blijkt niet dat gedaagde die communicatie met eiseres op andere wijze voldoende adequaat heeft belegd, zodat zij daarvan zelf geen last ondervindt.
12. De voorzieningenrechter heeft niet uit de mond van gedaagde kunnen horen dat zij onvoorwaardelijk bereid is eiseres terstond op de hoogte te (laten) stellen in geval vader zou overlijden. De kans is blijven bestaan dat eiseres daarbuiten wordt gehouden, en zulks dan nog los van de eventuele redenen die gedaagde daarvoor zou hebben.
13. Aldus is toch de dreiging blijven bestaan dat gedaagde nalaat om eiseres op de hoogte te stellen van het overlijden van vader, hetgeen naar het oordeel van de voorzieningenrechter een dreiging van mogelijk onrechtmatig handelen inhoudt. Ook op basis van voormelde bijzondere positie die gedaagde vervult, is gedaagde gehouden die informatie tijdig aan eiseres te verschaffen.
14. Tegenover het belang van gedaagde staan de gerechtvaardigde belangen van eiseres om van vader afscheid te kunnen nemen. Daar valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook onder het tijdig te weten krijgen wanneer vader is overleden. Dit recht wordt in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gewaarborgd in artikel 8, dat recht geeft op het uitoefenen van “family life”, ook in een situatie als hier waarbij er de laatste jaren kennelijk weinig contact heeft plaatsgevonden tussen eiseres en haar ouders. Gelet op dit belang en de onomkeerbare gevolgen die het heeft wanneer eiseres de mogelijkheid wordt ontnomen om nog afscheid te nemen van haar overleden vader, zal het gevorderde in na te melden zin worden toegewezen. De dwangsom zal worden gemaximeerd.
15. De medische situatie van vader is onmiskenbaar ernstig en kennelijk niet meer omkeerbaar. Eiseres heeft daar bij haar bezoek aan vader genoegzaam kennis van gekregen. Veranderingen ten gunste zijn, naar zeggen van partijen, niet meer te verwachten. Dit is reden voor de voorzieningenrechter om gedaagde niet alsnog te verplichten eiseres te voorzien van medische (voortgangs)informatie over vader. In de namens eiseres gegeven toelichting bij de (restant)vordering is dit punt ook niet meer als zelfstandig belang benoemd.
16. Het namens eiseres verwoorde standpunt dat onder de het bereik van het gevorderde ook valt dat gedaagde eiseres dient te informeren “over de begrafenis” wordt door de voorzieningenrechter niet gedeeld. Dat staat er niet en kan er ook niet uit worden begrepen. Namens gedaagde is hier terecht een punt van verweer van gemaakt. Ook heeft eiseres haar eis niet (alsnog) gewijzigd.
17. In de aard van de zaak ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

Rechtdoende in kort geding:

De voorzieningenrechter:
I. Gebiedt gedaagde om binnen 12 uren na het tijdstip van overlijden van vader eiseres daarvan op de hoogte te (laten) stellen, en zulks op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,-- per elke hele dag dat gedaagde dit gebod niet nakomt, en zulks tot een maximum van € 5.000,--.
II. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
III. Compenseert de kosten van dit geding aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
IV. Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op
23 oktober 2020.