4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Bestuurders van [verdacht bedrijf] zijn [bedrijf 1] (sinds 1 september 2007) en [bedrijf 2] (sinds 6 oktober 2010).Enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] is [bestuurder 2]en enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] is [bestuurder 1] .[bestuurder 1] heeft verklaard dat hij en [bestuurder 2] de bestuurders en feitelijk leidinggevenden van verdachte zijn.
Tijdens een doorzoeking bij verdachte is een map (inbeslagnamecode A.01.09.001) aangetroffen met daarin 112 documenten waarin steeds is vermeld ‘
[verdacht bedrijf] agrees with the following claims’.[bestuurder 1] heeft hierover verklaard: ‘
in die map zitten claims die ik voor [naam] gemaakt heb, die niet echt waren'.
In deze map zitten onder meer de volgende documenten:
- een verklaring gesteld op briefpapier van [verdacht bedrijf] , inhoudende de tekst: [verdacht bedrijf] agrees with the following claims: 25-04-2012 : invoice [nummer] 30-04-2012 : invoice [nummer] 07-05-2012: invoice [nummer] en voorzien van een handtekening met daarbij de vermelding [bestuurder 1] [verdacht bedrijf] ;
- een verklaring gesteld op briefpapier van [verdacht bedrijf] , inhoudende de tekst: [verdacht bedrijf] agrees with the following claims: 04-01-2013 : invoice [nummer] 07-01-2013: invoice [nummer] 11-01-2013: invoice [nummer] en voorzien van een handtekening met daarbij de vermelding [bestuurder 1] [verdacht bedrijf] ;
- een verklaring gesteld op briefpapier van [verdacht bedrijf] , inhoudende de tekst: [verdacht bedrijf] agrees with the following claims: 2-1-2014 invoice: [nummer] invoice: [nummer] invoice: [nummer] en voorzien van een handtekening;
- een verklaring gesteld op briefpapier van [verdacht bedrijf] , inhoudende de tekst [verdacht bedrijf] agrees with the following claims: 6-1-2015 invoice: [nummer] invoice: [nummer] invoice: [nummer] en voorzien van een handtekening;
- een verklaring gesteld op briefpapier van [verdacht bedrijf] , inhoudende de tekst: [verdacht bedrijf] agrees with the following claims: 09-01-2016 : invoice: [nummer] invoice: [nummer] invoice: [nummer] invoice: [nummer] en voorzien van een handtekening;
[bestuurder 1] heeft hierover verder verklaard: ‘
ik heb die 112 stukken alleen opgemaakt, op verzoek van [naam] . Hij heeft dat aan mij gevraagd op enig moment. Wat mij bijstaat is, dat het voor zijn boekhouding is’,
'ik maakte die dingen en zette er een paraaf op. Daarna scande ik het stuk in en stuurde ik het op naar [naam] , als bijlage bij een email-bericht aan hem'en ‘
ik herinner mij, dat ik soms die verklaring wel eens op een stuk wit papier heb gedaan. [naam] nam dan met mij contact op om mij er op te wijzen, dat ik voor die verklaringen briefpapier van [verdacht bedrijf] moest gebruiken’.
Bewijsoverwegingen
Op basis van voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [bestuurder 1] de documenten opzettelijk vals heeft opgemaakt met het oogmerk deze als onvervalst te doen gebruiken. [bestuurder 1] heeft immers op deze documenten vermeld dat de claims betreffende de in die verklaring aan de hand van factuurnummers beschreven leveringen van bloemen door verdachte werden erkend, terwijl hij wist dat dit in strijd met de waarheid was. [bestuurder 1] heeft deze valse documenten opgemaakt en ze vervolgens naar de heer [naam] gemaild, terwijl hij wist dat deze waren bestemd voor de boekhouding van het bedrijf van de heer [naam] en (dus) om door de laatste als echt te worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Nu van vijf valse documenten niet vaststaat dat ze zijn opgemaakt in de ten laste gelegde periode (DOC-0093-001 tot en met DOC-0093-005 hebben immers betrekking op leveringen van 3-4-2016 en later) is de rechtbank van oordeel dat [bestuurder 1] 107 documenten vals heeft opgemaakt in de ten laste gelegde periode.
Toerekening aan de rechtspersoon [verdacht bedrijf]
Op grond van artikel 51 Sr kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de Hoge Raad in het Drijfmest-arrest (HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938): het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat [bestuurder 1] en [bestuurder 2] de beslissingen namens verdachte namen en dat zij – indirect – als bestuurders van verdachte stonden ingeschreven en alle aandelen bezitten. Zij hadden aldus de volledige zeggenschap over het handelen van verdachte. Het erkennen van claims past binnen de normale bedrijfsvoering van verdachte en is verdachte dienstig geweest. Weliswaar zijn er geen aanwijzingen dat verdachte direct financieel voordeel heeft behaald met de gepleegde valsheden, maar wel is gebleken dat het paste binnen het streven om deze grote afnemer (circa 12% van de jaaromzet) van dienst te zijn, zodat hij klant zou blijven. Dat is gedurende de ten laste gelegde periode ook het geval geweest en langs die weg is het ten laste gelegde handelen voor de vennootschap dienstig geweest.
Daarmee kunnen de strafbare feiten aan verdachte worden toegerekend. Nu [bestuurder 1] deze handelingen opzettelijk heeft gepleegd en verdachte dat handelen heeft aanvaard, rekent de rechtbank het opzet waarmee [bestuurder 1] heeft gehandeld tevens aan verdachte toe.
In vereniging
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat deze feiten in een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met de heer [naam] zijn gepleegd, dat sprake is van medeplegen. [bestuurder 1] heeft de ten laste gelegde documenten namelijk op verzoek van de heer [naam] opgesteld en kreeg van hem bovendien instructies over het opstellen van de documenten, zoals het gebruik van het briefpapier van verdachte.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging met anderen, te weten [naam] en diens buitenlandse vennootschappen, meermalen valsheid in geschrifte heeft gepleegd.