ECLI:NL:RBOVE:2020:4491

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
C/08/257174 / KG ZA 20-259
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitvoerbaarheid bij lijfsdwang van een eerder vonnis inzake afgifte administratieve bescheiden

In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [X], een vordering ingesteld tegen gedaagde, handelend onder de naam [A], met als doel het vonnis van 20 mei 2020 uitvoerbaar bij lijfsdwang te verklaren. Dit vonnis verplichtte gedaagde om administratieve bescheiden aan eiser af te geven, maar gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven. Eiser heeft de bescheiden nodig voor de Belastingdienst en vordert nu dat de rechtbank de mogelijkheid van lijfsdwang toelaat om gedaagde te dwingen tot afgifte van de documenten. De voorzieningenrechter overweegt dat het belang van eiser voldoende zwaar weegt om lijfsdwang te rechtvaardigen, vooral omdat gedaagde de gijzeling kan voorkomen door de bescheiden alsnog af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde niet is verschenen en de vordering niet heeft weersproken, waardoor de mogelijkheid van lijfsdwang niet in strijd is met de wet. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser toegewezen en bepaald dat de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang wordt toegestaan, met een maximum van één jaar, en dat gedaagde in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/257174 / KG ZA 20-259
Vonnis in kort geding van 16 december 2020
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [X] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. J.W. Stegeman te Almelo,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [A] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 november 2020,
- de mondelinge behandeling via CMS op 9 december 2020,
- het tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van 20 mei 2020 heeft deze rechtbank blijkens onderdeel 3.1. van dat vonnis [gedaagde] , versterkt met een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 veroordeeld om binnen één week na de betekening van het vonnis aan [eiser] af te geven alle administratieve bescheiden, privé en zakelijk, die [gedaagde] onder zich heeft, daaronder begrepen in ieder geval die bescheiden die nader zijn omschreven in productie 3 bij de dagvaarding.
2.2.
Het vonnis van 20 mei 2020 is op 10 juni 2020 aan [gedaagde] betekend, waarbij [gedaagde] is aangezegd en bevel is gedaan om het vonnis van 20 mei 2020 na te komen.
2.3.
Bij exploot van 26 oktober 2020 is aan [gedaagde] bevel gedaan om binnen twee dagen na 26 oktober 2020 aan de inhoud van het vonnis van 20 mei 2020 te voldoen, waarbij tevens bevel is gedaan tot betaling van de verbeurde dwangsommen.
2.4.
[gedaagde] heeft geen administratieve bescheiden aan [eiser] afgegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren:
I. de veroordeling van [gedaagde] bij vonnis van 20 mei 2020 uitvoerbaar bij lijfsdwang te verklaren, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, voor zover [gedaagde] het onder 3.1. bepaalde van het vonnis van 20 mei 2020 niet nakomt, met verlofverlening tot dadelijke tenuitvoerlegging, telkens voor een periode van 30 dagen met een maximum van één jaar,
II. de veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de eerste betalingssommatie,
III. de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de kosten die verband zullen houden met de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang.
3.2.
Ter onderbouwing van de vordering heeft [eiser] -samengevat- het volgende aangevoerd. Bij vonnis van 20 mei 2020 is [gedaagde] veroordeeld om alle administratieve bescheiden die hij onder zich heeft van [eiser] , zowel zakelijk als privé, af te geven aan [eiser] . [gedaagde] heeft geen administratieve bescheiden afgegeven, terwijl [eiser] daar wel een groot belang bij heeft. De Belastingdienst heeft [eiser] uitstel verleend voor het aanleveren van de benodigde informatie, maar het geduld van de Belastingdienst raakt op, zo stelt [eiser] . Nu [gedaagde] niet thuis geeft, ziet [eiser] geen andere mogelijkheid dan de uitgesproken veroordeling te versterken met de bevoegdheid lijfsdwang toe te passen.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de kort geding dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
4.2.
Gelet op de aard van de vordering heeft [eiser] daarbij voldoende spoedeisend belang. Dit betekent dat de vordering van [eiser] inhoudelijk kan worden behandeld.
4.3.
Ter zake van de tegen [gedaagde] gerichte vordering geldt het volgende. De bij vonnis van 20 mei 2020 uitgesproken veroordeling tot afgifte van de administratieve bescheiden is in kracht van gewijsde gegaan. Lijfsdwang wordt niettemin niet uitgesproken indien de schuldenaar, in casu [gedaagde] , buiten staat is te voldoen aan de verplichting die met lijfsdwang moet worden versterkt, zo bepaalt artikel 588 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [gedaagde] is (ook) in deze procedure niet verschenen en heeft de vordering van [eiser] niet weersproken. [gedaagde] heeft dus ook niet gesteld dat hij niet tot afgifte van de administratieve bescheiden in staat is. Het toepassen van lijfsdwang is daarmee niet in strijd met het bepaalde in artikel 588 Rv.
4.4.
De vraag die vervolgens voorligt is of het aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden in de zin van artikel 587 Rv. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
4.5.
Vast staat dat de veroordeling bij vonnis van 20 mei 2020 reeds was versterkt met een substantiële dwangsom en dat deze prikkel tot nakoming niet tot afgifte van de administratieve bescheiden heeft geleid. Tijdens de mondelinge behandeling is door [eiser] onweersproken gesteld dat er geen andere dwangmiddelen zijn die uitkomst kunnen bieden voor afgifte van de administratieve bescheiden door [gedaagde] . De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat er geen andere mogelijkheden zijn dan de toepassing tot lijfsdwang om [gedaagde] tot afgifte tot de administratieve bescheiden te bewegen.
4.6.
Ter zake van de vraag of het belang van [eiser] de toepassing van lijfsdwang rechtvaardigt, is van belang dat [eiser] de administratieve bescheiden dringend nodig heeft voor de Belastingdienst. Omdat [eiser] daarvoor de bescheiden nodig heeft, weegt zijn belang voldoende zwaar om lijfsdwang te rechtvaardigen, zulks temeer omdat kan worden aangenomen dat [gedaagde] de gijzeling kan voorkomen door de administratieve bescheiden alsnog af te geven. Van het vonnis van 20 mei 2020 zal daarom de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang worden toegestaan, voor zover [gedaagde] in dat vonnis is veroordeeld tot afgifte van de administratieve bescheiden.
4.7.
[eiser] vordert tevens een veroordeling in de kosten van tenuitvoerlegging van de lijfsdwang. Hiervoor bestaat geen aanleiding, hetgeen als volgt wordt gemotiveerd. De kosten moeten op grond van artikel 597 Rv in eerste instantie door [eiser] worden gedragen en bij wijze van voorschot worden voldaan. Vervolgens kan [eiser] , omdat het executiekosten betreft, deze kosten op [gedaagde] verhalen op grond van de reeds eerder uitgesproken kostenveroordeling in het vonnis van 20 mei 2020.
4.8.
[eiser] wenst tot dadelijke tenuitvoerlegging van de lijfsdwang over te kunnen gaan, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie. Dit gevorderde is door [gedaagde] ook niet weersproken, zodat daartoe op de voet van artikel 591 Rv verlof kan worden verleend.
4.9.
De vordering het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren op de minuut en op alle dagen en uren zal niet worden toegewezen. Het vonnis is op grond van de wet uitvoerbaar op de grosse. Daarnaast heeft [eiser] niet onderbouwd welk belang hij er bij heeft dat het vonnis uitvoerbaar op de minuut en op alle dagen en uren wordt verklaard.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
-griffierecht € 304,00
-kosten dagvaarding € 86,85
-salaris advocaat €
633,00
Totaal € 1.023,85
4.11.
De nakosten zullen worden afgewezen omdat dat executiekosten zijn die [eiser] kan incasseren op basis van de kostenveroordeling gegeven in het meergenoemde verstekvonnis van 20 mei 2020.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter rechtdoende in kort geding
5.1.
verklaart het onder 3.1. in het dictum van het vonnis van 20 mei 2020 bepaalde ten opzichte van [gedaagde] uitvoerbaar bij lijfsdwang, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, voor zover [gedaagde] het onder 3.1. bepaalde in het dictum van het vonnis van 20 mei 2020 niet nakomt, met verlofverlening tot dadelijke tenuitvoerlegging, na betekening van dit vonnis, telkens voor een periode van 30 dagen met een maximum van één jaar, waarbij wordt bepaald dat de onder 3.1. in het dictum van het vonnis van 20 mei 2020 aangeduide af te geven administratieve bescheiden blijkens productie 3 van die toenmalige dagvaarding als volgt zijn te duiden:
PrivéDiverse stukken in een blauwe ordner, waaronder:
Jaaropgaven Inkomen [B] 2008-2018 (werkgevers [C] en streekziekenhuis Koningin Beatrix)
Jaaroverzicht SNS Bank 2008-2018
Jaaroverzicht ING 2018
Rekeningafschriften Rabobank (meerdere jaren) Spaarzeker hypotheek
Rekeningafschriften Rabobank (meerdere jaren) hypotheek
Diverse stukken inzake Gemeentelijke belastingen, waaronder WOZ en afvalstoffenheffing
Afschrift levensverzekering Nationale Nederlanden
ZakelijkBankafschriften 2018 van de SNS bank van [eiser] vloeren Groenlo
Gemeentelijke belastingen 2018 WOZ waarde
Hypotheekafschrift SNS bank 2018 tbv. Pand
BTW aangiftes van 1e en 2 een 3e en 4e kwartaal 2018
Univé verzekeringspapieren (bus vh872k/brandverzekering/inboedel/aanhanger)
Das rechtsbijstandspapieren
Wegenbelastingspapieren/rekeningen kenteken [kenteken 1]
Omzetbelasting aangiftebrief 2018
ASR verzekeringsfactuur kenteken [kenteken 2]
ICS facturen Visa kaart
Jaarverslagen van 2016 en 2017
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op 1.023,85, waaronder € 633,00 aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op
16 december 2020.