ECLI:NL:RBOVE:2020:4145

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
8178434 \ CV EXPL 19-6715
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na verlaten parkeergarage zonder betaling

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van parkeerkosten en schadevergoeding van de gedaagde, die de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen door middel van 'treintje rijden'. De procedure begon met een dagvaarding op 15 november 2019, gevolgd door conclusies van antwoord, re- en dupliek. Q-Park stelt dat de gedaagde op 2 augustus 2019 de parkeergarage aan het Boreelplein 45 te Deventer heeft verlaten zonder een uitrijdkaart aan te bieden, wat in strijd is met de algemene voorwaarden van Q-Park. De gedaagde heeft erkend de parkeergarage zonder betaling te hebben verlaten, maar voerde als verweer aan dat zij geen mogelijkheid had om te betalen omdat zij geen pinpas bij zich had en er geen contante betaling mogelijk was. Q-Park heeft dit verweer gemotiveerd betwist door log-gegevens over te leggen waaruit blijkt dat de helpdesk bereikbaar was op het moment van het incident.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging van de gedaagde niet verschoonbaar was en dat de vordering van Q-Park, inclusief het 'tarief verloren kaart' van € 9,00 en een aanvullende schadevergoeding van € 300,00, terecht was. De rechter oordeelde dat de bedragen in redelijke verhouding stonden tot de schade die Q-Park lijdt door het niet betalen van parkeergeld. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 355,35, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 14 april 2020 door kantonrechter A.M. Koene.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8178434 \ CV EXPL 19-6715
Vonnis van 14 april 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eisende partij, hierna te noemen Q-Park,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde]wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde: S. Atmali.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 15 november 2019;
- de conclusies van antwoord, re- en dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park is exploitant en beheerder van parkeeraccommodaties. Het parkeermanagementsysteem en camera’s van Q-Park hebben geregistreerd dat op
2 augustus 2019 te 15:38 uur de auto van het merk Kia, type Picanto, met [kenteken], de parkeergarage van Q-Park aan het Boreelplein 45 te Deventer (hierna: de parkeergarage) heeft verlaten door middel van ‘treintje rijden’. Treintje rijden is het dicht achter een andere auto de slagboom passeren, die voor deze andere auto is geopend, zonder dat van tevoren een uitrijdkaart is aangeboden aan de daarvoor bestemde betaalterminal.
2.2.
Het kenteken van deze Kia Picanto stond op 2 augustus 2019 op naam van [gedaagde].
2.3.
Op 5 september 2019 heeft de gemachtigde van Q-Park per brief [gedaagde] gesommeerd om binnen zestien dagen nadat de brief bij haar bezorgd is een bedrag van
€ 309,00 te voldoen. Dit bedrag bestaat uit € 300,00 aan schadevergoeding op grond van de algemene voorwaarden van Q-Park en € 9,00 voor ‘tarief verloren parkeerkaart’. In de brief geeft Q-Park daarnaast aan dat [gedaagde] bij uitblijven van betaling een bedrag van € 46,35 aan incassokosten verschuldigd zal worden.
2.4.
Bij brief van 4 oktober 2019 heeft de gemachtigde van Q-Park aan [gedaagde] geschreven dat zij niet heeft voldaan aan de sommatiebrief van 5 september 2019. Daarbij is [gedaagde] verzocht om binnen veertien dagen vanaf de dag na bezorging van de brief van
4 oktober 2019 een bedrag van € 355,35 te voldoen (€ 309,00 + € 46,35). Verder is in de brief vermeld dat als betaling binnen de genoemde termijn van veertien dagen achterwege blijft, [gedaagde] dan zal worden gedagvaard en zij dan bij toewijzing van de vordering ook de proceskosten en rente moet betalen.
2.5.
[gedaagde] heeft niet voldaan aan de hiervoor genoemde sommaties.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van een geldbedrag van € 9,00 aan parkeerkosten tegen het tarief van een verloren kaart, een aanvullende schadevergoeding ten bedrage van € 300,00, een bedrag van € 46,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaalbedrag van € 355,35, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Q-Park legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Door het binnenrijden van de parkeergarage is tussen Q-Park en [gedaagde] een overeenkomst tot stand gekomen en zijn ook de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing geworden. In deze algemene voorwaarden staan de gevolgen beschreven van het verlaten van de parkeergarage zonder te betalen door middel van treintje rijden, zoals [gedaagde] heeft gedaan.
3.3.
[gedaagde] erkent dat zij zonder te betalen de parkeergarage heeft verlaten door middel van treintje rijden. Als verweer heeft [gedaagde] – samengevat – het volgende aangevoerd. [gedaagde] wilde wel betalen maar dat was niet mogelijk omdat zij geen pinpas bij zich had en omdat het op dat moment niet de mogelijk was om contant te betalen bij de betaalautomaat. [gedaagde] heeft hierover contact gezocht met de helpdesk van Q-Park door de helpknop in te drukken, maar er kwam geen antwoord. Na een half uur vergeefs wachten op verbinding met de helpdesk van Q-Park heeft [gedaagde] besloten om de parkeergarage zonder te betalen te verlaten door middel van treintje rijden.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de gedraging, het treintje rijden, heeft plaatsgevonden en dat [gedaagde] de bestuurder van de betreffende auto is geweest. [gedaagde] heeft namelijk erkend dat zij de parkeergarage op die manier heeft verlaten zonder eerst parkeergeld te betalen.
4.2.
Q-Park heeft het verweer van [gedaagde], dat erop neer komt dat haar gedraging aan Q-Park is te wijten omdat zij geen verbinding kreeg met de helpdesk van Q-Park, gemotiveerd betwist. Hiertoe heeft Q-Park log-gegevens overgelegd waaruit blijkt dat er rond het tijdstip waarop [gedaagde] de parkeergarage heeft verlaten geen oproep geweest is die van haar afkomstig kan zijn. Er zijn rondom dit tijdstip twee oproepen geweest van andere gebruikers van de parkeergarage en die zijn door de helpdesk te woord gestaan en geholpen, waaruit blijkt dat de helpdesk op dat moment bereikbaar was.
4.3.
[gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek niet op de weerlegging van Q-Park gereageerd. [gedaagde] heeft haar standpunt herhaald en heeft verklaard geen behoefte te hebben om de door Q-Park gedeponeerde dvd te bekijken.
De kantonrechter stelt daarom vast dat het treintje rijden niet verschoonbaar was.
4.4.
Voor de verschuldigdheid van het ‘tarief verloren kaart’ van € 9,00 en de boete van € 300,00 doet Q-Park een beroep op haar algemene voorwaarden. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de stelling van Q-Park dat bij het inrijden van de parkeergarage tussen [gedaagde] en Q-Park een overeenkomst tot stand is gekomen en dat de algemene voorwaarden daarbij van toepassing zijn geworden. In deze algemene voorwaarden van
Q-Park is onder meer vermeld:

5.9 De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel.
Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)
6.4
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden”, waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)’.
4.5.
Nu de overeenkomst tussen partijen als een consumentenovereenkomst moet worden aangemerkt, dient de kantonrechter ambtshalve te beoordelen of voormelde bedingen in de algemene voorwaarden als oneerlijk of als onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW moeten worden aangemerkt (vgl. HR 13 september 2013, ECLI:NL: HR:2013:691). Volgens artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) wordt een beding beschouwd oneerlijk te zijn indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de Richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Een beding is daarnaast vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233 aanhef en onder a BW).
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de bedragen die Q-Park in rekening heeft gebracht bij [gedaagde], te weten betaling van het ‘tarief verloren kaart’, welke tarief op
2 augustus 2019 onweersproken € 9,00 bedroeg en een aanvullende boete van € 300,00, in redelijke verhouding staan tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de boetes zijn gesteld. Q-Park maakt aanzienlijke kosten voor het onderhoud van haar garage en mag verlangen dat elke gebruiker aan de bestrijding van die kosten bijdraagt. Voorts maakt
Q-Park aanzienlijke kosten om diegenen die zich aan die bijdrage onttrekken op te sporen en ter verantwoording te roepen. Het is niet onredelijk dat Q-Park de kosten daarvan doorbelast aan de hier bedoelde bestuurders. Tegen deze achtergrond die onbetwist is aangevoerd door Q-Park, is geen sprake van oneerlijke bedingen in de zin van de Richtlijn of een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW.
4.7.
De overige door partijen aangevoerde argumenten worden niet besproken omdat deze niet tot een ander oordeel in deze zaak kunnen leiden.
4.8.
Nu het verweer van [gedaagde] door Q-Park gemotiveerd is weersproken en hierop door [gedaagde] niet meer inhoudelijk is gereageerd, zal de vordering worden toegewezen. Tegen de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten is door [gedaagde] geen specifiek verweer gevoerd, zodat deze eveneens als op de wet gegrond zullen worden toegewezen. Omdat Q-Park in haar sommatiebrieven niet duidelijk heeft aangezegd vanaf welk moment [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd zou worden, wordt aanleiding gezien om deze toe te wijzen vanaf de datum van dagvaarding. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal eveneens worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 355,35, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Q-Park gevallen en vastgesteld als volgt:
a. kosten dagvaarding: € 83,52;
b. griffierecht: € 124,00;
c. salaris gemachtigde: € 144,00;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2020.