In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is een tussenvonnis uitgesproken met betrekking tot een kredietovereenkomst tussen de naamloze vennootschap Credivance N.V. en een gedaagde partij. De procedure is gestart door Credivance, die zich vertegenwoordigd heeft door Schuman incasso & gerechtsdeurwaarders. De gedaagde partij is niet verschenen. De kern van de zaak betreft de vraag of Credivance heeft voldaan aan de wettelijke precontractuele informatieverplichting zoals vastgelegd in artikel 7:60 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 10 december 2019 Credivance de gelegenheid gegeven om aan te tonen op welke datum het Europees standaardinformatieformulier aan de gedaagde is verstrekt en of dit tijdig was, dat wil zeggen 'geruime tijd' voor het sluiten van de overeenkomst.
Credivance heeft gesteld dat het formulier waarschijnlijk op 20 januari 2016 is verstrekt, terwijl de kredietovereenkomst op 21 januari 2016 is gedateerd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Credivance onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om aan te tonen dat het formulier tijdig is verstrekt. De kantonrechter heeft benadrukt dat het aan Credivance is om de omstandigheden van de totstandkoming van de overeenkomst aan te tonen, en dat er veel onduidelijkheden zijn over hoe en wanneer het formulier is verstrekt. Hierdoor kon de kantonrechter niet concluderen dat het formulier tijdig was verstrekt, wat leidt tot de vernietiging van de kredietovereenkomst.
Als gevolg hiervan heeft de kantonrechter bepaald dat de gedaagde het geleende bedrag moet terugbetalen zonder rentevergoeding, en dat Credivance de betaalde rente moet terugbetalen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij Credivance de gelegenheid krijgt om een berekening over te leggen van de terug te betalen bedragen. De volgende rolzitting is gepland op 25 februari 2020.