11.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
14 (veertien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt daarbij als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na zijn invrijheidstelling zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Heerderweg 25, 6224 LA Maastricht, en zich zal blijven melden op de door de reclassering te bepalen tijdstippen zo frequent deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- zich onder begeleiding en behandeling zal stellen van Triade of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, indien en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en aanwijzingen die door of namens de leiding van de zorginstelling zullen worden gegeven;
- mee zal werken aan toeleiding naar geschikte (begeleide of beschermde) huisvesting, zulks ter beoordeling van de reclassering, en aan daarbij passende ambulante begeleiding vanuit Triade of soortgelijke instantie, te bepalen door de reclassering;
- mee zal werken aan het vinden en behouden van een zinvolle, controleerbare en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk en/of scholing, ook als dit inhoudt dat verdachte wordt toegeleid naar een instantie die hem hierbij begeleidt, waarbij verdachte de afspraken bij deze instantie zal nakomen;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met:
[schoonmoeder] , geboren op [geboortedatum 2] ;
[vriendin] , geboren op [geboortedatum 3] ;
[naam 2] , geboren op [geboortedatum 4] ;
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 5] ;
indien en zolang het Openbaar Ministerie dit verbod gedurende de proeftijd nodig acht. De politie zal toezien op handhaving van dit contactverbod;
- zich niet ophoudt binnen een straal van 150 meter van de woning, gelegen aan de [adres 2] , zo lang de reclassering dit nodig acht. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
- op door de reclassering vast te stellen tijdstippen aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: [adres 3] , of een ander adres indien de reclassering dat goedkeurt, zolang de reclassering dit nodig acht. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. De verdachte volgt alle aanwijzingen van de reclassering ten aanzien van dit locatiegebod op;
- meewerkt aan elektronische controle op dit locatiegebod. Verdachte zal niet naar het buitenland gaan zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat betrokkene in Nederland blijft.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij: [slachtoffer] (feiten 1 en 2): van een bedrag van € 6.374,58 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2020) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.374,58,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 66 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 1.000,- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Overijssel van 6 maart 2020 met parketnummer 08.307935-19 voorwaardelijk opgelegde t
aakstrafvoor de duur van
100 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. B. Rademacher, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, met nummer PL0600-2020226150. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 12 maart 2020, pagina 37-43
In de nacht van zaterdag op zondag 05 januari 2020 tussen omstreeks 24.00 uur en 03.00 uur had ik afgesproken met [naam 3] bij de [adres 4] te Deventer aan de achterkant bij de bosjes. Ik zag dat hij aan kwam lopen vanaf de [adres 4] langs het voetbalveld richting de bosjes. [naam 3] heeft zeker 2 keer gezegd dat hij geld wilde hebben van mij. Ik voelde ineens meerdere harde stompen in mijn gezicht. Dit deed hij met kracht. Ik zag dat [naam 3] dit deed met gebalde vuist. De stompen kwamen overal op mijn gezicht terecht. De stompen waren goed gericht. Ik heb zeker vier of meer harde stompen gehad op mijn gezicht. Na de tweede stomp ben ik op de grond gevallen. Dit was in de bosjes. Toen ik op de grond lag voelde ik dat ik nog steeds harde stompen op mijn gezicht kreeg. Ik heb mijn portemonnee uit mijn jaszak gepakt terwijl ik nog steeds op de grond lag en heb deze aan [naam 3] gegeven. De volgende goederen zaten er in: bankpas, rijbewijs, ID kaart, kentekenbewijs scooter, foto, visitekaartjes, geld 200 - 300 euro. Ik zag dat [naam 3] mijn hele portemonnee meenam. Ik zag dat [naam 3] wegliep.
Twee tot drie dagen na de mishandeling kreeg ik een WhatsApp bericht van [naam 3] dat hij geld wilde hebben. Er werd afgesproken dat ik het geld nog dezelfde dag moest geven. [naam 3] zou naar mijn woning komen en ik moest het geld achter de poort van mijn tuin geven. Toen ik de poort opende zag ik [naam 3] en een vrouw staan. Ik heb [naam 3] gezegd dat ik aangifte moest doen van mijn vrouw van de mishandeling. Ik hoorde dat [naam 3] zei dat ik geen namen mocht noemen anders had ik een probleem. Het was een paar dagen rustig tot [naam 3] via WhatsApp schreef dat hij pakketjes ging bestellen op mijn naam en adres.
Ik moest de pakketten thuis aanpakken of ophalen bij een Pick up point. Ik heb 2 pakketten bij het Pick-up point aan de [adres 5] te Deventer opgehaald. Vier tot vijf pakketten zijn mij thuis afgeleverd en opgehaald. De pakketten zijn allemaal met Klarana en Afterpay besteld en daarom krijg ik de aanmaningen binnen. Ik durfde niet te weigeren om de pakketten op te halen of aan te pakken bij mij thuis, omdat [naam 3] in die berichten schreef dat als ik niet meewerkte, hij openbaar zou maken dat ik met een man had afgesproken. Ik heb [naam 3] meerdere keren contant geld gegeven. Hij was dan ook wel eens samen met een vrouw die later bleek [schoonmoeder] te heten. Ergens in januari 2020 of februari 2020 kreeg ik ook WhatsApp berichten van een vrouw, die later [schoonmoeder] bleek te zijn. Zij stuurde mij screenshots van de WhatsApp berichten tussen [naam 3] en mij over onze date afspraak. Zij wilde ook geld hebben anders zou ze mijn vrouw inlichten over mijn date afspraak met [naam 3] . Ik moest [schoonmoeder] een keer 400 euro geven en 1000 euro. Ik heb ook een keer 200 euro moeten betalen aan [schoonmoeder] . Als ik geld aan [schoonmoeder] gaf was er ook soms een andere vrouw bij. Dit bleek later de dochter van [schoonmoeder] te zijn. Dit weet ik omdat ze het over haar moeder had. Soms was die dochter ook alleen als ik het geld moest afgeven. In de periode dat ik werd afgeperst, heeft [vriendin] mij ook WhatsApp berichten gestuurd. Op maandag 02 maart 2020 moest ik van [schoonmoeder] een betaalrekening op mijn naam openen bij de ING bank. Dinsdag 03 maart 2020 of woensdag 04 maart 2020 heb ik de bankpas van deze rekening ontvangen op mijn woonadres. Een paar dagen later heb ik de pincode thuis ontvangen van de bankpas. Vrijdag 06 maart 2020 heb ik de pas met bijbehorende pincode afgegeven aan [vriendin] en een man. Op maandagavond 02 maart 2020 tussen omstreeks 20.30 uur en 21.15 uur moest ik naar de speeltuin [speeltuin] komen. Via WhatsApp had ik bericht gehad van [schoonmoeder] of [vriendin] . Toen ik daar aankwam zag ik [vriendin] staan samen met een man. Hij zei met een dreigende stem tegen mij dat ik mijn mobiele telefoon moest afgeven aan hem. Omdat ze nog steeds al die informatie van mij hadden, moest ik wel mijn mobiele telefoon afgeven. Mijn telefoon is van het merk Samsung, type S9+ met een zwarte versleten hoes eromheen. Ik moest vervolgens de pincode van mijn mobiele telefoon wijzigen in de code 0000. Ik moest vervolgens mijn bankpas van de Rabobank met de bijbehorende pincode afgeven.
Dit zijn de data en bedragen van het geld dat ik heb betaald aan de afpersers:
- 06-01-2020 gepind om 10.28 uur 500 euro contant betaald aan [naam 3] ;
- 10-01-2020 gepind om 10.39 uur 600 euro contant betaald aan [naam 3] ;
- 24-01-2020 gepind om 14.10 uur 1100 euro contant betaald aan [schoonmoeder] ;
- 13-02-2020 350 euro overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 4] ;
- 15-02-2020 gepind om 09.02 uur 330 euro contant betaald aan [vriendin] ;
- 14-02-2020 8 euro overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 4] ;
- 22-02-2020 gepind om 17.30 uur 650 euro;
- 22-02-2020 gepind om 17.18 uur 200 euro;
- 22-02-2020 gepind om 16.59 uur 300 euro;
- 21-02-2020 700 euro overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 4] .
Ik heb het geld wat ik op 22 februari 2020 heb gepind in een (1) keer gegeven aan [schoonmoeder] en [vriendin] . Ik heb steeds het geld wat ik moest betalen, gelijk afgegeven nadat ik het gepind had.
Op zaterdag 07 maart 2020 om 19.59 uur heb ik via Messenger van Facebook nog een bericht ontvangen van [naam 3] . Ik las in het bericht dat [naam 3] geld van mij wilde hebben, anders zou hij bij mij aan de deur komen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 28 maart 2020, pagina 53, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afgelopen woensdag 24 maart 2020 stond [naam 3] bij mij voor de deur. Hij was op dat moment alleen. Hij was op zoek naar mijn man. Hij zei dat hij nog een tegoed zou hebben van mijn man. Anders zouden er vanaf nu problemen komen. Ik herkende hem van een profielfoto op Facebook.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 oktober 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik had een advertentie op [website] gezet waarin ik mijzelf aanbood voor seks tegen betaling. Naar aanleiding van die advertentie heb ik via WhatsApp afgesproken met [slachtoffer] . Het was de bedoeling dat hij eerst het geld zou geven en dat ik dan weg zou rennen voordat het ergens toe zou komen. Ik zei: “Voordat we beginnen wil ik geld.” Hij wilde het geld eerst niet afgeven. Ik wilde het geld hebben. Ik heb hem twee slagen in zijn gezicht gegeven, hij is toen op de grond gevallen. Toen heb ik hem ook nog een paar keer geslagen. Ik heb zijn portemonnee meegenomen. Mijn ex-schoonmoeder [schoonmoeder] en ex-vriendin [vriendin] waren op mij aan het wachten. Zij wisten dat ik geld ging halen en ik zou hen een deel van het geld geven.
Ik heb een paar dagen later tegen [slachtoffer] gezegd dat hij de portemonnee terug kon krijgen als daar wat tegenover zou staan. Ik had zijn kentekenbewijs met zijn adres erop en kon hem chanteren. Het was een manier om makkelijk geld te verdienen. Ik heb hem geappt dat hij geld moest geven. Mijn ex-schoonmoeder wist hiervan en ging mee naar het adres van [slachtoffer] . Hij heeft toen geld gegeven. Mijn ex-vriendin [vriendin] en mijn ex-schoonmoeder zijn een paar keer meegelopen naar het huis van [slachtoffer] om geld te halen. Ik heb meerdere keren geld gekregen van [slachtoffer] . Hij heeft ook een aantal keer geld gegeven aan mijn ex-schoonmoeder en ex-vriendin.
Een paar dagen na het eerste WhatsApp bericht heb ik via WhatsApp geschreven dat ik pakketjes ging bestellen op naam en adres van [slachtoffer] . Mijn ex-schoonmoeder en ex-vriendin waren daar ook bij betrokken. De pakketjes waren besteld met Afterpay en de rekeningen waren niet betaald.
Het geld dat [slachtoffer] heeft afgegeven, heb ik gedeeld met mijn ex-schoonmoeder en mijn ex-vriendin. De bestelde spullen waren voor mij en voor mijn schoonfamilie.