Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
gevestigd te Bunnik,
1.[gedaagde 1],wonende te [woonplaats],
[gedaagde 2],
met een briefadres in de BRP ingeschreven te [plaats],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
300,00(1 punt x tarief € 300,00)
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is een vordering van de besloten vennootschap DEFAM B.V. aan de orde, die een kredietovereenkomst heeft afgesloten met gedaagden. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarbij DEFAM heeft gesteld dat het krediet vervroegd is opgeëist. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 17 december 2019 DEFAM de gelegenheid gegeven om aan te tonen dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht en om bewijsstukken over te leggen met betrekking tot de ingebrekestelling en de opeisingsbrief. DEFAM heeft vervolgens bewijsstukken overgelegd, waaronder een ingebrekestelling van 6 januari 2020 en een opeisingsbrief van 10 januari 2020.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat DEFAM aan haar zorgplicht heeft voldaan en dat de ingebrekestelling en opeisingsbrief correct zijn. De rechter heeft vastgesteld dat de kredietvergoeding door DEFAM is verlaagd van 11,80% naar 11,34%, wat gunstiger is voor de consument. Hierdoor heeft de kantonrechter de ambtshalve toets van het eenzijdig wijzigingsbeding achterwege gelaten. De vordering van DEFAM is toegewezen, waarbij gedaagden hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met de kredietvergoeding en wettelijke rente. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van DEFAM toegewezen, met een totaalbedrag van € 893,11. Het vonnis is uitgesproken op 4 februari 2020.