ECLI:NL:RBOVE:2020:3661

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
08-239826-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor verkrachting met gevangenisstraf en schadevergoeding aan het slachtoffer

Op 6 november 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 29-jarige man uit Almelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het betasten van de borsten van het slachtoffer en het meermalen binnendringen van haar vagina met zijn vinger, terwijl zij slapend was. De feiten vonden plaats in de nacht van 10 op 11 januari 2019 in Fieberbrunn, Oostenrijk. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en de verdachte zelf. Het slachtoffer had gedetailleerd en consistent verklaard over de gebeurtenissen, en haar verklaring werd ondersteund door getuigenverklaringen die de emotionele impact van de situatie bevestigden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig had geschonden en dat hij zich had laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens, zonder rekening te houden met de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van € 1.500 aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente, en oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door zijn daden was veroorzaakt. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer bij het bepalen van de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-239826-19 (P)
Datum vonnis: 6 november 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
23 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. Leunk en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. I. Djordjevic, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht, dan wel ontucht heeft gepleegd met haar.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de nacht van
10 op 11 januari 2019te Fieberbrunn, althans in Oostenrijk, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
bij nader te noemen [slachtoffer] in bed te gaan liggen terwijl zij slapende was en/of (vervolgens) een hand om het lichaam van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of (vervolgens) een hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of geduwd en/of (daarbij) één of meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand gegeven door die [slachtoffer] , [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
-het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
-het duwen/drukken van een vinger in de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 januari 2019 te Fieberbrunn, althans in Oostenrijk,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
bij nader te noemen [slachtoffer] in bed te gaan liggen terwijl zij slapende was en/of (vervolgens) een hand om het lichaam van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of (vervolgens) een hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of geduwd en/of (daarbij) één of meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand gegeven door die [slachtoffer] , [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het onverhoeds betasten van haar borst(en) en/of
- het onverhoeds duwen/drukken van zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] en/of (daarbij) het onverhoeds duwen/drukken van een vinger in haar vagina.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. De verklaring van [slachtoffer] is betrouwbaar en wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] . Onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 februari 2015 [1] stelt de officier van justitie dat net als in die zaak, ook in de zaak tegen verdachte, een getuige vlak na de verkrachting hevige emoties bij [slachtoffer] heeft waargenomen, hetgeen als ondersteunend bewijs kan gelden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dan wel subsidiair wegens het ontbreken van dwang en seksueel binnendringen. De handelingen die verdachte wel heeft bekend leveren geen ontuchtige handelingen op.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
Op grond van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. De Hoge Raad heeft het belang van deze bepaling bij herhaling onderstreept door te overwegen dat deze strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daar staat echter tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren.
In het onderhavige geval bestrijdt verdachte dat wat [slachtoffer] heeft verklaard over het binnendringen door verdachte van haar lichaam juist is.
De rechtbank overweegt het volgende. [slachtoffer] heeft, voor zover hier relevant, verklaard dat zij in de nacht van 10 op 11 januari 2019 omstreeks 02:30 uur naar de kamer die zij met [getuige 4] deelde, is gegaan. Zij werd midden in de nacht wakker en zag dat verdachte en [getuige 4] ook in de kamer lagen. Zij werd wakker omdat verdachte aan haar borsten en lichaam zat en een vinger in haar vagina had. Als reactie hierop heeft zij verdachte aan zijn haren getrokken, heeft zij gezegd dat hij daar mee moest stoppen en heeft zij hem weggeduwd. Zij heeft gehoord dat verdachte en [getuige 4] die nacht seks met elkaar hadden. Verdachte is die nacht meermalen met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] geweest, waarbij zij hem steeds heeft weggeduwd. Uiteindelijk heeft zij haar bed opzij geschoven en heeft zij gewacht tot verdachte de kamer verliet. Om 04:08 uur, heeft zij [naam] geappt: “dr is net iets heel ergs gebeurd”. De volgende ochtend heeft [slachtoffer] [getuige 1] verteld wat haar die nacht was overkomen. Een dag later, op zaterdag 12 januari 2020, heeft [slachtoffer] het ook aan de docenten verteld. [3]
[slachtoffer] heeft gedetailleerd en consistent verklaard over wat zich in de nacht van 10 op 11 januari 2019 heeft afgespeeld. Daar waar haar verklaring vragen oproept (waarom is zij niet naar de begeleidend docenten gegaan, waarom is zij meermalen nadat zij door verdachte gevingerd zou zijn weer in slaap gevallen) is zij daar door verbalisanten mee geconfronteerd en komen de door haar gegeven antwoorden authentiek over. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij in strijd met de waarheid, een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, zijn niet aannemelijk geworden.
De verklaring van [slachtoffer] vindt daarnaast in voldoende mate steun in de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank noemt in de eerste plaats de verklaring van verdachte zelf, inhoudende dat hij in de nacht van 10 op 11 januari 2019 samen met [getuige 4] naar de kamer van [getuige 4] en [slachtoffer] is gegaan. De eenpersoonsbedden van [slachtoffer] en [getuige 4] stonden tegen elkaar aan en verdachte is tussen [getuige 4] en [slachtoffer] in gaan liggen. [getuige 4] heeft hem die nacht gepijpt. Op een gegeven moment raakte [slachtoffer] verdachte aan. Die aanraking was voor verdachte reden om toenadering tot haar te zoeken. Hij heeft zijn handen om haar heen gelegd, waarna zij zich omdraaide en flipte. Ze pakte verdachte bij zijn haren en schoof haar bed opzij. Daarop is verdachte naar zijn kamer gegaan. [4]
Verdachte heeft verder verklaard dat [slachtoffer] raar begon te draaien toen hij zijn handen op haar armen en buik legde, dat hij daarna weer bij haar ‘zij en zo’ is gegaan, waarna zij erg boos werd en aan zijn haren begon te trekken. Toen is hij weggegaan. [5] Ook heeft hij verklaard dat hij een paar weken daarvoor nog een kwartet had gehad en dat hij dat dat dat er misschien nu ook wel in zou zitten. [6]
De rechtbank noemt in de tweede plaats de verklaring van getuige [getuige 4] , die – zakelijk weergegeven – het volgende heeft verklaard. Zij is in de nacht van 10 op 11 januari 2019 samen met verdachte naar haar kamer gegaan. Zij deelde die kamer met [slachtoffer] . Toen zij binnenkwamen lag [slachtoffer] te slapen. Zij heeft haar bed tegen dat van [slachtoffer] aangeschoven. Verdachte is in het midden gaan liggen, [slachtoffer] en zij lagen links en rechts van hem. Verdachte en zij hebben die nacht seks gehad. Op een gegeven moment heeft zij [slachtoffer] tot twee keer toe “blijf af” horen roepen. Zij kan zich ook herinneren dat [slachtoffer] haar bed heeft weggeschoven. De volgende ochtend heeft [slachtoffer] haar verteld dat verdachte haar heeft gevingerd. [slachtoffer] had op dat moment tranen in haar ogen. [7]
De rechtbank noemt verder nog de verklaring van getuige [getuige 1] , die heeft verklaard dat [slachtoffer] in de ochtend van 11 januari 2019 erg geëmotioneerd was en dat [slachtoffer] vertelde dat verdachte haar meermalen had gevingerd. Zij vertelde dat – ook nadat [slachtoffer] verdachte van zich had afgeduwd – verdachte meerdere malen bleef terugkomen. [8]
Ook noemt de rechtbank de verklaring van getuige [getuige 2] die heeft verklaard dat [slachtoffer] haar heeft verteld dat zij in de nacht van 10 op 11 januari 2019 door verdachte meermalen is gevingerd en dat [slachtoffer] erg geëmotioneerd was. [9]
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte de borsten van [slachtoffer] heeft betast en dat hij meermalen met zijn vinger in haar vagina is binnengedrongen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer] door feitelijkheden heeft gedwongen om die seksuele handelingen te dulden. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan de primair tenlastegelegde verkrachting.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de nacht van
10 op 11 januari 2019te Fieberbrunn, althans in Oostenrijk, door feitelijkheden, te weten door:
bij [slachtoffer] in bed te gaan liggen terwijl zij slapende was en een hand om het lichaam van die [slachtoffer] te leggen en een hand in de onderbroek van die [slachtoffer] te drukken en/of duwen en meermalen voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet en/of weerstand gegeven door die [slachtoffer] , [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
-het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
-het duwen/drukken van een vinger in de vagina van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
verkrachting.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat – in geval van een veroordeling – aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van één dag, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, en een taakstraf dient te worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte, die tien jaar ouder is dan [slachtoffer] , heeft zich schuldig gemaakt aan het verkrachten van destijds zeventienjarige [slachtoffer] , door [slachtoffer] ’ borsten te betasten en haar meermalen te vingeren. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij door zijn handelen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] ernstig heeft geschonden. Verdachte heeft de gevoelens van een jonge vrouw ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen seksuele gevoelens. Bovendien bevond [slachtoffer] zich op het moment van de verkrachting in een uiterst kwetsbare situatie, nu zij aan het slapen was en wakker werd door de seksuele handelingen van verdachte. Verdachte heeft van deze situatie misbruik gemaakt en is meermalen voorbijgegaan aan allerlei verbale en non-verbale signalen van verzet en weerstand bij [slachtoffer] . Verdachte is voorbijgegaan aan de belangen van [slachtoffer] en heeft zich laten leiden door toen recente seksuele ervaringen met meerdere vrouwen tegelijk en zijn eigen lustgevoelens, zonder rekening te houden met de eventuele gevolgen die [slachtoffer] in de toekomst hiervan zal ondervinden. Door zijn handelen heeft verdachte het gevoel van veiligheid en vertrouwen bij [slachtoffer] op grove wijze beschaamd. [slachtoffer] heeft ter zitting verteld welke grote impact de gebeurtenissen hebben (gehad) op haar. Ook nadien en ter zitting heeft verdachte er geen blijk van gegeven verantwoordelijkheid te willen dragen en het verwerpelijke van zijn handelen in te zien. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Wat betreft de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, die tot uitdrukking komen in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft meegewogen dat verdachte blijkens zijn uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 september 2020 in de afgelopen vijf jaren niet ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport.
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de strafrechtspleging bijdraagt aan de algemene preventie van strafbare feiten en in dat verband een zekere afschrikkende werking dient te hebben. Ook is bij een feit als het onderhavige van belang dat een zekere vergelding plaatsvindt: [slachtoffer] is moedwillig een heftige ervaring opgedrongen. Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie voorgestelde straf passend en geboden is. Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Wegens immateriële schade vordert de benadeelde partij verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding volledig kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – in geval van een bewezenverklaring– gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer] .
De opgevoerde schadepost is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2019;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
25 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Izgi, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2020.
Mrs. Schreurs en Mulder zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie
3.Het proces-verbaal van aangifte met bijlage van [slachtoffer] van 13 februari 2019, pagina’s 21 tot en met 23 en 29.
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 oktober 2020, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 september 2019, pagina 60.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 september 2019, pagina 66.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 12 juni 2019, pagina’s 42 en 43.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 22 mei 2019, pagina’s 32 en 33.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 22 mei 2019, pagina 37.