Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de producties 1 tot en met 29 van de zijde van [gedaagde ] ,
- de bij faxbericht van 14 januari 2019 overgelegde vertalingen van een aantal eerder overgelegde producties van de zijde van [gedaagde ] ,
- de mondelinge behandeling op 15 januari 2019, waar [eiseres ] niet in persoon is verschenen, maar zich heeft laten vertegenwoordigen door de heer [X] , bijgestaan door
- de pleitnota van [gedaagde ] .
2.De feiten
17 augustus 2018 voor een bedrag van € 226.500,--.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 50.000,--) heeft overgemaakt naar haar zoon. [gedaagde ] heeft weliswaar verklaard dat met het bedrag van € 100.000,-- schulden, waaronder advocaatkosten en verblijfs- en zorgkosten in Turkije, zijn betaald, maar zij heeft dit onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd. Voor zover in dit verband wordt gewezen op de kosten van haar toenmalige advocaat, wordt overwogen dat deze volgens haar € 69.000,-- bedroegen, zodat er nog (in ieder geval) een bedrag van € 31.000,-- resteert. Daarnaast valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, op voorhand niet in te zien waarom het bedrag van € 100.000,-- aan haar zoon is overgemaakt en niet rechtstreeks aan haar schuldenaren. Verder heeft [gedaagde ] in de maand augustus 2018
- na de verkoop en levering van de onroerende zaken - diverse keren (in ieder geval 10 keer) een bedrag van € 2.000,-- contant opgenomen, terwijl zij geen afdoende verklaring met onderbouwing heeft gegeven waar deze bedragen aan zijn besteed. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de door [gedaagde ] gestelde (verbouwings)kosten met betrekking tot de woning in [woonplaats 2] voor het overgrote deel pas in oktober 2018/begin november 2018 zijn gemaakt, waarbij er overigens ook niet aan voorbij kan worden gegaan dat de niet gespecificeerde posten “overige kosten” volgens de opgave van [gedaagde ] € 7.000,-- respectievelijk € 4.635,-- bedragen.
2 januari 2020: