Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het verweer van [gedaagde] van 3 december 2020,
2.De feiten
In het Veiligheidsplan staat voor zover van belang het volgende vermeld:
‘(…)Conclusie:De betrokkenen zijn van mening dat moeder op dit moment niet in staat is om zelfstandig voor de kinderen te zorgen. Haar ziektebeeld is onvoorspelbaar en het is onbekend hoe zich dat in de toekomst gaat ontwikkelen. Voortdurend toezicht op de omgang tussen moeder en de kinderen is noodzakelijk om de veiligheid van de kinderen voldoende te kunnen garanderen. Het is nog onduidelijk hoe de omgang tussen moeder en de kinderen eruit moet komen te zien. Vader zal in ieder geval hoofdopvoeder blijven.(…)Vervolgens is het volgende aan moeder meegedeeld: Moeder mag de kinderen alleen onder toezicht van vader zien. Ze mag de kinderen ook niet ophalen van school/kinderdagverblijf.
(p. 30), op 9 september 2020 (p. 31), op 20 oktober 2020 (p. 32) en op 22 oktober 2020
(p. 1).
‘(…) Nadat op die momenten u verzocht is om het gebouw en het terrein te verlaten, heeft u daar niet direct gehoor aan gegeven en heeft u zich bovendien op intimiderende wijze opgesteld (…). Uw handelwijze is dusdanig dat de veiligheid c.q. het gevoel van veiligheid van de kinderen die ons IKC bezoeken in het gedrang komt. Dat geldt eveneens voor het personeel dat binnen ons IKC werkzaam is. Het een en ander maakt dat u hierbij opnieuw de toegang tot de schoolgebouwen alsmede de schoolterreinen van IKC Esrein wordt ontzegd. Indien u daar geen gehoor aan geeft zal aangifte worden gedaan en zal de Dr. Schaepmanstichting zich tot de rechtbank wenden teneinde een dwangsom en/of andere dwangmiddelen te verbinden aan het voornoemde verbod (…)’.
3.Het geschil
september 2020 een brief heeft gekregen van de Stichting waarin staat dat zij niet meer op school mag komen. Na ontvangst van de brief van de Stichting is [gedaagde] naar school gegaan om te praten met de directeur, waar zij meteen is weggestuurd en waarbij de politie is gebeld. Op 29 oktober 2020 is [gedaagde] voor het laatst op school geweest, zo stelt zij. [gedaagde] wil geen strijd met school en de kinderen en ook niet met andere ouders en leerlingen. [gedaagde] heeft het goed voor met haar kinderen en vindt hun toekomst erg belangrijk. [gedaagde] zou graag haar kinderen naar school willen brengen en willen ophalen. [gedaagde] heeft zich gehouden aan de eerder gemaakte afspraken, maar vindt dat het nu te lang duurt. Voor [gedaagde] voelt het als een straf. [gedaagde] heeft uitgesproken de hoop te hebben dat het in de toekomst weer goed komt.
4.De beoordeling
r.o. 4.2. zodanig is (geweest), dat dit een vergaande maatregel als een locatieverbod rechtvaardigt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Stichting voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van feiten en omstandigheden die deze inbreuk op het recht om zich vrij te kunnen bewegen, kunnen rechtvaardigen. Zij overweegt daartoe als volgt.
633,00
5.5. De beslissing
€ 1.500,00 is bereikt,
€ 1.391,96,