ECLI:NL:RBOVE:2020:4074

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
255389/ KG ZA 20-223
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning zonder recht of titel; toewijzing van de gevorderde ontruiming

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap als eiseres en de besloten vennootschap Beschermingsbewind Twente B.V. als gedaagde partij. De eiseres vorderde de ontruiming van een huurwoning die door de gedaagde werd bewoond zonder recht of titel. De gedaagde, die in de woning verbleef na het overlijden van zijn vader en de verhuizing van zijn moeder, had geen geldige huurovereenkomst met de eiseres. De partijen hadden eerder een huurovereenkomst voor korte duur gesloten, maar deze was met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 september 2020.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2020, die via een Skype-verbinding plaatsvond, werd het standpunt van de eiseres toegelicht door haar advocaat, mr. G. Beekman. De gedaagde was vertegenwoordigd door mevrouw [A] van Beschermingsbewind Twente. De eiseres stelde dat de gedaagde meerdere afspraken over zijn vertrek uit de woning niet was nagekomen en dat hij inmiddels zonder recht of titel in de woning verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres tot ontruiming in kort geding toewijsbaar was, gezien het ontbreken van een huurovereenkomst.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, maar niet eerder dan 1 januari 2021. Tevens werd de gedaagde niet verder belast met de proceskosten aan de zijde van de eiseres, omdat de keuze voor de voorzieningenrechter onnodige financiële gevolgen voor de gedaagde met zich meebracht. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : 255389/ KG ZA 20-223
Vonnis in kort geding van 10 november 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
advocaat: mr. G. Beekman te Hengelo (O),
tegen
de besloten vennootschap
BESCHERMINGSBEWIND TWENTE B.V.,
gevestigd te Almelo,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[betrokkene], wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna [gedaagde] te noemen,
zelfstandig procederende.

1.Het procesverloop

[eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. Op 3 november 2020 heeft de mondelinge behandeling via een Skype verbinding plaatsgevonden. Voor de mondelinge behandeling waren online verbonden [eiseres] en de gemachtigde van [eiseres] mr. G. Beekman. Namens gedaagde is verschenen mevrouw [A] , werkzaam bij Beschermingsbewind Twente. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is daarna bepaald op vandaag.

2.De feiten en het geschil

2.1.
In deze zaak staat het navolgende vast. [eiseres] heeft in het verleden aan de ouders van [gedaagde] verhuurd de woning aan de [adres] te [plaats 1] . Op enig moment is de vader van [gedaagde] overleden. Zijn moeder bleef in de woning wonen en [gedaagde] is, vanwege een echtscheiding, later bij haar in komen wonen. Nadat de moeder van [gedaagde] ziek en hulpbehoevend werd en de woning op enig moment heeft verlaten bleef [gedaagde] in de woning achter, zonder een huurovereenkomst te hebben met [eiseres] . In overleg hebben partijen een huurovereenkomst voor korte duur gesloten, teneinde [gedaagde] in staat te stellen elders woonruimte te vinden. Partijen hebben de huurovereenkomst een paar keer verlengd. Op enig moment is tussen partijen een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarbij de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd per 1 september 2020.
2.2.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd -kort samengevat- [gedaagde] te veroordelen het gehuurde op korte termijn te ontruimen, op straffe van een dwangsom.
[eiseres] heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat voor haar de maat inmiddels vol is. Zij heeft met [gedaagde] meerdere afspraken gemaakt over vertrek uit de woning, maar [gedaagde] komt de afspraken telkens niet na. [gedaagde] verblijft inmiddels zonder recht of titel in de woning, de huurovereenkomst is immers met wederzijds goedvinden beëindigd, en hij dient de woning op korte termijn te ontruimen en te verlaten. [eiseres] heeft gedagvaard [betrokkene] in persoon en kwam er tijdens de procedure achter dat de goederen van [gedaagde] onder bewind stonden van Beschermingsbewind Twente. [eiseres] heeft de bewindvoerder hierop bij brief van 22 oktober 2020 opgeroepen om in het geding te verschijnen, teneinde dit verder ten behoeve van [gedaagde] te voeren.
2.3.
Namens Beschermingsbewind Twente heeft mevrouw [A] deelgenomen aan de mondelinge behandeling. Zij heeft contact gehad met [gedaagde] en haar standpunt is als volgt.
[gedaagde] is voornemens een andere woning te vinden. Hij heeft op 3 of 4 november 2020 een bezichtiging bij een woning in [plaats 2] . Hij is serieus op zoek naar een andere woning. De ontruimingstermijn in de dagvaarding, zeven dagen na betekening van het vonnis, is volgens haar te kort en zij vraagt om verlenging van deze termijn.

3.De beoordeling

3.1.
Namens [gedaagde] is geen verweer gevoerd tegen het standpunt van [eiseres] dat hij inmiddels zonder recht of titel in de woning verblijft. De voorzieningenrechter acht het dan ook zeer waarschijnlijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de vordering van [eiseres] tot ontruiming van de woning door [gedaagde] toewijsbaar is. De vordering van [eiseres] is daarom in kort geding toewijsbaar in die zin dat [gedaagde] de woning op korte termijn zal moeten verlaten.
3.2.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overleg gevoerd over (verlenging van) de ontruimingstermijn. Rekening houdende met alle omstandigheden zijn partijen een ontruimingstermijn overeengekomen tot 1 januari 2021.
3.3.
Gelet hierop, en gelet op de oproeping van Beschermingsbewind Twente, zal zij, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] , worden veroordeeld de woning aan de [adres] te [plaats 1] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, maar niet eerder dan 1 januari 2021, op straffe van na te melden dwangsom. De vordering van [eiseres] om haar te vergunnen de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen. Voor zover [eiseres] bedoelt dat zij de ontruiming zelf wil bewerkstelligen is dit in strijd met art. 556 Rv. (dat bepaalt dat een gedwongen ontruiming dient te geschieden door een deurwaarder). Voor het overige geldt dat de in te schakelen deurwaarder op grond van de wet al bevoegd is de hulp van de sterke arm in te roepen.
3.4.
Beschermingsbewind Twente zal, als de in het ongelijk gestelde partij, ook worden veroordeeld in de proceskosten. Met betrekking tot de proceskosten overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Het is onduidelijk waarom [eiseres] de onderhavige procedure heeft aangebracht bij de voorzieningenrechter van de sector civiel, daar waar ook de kantonrechter bevoegd is tot het geven van een voorziening zoals gevorderd. Deze wijze van handelen brengt met zich dat [gedaagde] hogere proceskosten is verschuldigd dan het geval zou zijn geweest als hij bij de kantonrechter was gedagvaard.
De voorzieningenrechter acht het onjuist om de nadelige financiële gevolgen van de keuze voor deze voorzieningenrechter op [gedaagde] af te wenden. De voorzieningenrechter zal [gedaagde] niet verder (naast het al aan hem als gedaagde partij in rekening gebrachte deel) belasten met het griffierecht aan de zijde van [eiseres] . Deze komen, als nodeloos veroorzaakt, voor rekening van [eiseres] . Het salaris zal worden toegewezen aan de hand van de staffel voor proceskosten in kantonzaken (€ 400,00).
De gevorderde nakosten zullen conform de landelijke aanbeveling worden begroot op het tarief van een half punt gemachtigdesalaris, met een maximum van € 120,00. Gelet op het gemachtigdesalaris in deze zaak, € 200,00 per punt, zal worden toegewezen € 100,00.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
veroordeelt Beschermingsbewind Twente om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, maar niet eerder dan 1 januari 2021, de woning aan de [adres] te [plaats 1] , met al het zijne en mogelijke gebruikers inbegrepen, te verlaten en ontruimd en in de staat waarin deze zich in februari 2016 bevond, achter te laten, onder afgifte van de sleutels aan [eiseres] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat hieraan niet wordt voldaan, tot een maximum van € 15.000,00;
veroordeelt Beschermingsbewind Twente in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 102,95 dagvaardingskosten en € 400,00 aan gemachtigdesalaris, te vermeerderen met de nakosten ad € 100,00;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. K.J. Haarhuis, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.