Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
NU PLASTALL KAMPER VERF- EN LAKFABRIEK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Kampen,
Plastall,
wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- i) [gedaagde] heeft in eerste instantie het bedrijf EPI benaderd om aan hem vloercoatingbenodigdheden te leveren;
- ii) EPI heeft uiteindelijk heeft besloten om geen account voor [gedaagde] aan te maken – zo’n account was kennelijk nodig om aan [gedaagde] te kunnen leveren – maar heeft in plaats daarvan aan [gedaagde] meegedeeld dat niet EPI, maar Plastall – een vast verkooppunt van EPI – de goederen zou bezorgen en ook aan [gedaagde] zou factureren;
- iii) [gedaagde] heeft vervolgens de eerste levering aan vloercoatingbenodigdheden van Plastall geleverd gekregen en hij heeft de koopprijs voor deze goederen ook aan Plastall voldaan;
- iv) Nadat bleek dat de vloer in eerste instantie niet goed was gelegd is tussen [gedaagde] en Plastall contact geweest over een tweede levering van vloercoatingbenodigdheden. [gedaagde] heeft toen aangegeven dat deze levering wegens zijn afwezigheid door zijn buurman in ontvangst zou worden genomen. Dit blijkt ook uit de app-berichten waarnaar Plastall heeft verwezen;
- v) De vloercoatingbenodigdheden zijn vervolgens ook door Plastall geleverd, namens [gedaagde] in ontvangst genomen, en vervolgens ook (grotendeels) gebruikt voor het aanbrengen van de tweede laag op de vloer van [gedaagde] ;
- vi) Plastall heeft na het aanbrengen van de tweede laag nog een aantal resterende producten van [gedaagde] teruggenomen, onder de vermelding dat zij dit nog met hem zou verrekenen. Plastall betwist dat weliswaar, maar die betwisting is onvoldoende onderbouwd, gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] deze stelling uitgebreid heeft onderbouwd, en daarbij ook heeft gewezen op de factuur van 6 december 2019, waaruit blijkt dat inderdaad een aantal vloercoatingbenodigdheden van het te betalen bedrag wordt afgetrokken.