4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Op 8 mei 2018 heeft aan de [adres] te Hengelo een inspectie plaatsgevonden, uitgevoerd door de heer [opsporingsambtenaar] , opsporingsambtenaar van de NVWA. Ter voorbereiding op de controle zijn de stallijsten gecontroleerd, waar op 7 mei 2018 bij [bedrijfsnaam 1] totaal 142 runderen stonden vermeld en bij [verdachte] totaal 83 runderen.Aan de [adres] in Hengelo werden totaal 225 runderen gehouden. Tijdens de inspectie werd het volgende aangetroffen.
De runderen van [verdachte] en [bedrijfsnaam 1] werden niet van elkaar gescheiden en niet in aparte hokken gehuisvest. Op het terrein stonden drie verschillende stallen waarin de runderen werden gehuisvest, waarvan stallen 1 en 3 van het type hellingstal waren. In de hellingstallen werden totaal 153 runderen gehuisvest.
In de hellingstallen lag in (het achterste hellende deel van) de hokken een laag veelal dunne mest (met weinig stro), waarin de runderen diep weg zakten. Het voorste deel van de hokken bestond uit een laag van enkele centimeters tot op sommige plekken 25 centimeter vloeibare mest.Deze vloeibare mest bevond zich direct achter het voerhek op de plek waar de runderen moesten staan om te kunnen eten. De verbalisant constateerde dat er veel te weinig stro werd gestrooid, waardoor vrijwel alle 153 runderen niet konden beschikken over een schone, droge en hygiënische ligplaats/huisvesting.Volgens de verbalisant wezen de bevuilde en kale plekken in de vacht erop dat de runderen de voorgaande periode regelmatig en langdurig niet over een schone, droge en hygiënische ligplaats hadden beschikt.
In beide hellingstallen waren runderen aanwezig met een enorme achterstand in groei en ontwikkeling. De runderen waren sterk vermagerd, slecht bespierd en ribben- en heupbeenderen waren sterk ingevallen. Daarnaast waren er runderen met een grote kop in verhouding tot het lichaam, hetgeen kenmerkend is voor runderen die zijn achtergebleven in groei en ontwikkeling. Tevens stonden sterk verzwakte runderen bij de overige runderen en waren zieke en verzwakte runderen niet afgezonderd in een ziekenboeg. Daarnaast was er een kleine hoeveelheid voorraad kuilvoer van matige kwaliteit op het bedrijf aanwezig, dat op meerdere plekken met zand was vervuild. In stal 1 werd er oud brood bijgevoerd. Tijdens de controle was er geen krachtvoer, strovoorraad of ander strooisel op het bedrijf aanwezig. De strobalen die werden aangetroffen, waren onvoldoende om de hokken meerdere dagen voldoende in te kunnen strooien.
Op donderdag 17 mei 2018 heeft de NVWA nogmaals een controle uitgevoerd aan de [adres] in Hengelo. Op die dag was opnieuw sprake van een vergelijkbare toestand als op 8 mei 2018.Hoewel de hokken in de hellingstallen volgens [vennoot] waren uitgemest, beschikten de runderen nog steeds niet over een voldoende schone, droge, hygiënische ligplaats. Het aangeboden veevoer was tijdens de controle van slechte kwaliteit omdat er op enkele plekken zand en schimmel in zat.
Dierenarts Van Den Brink heeft naar aanleiding van de inspectie op 17 mei 2018 een veterinaire verklaring opgemaakt. In deze verklaring stelt de dierenarts – voor zover hier relevant zakelijk weergegeven – dat een deel van de runderen niet de beschikking had over een voldoende schone en droge ligplaats en er sprake was van onhygiënische huisvesting.Het merendeel van de hokken in stallen 1 en 3 waren vervuild met mest en urine. De runderen in stal 1 die wilden eten, moesten met hun poten in een laag mest staan om bij het voer te kunnen. Achterin een groot deel van de hokken in beide hellingstallen lag stro dat was vervuild met mest en urine. Ook was een groot deel van de runderen bevuild met zowel ingedroogde als natte mest. Daarnaast werden vermagerde runderen en runderen met een groeiachterstand niet passend gehuisvest en kregen zij geen aangepast rantsoen. Het voer op de voergang was verontreinigd met zand en bevatte op diverse plekken schimmel.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het opgemaakte proces-verbaal en de veterinaire verklaring, en stelt op basis van het hiervoor overwogene vast dat verdachte er geen zorg voor heeft gedragen dat de runderen een toereikende behuizing hadden en een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, waardoor de gezondheid en het welzijn van de dieren ernstig werden benadeeld.
De rechtbank merkt [verdachte] aan als dader van de tenlastegelegde feiten. Het schenden van de zorgplicht kan redelijkerwijs telkens aan de VOF worden toegerekend, nu deze schendingen werden verricht in de sfeer van de VOF. Het nakomen van de zorgplicht omtrent het huisvesten en voeren past immers in de normale bedrijfsvoering van de VOF.
Gelet op het samenstel van feiten waaruit is gebleken dat in 2016 de eerste waarschuwing is gegeven aan [vennoot]en bij controles en nacontroles telkens is gewezen op (strafbare) tekortkomingen, is de rechtbank van oordeel dat [vennoot] wist dat binnen de VOF sprake was van genoemde strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de feitelijke gang van zaken binnen de onderneming, de VOF telkens opzettelijk heeft gehandeld.
De rechtbank acht ook bewezen dat [verdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) deze feiten heeft gepleegd, omdat [vennoot] , gelet op de bedrijfsvoering die uit de bewijsmiddelen naar voren komt, ook als “houder” in de zin van de wet is aan te merken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3 heeft begaan.