In deze zaak vordert de vrouw, eiseres, de voorgenomen executoriale verkoop van twee auto’s, een Chevrolet en een Audi, te verbieden en de gelegde beslagen op te heffen. De vrouw en de man zijn voormalige echtgenoten en hebben afspraken gemaakt over de gevolgen van hun echtscheiding, vastgelegd in een convenant en een ouderschapsplan. De man heeft in het verleden een persoonlijke lening bij de ING Bank afgelost en heeft de vrouw in 2018 veroordeeld om een deel van deze aflossing te betalen. In september 2020 heeft de man executoriaal beslag gelegd op de auto’s van de vrouw, met de mededeling dat de verkoop op 15 oktober 2020 zou plaatsvinden.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het beslag op de Chevrolet is opgeheven, waardoor het geschil zich enkel richt op de Audi. De voorzieningenrechter overweegt dat de vrouw de Audi nodig heeft voor de omgang met de kinderen, maar dat zij ook een Chevrolet heeft die zij hiervoor kan gebruiken. De vrouw heeft niet aangetoond dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid door de man, noch dat er juridische of feitelijke misslagen zijn die de executie zouden moeten schorsen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vrouw af en veroordeelt haar in de proceskosten, omdat zij de procedure nodeloos heeft voortgezet.