ECLI:NL:RBOVE:2020:4493

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
08-770006-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een man met schizofrenie en verslavingsproblematiek

Op 23 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak van een 49-jarige man van Somalische afkomst, die ter beschikking is gesteld voor verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren toegewezen. De man, die lijdt aan schizofrenie en verslavingsproblematiek, verblijft momenteel in FPC Pompestichting te Nijmegen. De terbeschikkingstelling is oorspronkelijk ingegaan op 9 december 2016 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De rechtbank heeft de noodzaak van verlenging onderbouwd met rapportages van deskundigen, die de man als een risico voor recidive beschouwen indien de maatregel zou eindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet in staat is om zelfstandig te functioneren in de maatschappij en dat er geen mogelijkheden zijn voor resocialisatie. De verdediging pleitte voor een kortere verlenging van een jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-770006-16
Datum uitspraak: 23 december 2020
Beslissingop de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Somalië),
thans verblijvende in FPC Pompestichting te Nijmegen,
hierna te noemen: betrokkene.
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.

1.De aanleiding

Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 november 2016 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, na bewezenverklaring van de misdrijven:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 9 december 2016. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 4 februari 2019 en eindigt, behoudens nadere voorziening, op 9 december 2020.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
  • het adviesrapport van FPC Pompestichting van 7 september 2020, opgemaakt en ondertekend door E.P.M.T. Brouns, psychiater, en K. [naam] -Rietman MSc, behandelcoördinator;
  • de pro Justitia rapportage van E.A.M. Schouten, psychiater, van 6 september 2020;
  • de pro Justitia rapportage van A.J. Klumpenaar, GZ-psycholoog van 6 augustus 2020;
  • een afschrift van de wettelijke aantekeningen over de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 oktober 2020.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 3 november 2020 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met de termijn van twee jaren.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de openbare raadkamer van 15 december 2020.
De rechtbank heeft op de openbare terechtzitting gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.G. Pekkeriet-Bischop, advocaat te Deventer;
  • de officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens;
  • [deskundige] , verbonden aan FPC Pompestichting als deskundige.
Betrokkene en deskundige [deskundige] zijn ter terechtzitting aanwezig via een videoconferentie, waarbij sprake is van een directe beeld- en geluidsverbinding met de rechtbank.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren.
Betrokkene en zijn raadsvrouw hebben gesteld dat zij geen bezwaar hebben tegen verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling, mits de verlengingstermijn wordt beperkt tot een jaar. De raadsvrouw heeft daartoe onder meer aangevoerd dat cliënt sinds 2016 in de terbeschikkingstelling zit. Hij heeft door zijn ongewenstverklaring niet de mogelijkheid om te resocialiseren. Door de onveilige situatie in Somalië kan cliënt niet worden gerepatrieerd en is hij overgeplaatst naar afdeling 9 van de Pompestichting. De verdediging is van mening dat er moet worden nagegaan in hoeverre in deze impasse maakt dat de ongewijzigde voortzetting van de tbs-maatregel in strijd is met artikel 5 en 14 van het EVRM. Het hof heeft eerder geoordeeld dat er sprake kan zijn van een inhumane want uitzichtloze situatie als er geen repatriëring mogelijk is, er geen vreemdelingenrechtelijke procedures aanhangig zijn die kunnen leiden tot een legaal verblijf in Nederland, en daarmee geen mogelijkheid tot resocialisatie bestaat.
De verdediging is van mening dat de tbs-maatregel met een jaar dient te worden verlengd, zodat er volgend jaar kan worden gekeken of er nog steeds sprake is van dezelfde impasse of dat de zaak volgend jaar bijvoorbeeld zou moeten worden aangehouden om te vragen aan de vreemdelingen tbs-groep wat de stand van zaken is, waarbij mr. Fischer kan worden verzocht een rapport op te maken over de stand van zaken. Mr. Fischer behartigt de belangen van betrokkene in het kader van de procedure omtrent de ongewenstverklaring, en heeft daarbij aangegeven dat betrokkene in die procedure weinig kansrijk is.
De officier van justitie heeft, na het pleidooi van de raadsvrouw, haar vordering gewijzigd in die zin dat de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd met een jaar.

4.De beoordeling

De vordering is op 3 november 2020 ingediend. Dit is tijdig.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het over betrokkene opgemaakt advies van de kliniek, de over betrokkene opgemaakte pro Justitia rapportages en de toelichting van de deskundige ter zitting in aanmerking.
Het rapport van de kliniek houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Betrokkene is een 49-jarige man van Somalische afkomst, bij wie sprake is van schizofrenie, een stoornis in alcoholgebruik en gebruik van qat. Daarnaast is er sprake van een verstandelijke beperking bij betrokkene. Hij heeft een beperkte draagkracht en probleeminzicht en is daardoor niet in staat om situaties goed in te schatten.
Aanvankelijk had betrokkene in Nederland een verblijfsvergunning gekregen, maar vanwege de vele veroordelingen is hij in 2013 tot ongewenst vreemdeling verklaard.
Betrokkene verbleef tot november 2019 in FPC Dr. S. van Mesdag. Inmiddels is betrokkene overgeplaatst naar FPC Pompestichting, behandelafdeling 9. Dit is de afdeling voor tbs-gestelden met status ongewenst vreemdeling waarbij het repatriëringstraject in een impasse verkeert.
Op dit moment zijn er geen mogelijkheden voor verlof voor betrokkene. Er wordt wel gekeken wat er voor betrokkene in de toekomst mogelijk is met betrekking tot begeleid verlof. De kliniek probeert verlofmachtigingen te verkrijgen voor betrokkene en anderen die in een verglijkbare situatie vertoeven, niet alleen met het oog op resocialisatie maar ook om de kwaliteit van leven te optimaliseren. Tot dusver verkrijgt men voor geen enkele tbs gestelde in een dergelijke situatie verlofmachtiging van het ministerie.
Het doel van zijn verblijf in FPC Pompestichting is het bieden van kwaliteit van leven binnen een beveiligd kader. Betrokkene wordt gezien als een man die erg zijn best doet, zich aan afspraken houdt en zoveel als mogelijk zijn programma volgt. Betrokkene is in het afgelopen jaar een keer positief getest op cannabis, maar heeft dit ook eerlijk verteld. Betrokkene zoekt contact als hij ergens hulp bij nodig heeft en dit contact verloopt adequaat.
In het huidige kader is het recidiverisico laag, doordat betrokkene in de huidige kliniek de passende zorg, ondersteuning en begeleiding krijgt. Als de beschermende context wegvalt, zou het recidiverisico sterk toenemen. Als de tbs zou worden beëindigd, dan wordt het recidiverisico als hoog ingeschat en komen de risicofactoren zoals middelengebruik en de psychotische stoornis naar voren. Op dit moment ontbreekt bij betrokkene elke inbedding in de maatschappij en is betrokkene niet in staat om dit zelfstandig vorm te geven. Er is een onvoldoende steunend netwerk, geen woonplek en geen gestructureerde dagbesteding voor betrokkene. Ook de begeleiding is voor betrokkene nodig. Het is van groot belang dat hij hierop kan terugvallen. Ook zal betrokkene snel stoppen met de medicijnen voor antipsychotica, aangezien hij deze vergeet in te nemen als hij er niet aan herinnerd wordt. Bovendien is betrokkene niet overtuigd van de noodzaak ervan. Betrokkene zal snel psychotisch ontregelen indien de maatregel zou worden beëindigd.
Gelet hierop acht de kliniek het noodzakelijk om de maatregel te verlengen, en wel voor de periode van twee jaar.
Aanvullend verklaart de deskundige dat haar collega [naam] begeleid verlof wilde aanvragen voor betrokkene. Uiteindelijk is dit niet gebeurd aangezien de ervaring is dat een dergelijke aanvraag geen kans van slagen heeft op grond van de verblijfsstatus. Het begeleid verlof is dus niet mogelijk op grond van de status van betrokkene. De kliniek is van mening dat het een gemis is dat betrokkene niet op begeleid verlof kan; op die manier kan betrokkene niet resocialiseren en hem bovenalminder kwaliteit van leven kan worden geboden.
Het rapport van de psychiater houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Betrokkene is een 49-jarige man die op een licht verstandelijk beperkt niveau functioneert en bij wie sprake is van schizofrenie en daarnaast een stoornis in alcohol en in het gebruik van stimulantium, namelijk qat en drugs.
Zolang betrokkene in de kliniek verblijft, wordt het risico op recidive als laag ingeschat. Wanneer de maatregel zou eindigen, is er niets geregeld en wordt het risico op terugvallen in delict gedrag, zowel in de vorm van diefstal als seksueel grensoverschrijdend gedrag, als hoog ingeschat. Gelet hierop adviseert de psychiater de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen.
Het rapport van de psycholoog houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie, een stoornis in alcohol gebruik en in stimulantium, namelijk qat. Daarnaast denkt de psycholoog dat er sprake is van een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis.
Binnen de huidige context is de inschatting op een seksueel of agressief delict laag. Bij beëindiging waarbij geen hulpverlenging of zorg aanwezig is, zal de recidivekans toenemen tot hoog.
De psycholoog geeft aan dat normaal gesproken er nog minimaal twee jaar nodig zou zijn om te komen tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Er is daar geen sprake van aangezien betrokkene naar het land van herkomst gerepatrieerd zal worden zodra de situatie stabiel is in Somalië. Op het moment dat betrokkene kan terugkeren, kan de ministeronder voorwaarde van terugkeer de tbs-maatregel opheffen. Gelet hierop adviseert de psycholoog de tbs maatregel met twee jaar te verlengen.
Betrokkene heeft aangegeven dat hij goed samenwerkt met iedereen en zich aan de regels houdt. Hij is het niet eens met verlenging van de terbeschikkingstelling, aangezien hij door zijn status van ongewenst vreemdeling alleen maar zit te wachten.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. Aan de criteria voor de verlenging van de terbeschikkingstelling is voldaan. Door de bij betrokkene geconstateerde en thans nog aanwezige stoornis en verslavingsproblematiek, blijft recidivegevaar aanwezig bij plots wegvallen van het huidige tbs-kader, zoals in de rapportages door de kliniek, de psychiater en de psycholoog is geconstateerd.
De rechtbank ziet onvoldoende grond voor een verlengingstermijn van een jaar, zoals door de raadsvrouw van betrokkene is bepleit. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren, indien aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een jaar. De rechtbank stelt vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn die een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege rechtvaardigen, mede gelet op de passende zorg, ondersteuning en begeleiding die betrokkene nodig heeft. Ook afgezien van de verblijfstatus van betrokkene en gezien het feit dat er geen verlofmogelijkheden zijn voor betrokkene, zal het nog geruime tijd duren voordat betrokkene zodanig is geresocialiseerd dat een voorwaardelijke beëindiging in beeld komt. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de problematiek van betrokkene gelet op het recidiverisico binnen het huidige kader van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet plaatsvinden.
Daarnaast is de impasse in de behandeling, zoals de raadsvrouw heeft bepleit, nog niet dusdanig lang en uitzichtloos dat reeds nu een mogelijke schending van artikel 5 en 14 van het EVRM aan de orde zou komen.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank:
verlengt de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met twee jaren;
Aldus gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en mr. K. Haar, rechters, in tegenwoordigheid van L.R. de Vries als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2020.
Mr. C.A. Peterzon en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.