ECLI:NL:RBOVE:2020:4445

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
C/08/257055 / KG ZA 20-257
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een contact- en gebiedsverbod in kort geding wegens dreigende gedragingen van een melkveehouder tegenover een zandwinningbedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen eiseres, en een melkveehouder, hierna te noemen gedaagde. Eiseres, die actief is in de zand-, grind- en kleiwinning, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, die een melkveebedrijf exploiteert dat grenst aan het terrein van de zandwinning. Eiseres vorderde een gebieds- en contactverbod op straffe van dwangsommen, omdat gedaagde zich dreigend had uitgelaten tegenover medewerkers en aandeelhouders van eiseres. Eerdere gesprekken en afspraken met gedaagde hebben niet geleid tot het gewenste resultaat, waardoor eiseres genoodzaakt was om deze procedure te starten.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zich herhaaldelijk onrechtmatig heeft gedragen door dreigende berichten te sturen naar aan eiseres verbonden personen en hen fysiek te benaderen. Ondanks eerdere toezeggingen om dit gedrag te staken, heeft gedaagde zich niet aan deze afspraken gehouden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eiseres toewijsbaar zijn, gezien de ernst van de gedragingen van gedaagde en het feit dat eerdere pogingen om tot een oplossing te komen niet succesvol waren.

De rechtbank heeft gedaagde verboden om zich binnen een bepaalde afstand van de adressen van eiseres en haar medewerkers te begeven, alsook om contact op te nemen met hen, tenzij via een aangewezen persoon. Dit alles op straffe van dwangsommen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van een veilige werkomgeving voor medewerkers en de noodzaak om onrechtmatig gedrag te stoppen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/257055 / KG ZA 20-257
Vonnis in kort geding van 21 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
advocaat mr. H.P. van der Veen te Zwolle,
tegen
1. commanditaire vennootschap
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden, hierna tezamen in mannelijk enkelvoud aangeduid als [gedaagde 2] c.s.,
beiden verschenen bij [gedaagde 2] in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in kort geding met bijbehorende producties genummerd 1 t/m 11.
  • de bij brief van 3 december 2020 nagezonden producties 12 en 13 van eisende partij,
  • de bij brief van 4 december 2020 nagezonden productie 14 van eisende partij
  • de mondelinge behandeling op 7 december 2020.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen [eiseres] , vertegenwoordigd door [A] (directeur), bijgestaan door mr. H.P. van der Veen, en gedaagden, vertegenwoordigd door [gedaagde 2] in persoon.
De griffier heeft aantekeningen bijgehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Bij de beoordeling van de vordering van [eiseres] zal de voorzieningenrechter uitgaan van de hierna te noemen feiten en omstandigheden, omdat deze tussen partijen vaststaan.
2.1.
[eiseres] exploiteert een onderneming die actief is op het gebied van
zand-, grind- en kleiwinning in combinatie met het ontwikkelen van natuur, recreatie en
waterbergingsgebieden bij hoogwater. Een van de locaties waar [eiseres] haar werkzaamheden uitvoert is de ‘Zandwinning Zwolle’, gelegen aan de Bomhofsweg 5 te Zwolle.
2.2.
[gedaagde 2] , exploiteert als vennoot gedaagde sub 1, een melkveehouderij. Het terrein van de melkveehouderij en de daarop gelegen woning van [gedaagde 2] grenzen aan het terrein van de ‘Zandwinning Zwolle’.
2.3.
[eiseres] heeft van haar grond enkele percelen aan de melkveehouderij verpacht voor een symbolisch bedrag van € 1,= per jaar.
2.4.
Nadat [eiseres] in september 2019 een kort geding had aangespannen tegen [gedaagde 2] c.s. hebben [gedaagde 2] c.s. en [eiseres] op 2 oktober 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is in artikel 2.1 vastgelegd:
De heer [gedaagde 2] zal zich niet meer onrechtmatig gedragen jegens [eiseres] en haar medewerkers, hetgeen onder meer inhoudt dat hij hen niet lastig zal vallen, niet zal uitschelden, geen personen of auto’s de toegang tot de zandwinning zal belemmeren, zonder toestemming het terrein van Zandwinning Zwolle niet zal betreden en dat hij op dat terrein of in de daarop staande kantoren geen zaken zal beschadigen of vernielen.
2.5.
Omstreeks 24 augustus 2020 heeft [gedaagde 2] aan (indirecte) aandeelhouders van [eiseres] en aan hun familieleden (meerderjarige kinderen) berichten gestuurd via Facebook en Whatsapp. De berichten hadden een dreigende toon. Op vrijdagmiddag 28 augustus 2020 is [gedaagde 2] verschenen bij het woonadres van indirect bestuurder en aandeelhouder van [eiseres] , [B] .
2.6.
Op 3 september 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] (vertegenwoordigd door de heren [A] , [B] en [C] ) en [gedaagde 2] (bijgestaan door de heer [X] ) waarbij de advocaat van [eiseres] aanwezig was. Daarin is door [gedaagde 2] toegezegd om te stoppen met de onrechtmatige gedragingen richting [eiseres] en de aan [eiseres] verbonden personen.
2.7.
In weerwil van deze toezegging heeft [gedaagde 2] zich omstreeks 16 september 2020 via Whatsapp dreigend uitgelaten tegenover een aandeelhouder van [eiseres] en is hij op 17 september 2020 fysiek verschenen bij een van de kantoren van [eiseres] .
2.8.
In een gesprek tussen partijen op 30 september 2020 is wederom afgesproken dat [gedaagde 2] medewerkers en familieleden van aan [eiseres] verbonden personen niet meer mag benaderen. Hij mag uitsluitend bellen met de heer [C] . Desondanks benadert [gedaagde 2] eind oktober 2020 de dochters van aandeelhouders met dreigende berichten en verschijnt hij begin november bij het woonhuis van aandeelhouder [B] .
2.9.
Op 3 december 2020 heeft directeur [A] namens [eiseres] aangifte gedaan van bedreiging, omdat [gedaagde 2] tegen een medewerker van de reclassering heeft gezegd “
Jullie moeten mij helpen anders ga ik naar [eiseres] toe en schiet ik daar bij iemand een kogel door de kop. En dan moeten jullie mij alsnog gaan helpen.”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] wil dat de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde 2] , die bovendien in strijd zijn met de tussen haar en [gedaagde 2] c.s. gesloten vaststellingsovereenkomst van 2 oktober 2019, zullen stoppen. Volgens [eiseres] zijn de uitlatingen van [gedaagde 2] jegens aan [eiseres] verbonden personen en hun familieleden dreigend van aard en wordt de kring van mensen die hij benadert steeds groter. De uitlatingen van [gedaagde 2] zorgen ervoor dat deze mensen zich bedreigd voelen. Nu eerdere gesprekken met [gedaagde 2] kennelijk niet hebben geholpen om aan deze onrechtmatige gedragingen van [gedaagde 2] een einde te maken, vreest [eiseres] dat [gedaagde 2] zijn gedragingen voortzet. Daarom heeft [eiseres] bij de voorzieningenrechter de volgende vordering ingesteld.
3.2.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis,
I. [gedaagde 2] c.s. zal verbieden om:
a. zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de heer [B] , zich te
begeven binnen een afstand groot 250 meter van het adres [adres 1] , [plaats 1]
(privé adres [B] );
b. zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiseres] zich te begeven binnen een
afstand groot 250 meter van het adres [adres 2] , [plaats 2]
(hoofdkantoor [eiseres] )
c. zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiseres] zich te begeven op het terrein van [eiseres] aan de Bomhofsweg 5, 8035 PJ Zwolle, zulks behoudens voor zover
het betreft de aan [gedaagde 2] c.s. verpachte gronden;
d. zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiseres] zich te begeven binnen een
afstand groot 250 meter rondom de overige kantoren en onroerende zaken van
[eiseres] , alsmede de huizen van iedere aan [eiseres] verbonden persoon, inclusief de
aandeelhouders, bestuurders, medewerkers en hun huisgenoten en familieleden,
de items onder I.a. tot en met I.d. op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding met een maximum van € 250.000,-, althans een (per item) door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
II. [gedaagde 2] c.s. zal verbieden om, anders dan via de heer [A] (directeur van [eiseres] ) of een andere schriftelijk door [eiseres] aan te wijzen persoon, telefonisch of via social media (zoals maar niet beperkt tot WhatsApp) contact op te nemen met [eiseres] en aan [eiseres] als
aandeelhouder, bestuurder of medewerker verbonden personen en hun huisgenoten en
familieleden of om op social media berichten over hen te plaatsen, zulks op straffe van een
dwangsom groot € 1.000,= per overtreding met een maximum van € 25.000,=, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
III. [gedaagde 2] c.s. zal veroordelen in de kosten van dit geding alsmede in de nakosten begroot op € 131,= zonder en € 199,= met betekening.
3.3.
[gedaagde 2] c.s. heeft bij monde van [gedaagde 2] verweer gevoerd. Samengevat luidt dat verweer dat hij enorm boos is op [eiseres] in verband met de activiteiten die [eiseres] uitvoert op het terrein dat grenst aan het melkveebedrijf. [gedaagde 2] ervaart [eiseres] als een grote partij waarbij hij niet of nauwelijks gehoor krijgt over de zaken die hem dwars zitten. [gedaagde 2] voert aan dat hij met rust gelaten wil worden en hij wil dat [eiseres] stopt met haar activiteiten nabij zijn bedrijf. Volgens [gedaagde 2] is het zinloos om de vorderingen van [eiseres] toe te wijzen, want dat zal niet leiden tot een oplossing tussen partijen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang van de vordering van [eiseres] staat niet ter discussie. Uit de aard van de vordering van [eiseres] volgt dat de vordering een spoedeisend karakter heeft.
Tegenvorderingen?
4.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 2] een schriftelijk stuk overgelegd, waarin hij tegenvorderingen tegen [eiseres] heeft omschreven. Zoals door de voorzieningenrechter op de zitting al is meegedeeld, kan [gedaagde 2] c.s. in deze procedure niet in zijn tegenvordering worden ontvangen. Dat komt omdat de wet in artikel 79 lid 2 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voorschrijft dat in dergelijke zaken een vordering moet worden ingesteld door een advocaat en [gedaagde 2] c.s. is zonder advocaat in deze procedure verschenen. Overigens kan [gedaagde 2] c.s., als hij dat wil, met tussenkomst van een advocaat wel in een door hem zelf te starten afzonderlijke procedure zijn eisen tegen [eiseres] instellen.
Zijn de vorderingen van [eiseres] toewijsbaar?
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door [eiseres] gevorderde contactverboden toewijsbaar zijn op straffe van dwangsommen, zoals deze aan het slot van dit vonnis in de beslissing worden omschreven. Hierna zal worden toegelicht waarop dit oordeel is gebaseerd.
4.4.
Uit het verweer van [gedaagde 2] c.s.tegen de vorderingen van [eiseres] is één ding duidelijk geworden. [gedaagde 2] is enorm boos op [eiseres] vanwege de activiteiten van [eiseres] bij de Bomhofsplas. De voorzieningenrechter zal in deze uitspraak in het midden laten in hoeverre die boosheid gerechtvaardigd is, want dat is niet het onderwerp van dit kort geding. Evenmin staat ter discussie dat het [gedaagde 2] vrijstaat om kritiek te hebben op de activiteiten van [eiseres] . In deze procedure gaat het vooral om de manier waarop [gedaagde 2] uiting geeft aan zijn kritiek en aan zijn boosheid die daarmee samenhangt. Uit de dagvaarding en de bijbehorende producties blijkt dat de directeur en aandeelhouders van [eiseres] op allerlei momenten bereid zijn geweest om het gesprek met [gedaagde 2] aan te gaan, maar dat die gesprekken uit de hand zijn gelopen omdat [gedaagde 2] zijn boosheid niet onder controle heeft. Een gesprek mondt dan uit in dreigende taal en geschreeuw van [gedaagde 2] . Wat dat betreft zou het voor [gedaagde 2] behulpzaam kunnen zijn als hij een woordvoerder zoekt, die hem kan helpen in de communicatie met [eiseres] .
4.5.
[eiseres] stelt dat de gedragingen van [gedaagde 2] jegens de aan [eiseres] verbonden personen onrechtmatig en ontoelaatbaar zijn. De voorzieningenrechter deelt deze kwalificatie. Uit de in het geding gebrachte geluidsfragmenten van telefoongesprekken en een gesprek bij het woonhuis van aandeelhouder [B] , blijkt namelijk dat [gedaagde 2] schreeuwend tekeer gaat en dat hij dreigementen uit. Verder uit hij in Whatsapp berichten dreigende taal naar familieleden van de aandeelhouders van [eiseres] , zoals “
U kunt meewerken of het kan vervelend worden”. Verder verschijnt hij volgens [eiseres] onaangekondigd op het terrein van de Zandwinning en gaat hij tekeer tegen de daar aanwezige medewerkers van [eiseres] . [gedaagde 2] erkent de door [eiseres] gestelde gedragingen. Met deze gedragingen gaat [gedaagde 2] over de grens van hetgeen in het maatschappelijk verkeer toelaatbaar is. Dergelijke gedragingen van [gedaagde 2] zijn daarom als onrechtmatig aan te merken en [gedaagde 2] moet daarmee stoppen. Ten aanzien van [gedaagde 2] c.s. geldt daarnaast nog dat er sprake is van evidente schending van de vaststellingsovereenkomst van 2 oktober 2019. Dat maakt dat de vorderingen van [eiseres] toewijsbaar zijn.
4.6.
Daar komt bij dat al eerder is gebleken dat [gedaagde 2] zich niet aan afspraken over zijn gedrag kan houden. In de vaststellingsovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde 2] c.s. zijn immers heldere afspraken gemaakt over (onder andere) het gedrag van [gedaagde 2] . Toch heeft [gedaagde 2] zich daaraan niet gehouden, ook niet na verdere gesprekken daarover tussen [eiseres] en [gedaagde 2] . Zelf heeft [gedaagde 2] op de mondelinge behandeling daarover verklaard dat hij op dat moment in oktober 2019 die overeenkomst wel moest ondertekenen maar dat hij daar toen, en ook nu, niet achter staat. Kennelijk heeft het uitbrengen van de dagvaarding in deze procedure evenmin tot andere gedachten geleid bij [gedaagde 2] . Zelfs na het uitbrengen van de dagvaarding is [gedaagde 2] op 30 november 2020 met veel stampij op het terrein van de Zandwinning verschenen, omdat hij met zijn vee over het terrein heen wilde. Verder heeft de directeur van [eiseres] op 3 december 2020 aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde 2] . Gelet op deze gebeurtenissen en de verklaring van [gedaagde 2] op de zitting valt niet te verwachten dat [gedaagde 2] vanaf heden uit zichzelf zijn onrechtmatige gedragingen zal staken. De voorzieningenrechter leidt daaruit af dat het niet alleen gerechtvaardigd is om de gevorderde contact- en gebiedsverboden toe te wijzen, maar dat het bovendien in de rede ligt om daaraan dwangsommen te verbinden. De in het dictum van dit vonnis omschreven dwangsommen worden wat dat betreft passend geacht.
4.7.
Bij het voorgaande weegt mee dat [gedaagde 2] c.s. geen belang heeft om op de locaties te komen waarvan [eiseres] wil dat hij daar wegblijft. Dat geldt ook voor het verbod dat is gevraagd onder I.c., waarin staat dat [gedaagde 2] c.s. zich niet mag begeven op het terrein van [eiseres] aan de Bomhofsweg 5, 8035 PJ Zwolle (dat wil zeggen het terrein van de Zandwinning). [eiseres] heeft daarbij immers een uitzondering geformuleerd voor zover het betreft de aan [gedaagde 2] c.s. verpachte gronden. Dit verbod brengt mee dat het [gedaagde 2] c.s. niet is toegestaan om zijn vee over het niet verpachte deel van het terrein van de Zandwinning te jagen. Hij zal zijn vee over de weg moeten vervoeren als hij de dieren wil verplaatsen. Weliswaar heeft [gedaagde 2] op de zitting uitgelegd waarom dat voor hem hinderlijk is, maar dat argument van [gedaagde 2] valt weg tegen de ernst van zijn dreigende gedrag tegenover de aan [eiseres] verbonden personen. De voorzieningenrechter kan in deze situatie niet aan het bezwaar van [gedaagde 2] tegemoet komen.
4.8.
Omdat [gedaagde 2] c.s. in deze procedure in het ongelijk wordt gesteld, zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 656,= voor griffierecht, € 114,12 voor explootkosten en € 980,= voor salaris gemachtigde. Dat is samen een bedrag van € 1.750,12
4.9.
[gedaagde 2] c.s. zal tevens worden veroordeeld in de nakosten, in dit geval overeenkomstig de vordering van [eiseres] begroot op € 131,= aan salaris advocaat zonder betekening en te vermeerderen met € 68,= in geval van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter,
5.1.
legt aan [gedaagde 2] c.s. het verbod op om:
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de heer [B] , zich te begeven binnen een afstand groot 250 meter van het adres [adres 1] , [plaats 1] (privé adres [B] ), dit op straffe van een dwangsom van € 5.000,= per overtreding van dit verbod met een maximum van € 100.000,=;
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiseres] zich te begeven binnen een afstand groot 250 meter van het adres [adres 2] , [plaats 2] (hoofdkantoor [eiseres] ), dit op straffe van een dwangsom van € 5.000,= per overtreding van dit verbod met een maximum van € 100.000,=;
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiseres] zich te begeven op het terrein van [eiseres] aan de Bomhofsweg 5, 8035 PJ Zwolle, zulks behoudens voor zover het betreft de aan [gedaagde 2] verpachte gronden, dit op straffe van een dwangsom van € 5.000,= per overtreding met een maximum van € 100.000,=;
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiseres] zich te begeven binnen een afstand groot 250 meter rondom de overige kantoren en onroerende zaken van [eiseres] , alsmede de huizen van iedere aan [eiseres] verbonden persoon, inclusief de aandeelhouders, bestuurders, medewerkers en hun huisgenoten en familieleden, dit op straffe van een dwangsom van € 5.000,= per overtreding van dit verbod met een maximum van € 100.000,=;
5.2.
legt aan [gedaagde 2] c.s. het verbod op om, anders dan via de heer [A] (directeur van [eiseres] ) of een andere schriftelijk door [eiseres] aan te wijzen persoon, telefonisch of via social media (zoals maar niet beperkt tot WhatsApp) contact op te nemen met [eiseres] en aan [eiseres] als aandeelhouder, bestuurder of medewerker verbonden personen en hun huisgenoten en familieleden of om op social media berichten over hen te plaatsen, zulks op straffe van een dwangsom groot € 1.000,= per overtreding met een maximum van € 25.000,=;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] c.s. in de kosten van deze procedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.750,12;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] c.s. in de nakosten, begroot op een bedrag van € 131,= zonder betekening en vermeerderd met een bedrag van € 68,= in geval van betekening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: