Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[betrokkene], wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap als eiseres en de besloten vennootschap Beschermingsbewind Twente B.V. als gedaagde partij. De eiseres vorderde de ontruiming van een huurwoning die door de gedaagde werd bewoond zonder recht of titel. De gedaagde, die in de woning verbleef na het overlijden van zijn vader en de verhuizing van zijn moeder, had geen geldige huurovereenkomst met de eiseres. De partijen hadden eerder een huurovereenkomst voor korte duur gesloten, maar deze was met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 september 2020.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2020, die via een Skype-verbinding plaatsvond, werd het standpunt van de eiseres toegelicht door haar advocaat, mr. G. Beekman. De gedaagde was vertegenwoordigd door mevrouw [A] van Beschermingsbewind Twente. De eiseres stelde dat de gedaagde meerdere afspraken over zijn vertrek uit de woning niet was nagekomen en dat hij inmiddels zonder recht of titel in de woning verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres tot ontruiming in kort geding toewijsbaar was, gezien het ontbreken van een huurovereenkomst.
De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, maar niet eerder dan 1 januari 2021. Tevens werd de gedaagde niet verder belast met de proceskosten aan de zijde van de eiseres, omdat de keuze voor de voorzieningenrechter onnodige financiële gevolgen voor de gedaagde met zich meebracht. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.