ECLI:NL:RBOVE:2020:3711

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
C/08/255482 / KG ZA 20-225
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in kort geding tussen broer en Stichting Zij Aan Zij

In deze zaak, die op 13 oktober 2020 werd behandeld, heeft de voorzieningenrechter in kort geding uitspraak gedaan over de nietigheid van een dagvaarding. De eiser, aangeduid als de broer, had op 9 oktober 2020 een dagvaarding uitgebracht tegen de Stichting Zij Aan Zij, vertegenwoordigd door haar mentor. De behandeling vond plaats via Skype, waarbij de broer werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Engels, en de Stichting door haar advocaat, mr. S.L. Geeraths. Tijdens de zitting heeft de gedaagde Stichting aangevoerd dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, omdat deze niet vermeldde dat er een verkorte dagvaardingstermijn was toegestaan door de voorzieningenrechter, zoals vereist volgens artikel 117 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De broer betwistte dit en stelde dat de Stichting op de hoogte was van de verkorte termijn.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verweer van de Stichting terecht was. De dagvaarding voldeed niet aan de wettelijke vereisten, omdat de verleende beschikking voor de verkorte termijn niet in het dagvaardingsexploot was vermeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de nietigheid van de dagvaarding niet gedekt was door het verschijnen van de Stichting, aangezien zij enkel was verschenen vanwege een andere, gelijktijdig behandelde zaak. Hierdoor was er geen ruimte voor een inhoudelijke beoordeling van het geschil. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken door mr. M.L.J. Koopmans.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/255482 / KG ZA 20-225
Vonnis in kort geding van 13 oktober 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen de broer,
advocaat: mr. J. Engels te Vroomshoop,
tegen
de stichting,
STICHTING ZIJ AAN ZIJ Q.Q., in haar hoedanigheid van mentor van
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te Ommen respectievelijk wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen de Stichting respectievelijk de zus,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure laat zich als volgt duiden. De broer heeft gesteld en gevorderd zoals is te lezen in de dagvaarding van 9 oktober 2020 met producties. De behandeling ter terechtzitting van 13 oktober 2020 heeft via Skype plaatsgevonden. Daar zijn verschenen de broer bijgestaan door mr. Engels, alsmede namens de Stichting mevrouw [A] , bijgestaan door mr. Geeraths. Door mr. Geeraths is meteen bij aanvang van de zitting de nietigheid van de inleidende dagvaarding bepleit. Gedaagde is niet bereid gebleken alsnog vrijwillig te verschijnen. Nadat partijen hierover hebben gedebatteerd, heeft de voorzieningenrechter na een korte onderbreking aanstonds ten overstaan van genoemde personen via Skype dit vonnis uitgesproken met mededeling dat het alsnog op schrift zal worden gesteld.

2.De beoordeling van het opgeworpen preliminaire verweer

2.1.
Meteen bij aanvang van de behandeling ter terechtzitting is namens de Stichting bij wijze van verweer aangevoerd dat de inleidende dagvaarding nietig moet worden verklaard omdat deze dagvaarding niet vermeldt dat door de voorzieningenrechter een verkorte dagvaardingstermijn is toegestaan. De Stichting verwijst in dit kader naar
artikel 117 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Van een inhoudelijke behandeling van de zaak in kort geding kan volgens de Stichting dan ook geen sprake zijn.
Dat de Stichting verschenen is, betekent niet dat de nietigheid van de dagvaarding daardoor is gedekt. De Stichting is namelijk verschenen vanwege de andere zaak tussen partijen (255515 KG ZA 20/227) die gelijktijdig, immers eveneens op 13 oktober 2020 om 15.30 uur wordt behandeld. De Stichting verzoekt om deze dagvaarding in kort geding nietig te verklaren. De Stichting wenst in dit kort geding niet alsnog vrijwillig te verschijnen.
2.2.
De broer kan zich niet vinden in het preliminaire verweer van de Stichting en stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding niet nietig is. Volgens de broer is richting
de (advocaat van) de Stichting gecommuniceerd dat er op verkorte termijn gedagvaard zou gaan worden. Volgens de broer was de Stichting met de verkorte termijn bekend. Er is geen reden om de dagvaarding nietig te verklaren.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voormeld verweer van de Stichting terecht is opgeworpen. Op 9 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter aan de (advocaat van de) broer verlof verleend om op verkorte termijn te mogen dagvaarden. Ingevolge
artikel 117 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient de verleende beschikking verkorte termijn te worden vermeld in het hoofd van het dagvaardingsexploot. Dat is niet gebeurd.
2.4.
De nietigheid wordt niet gedekt nu de Stichting uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht enkel te zijn verschenen vanwege de andere zaak met kenmerk 255515 KG ZA 20/227, en niet vrijwillig wenst te verschijnen in dit kort geding. Aan een inhoudelijke beoordeling van dit geschil komt de voorzieningenrechter dan ook niet toe.
2.5.
Gelet op de familierechtelijke band van broer en zus, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter rechtdoende in kort geding:
3.1.
verklaart de op 9 oktober 2020 uitgebrachte dagvaarding nietig;
3.2.
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op
13 oktober 2020 in aanwezigheid van partijen.