Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
€ 58.631,60 van eiser teruggevorderd.
Overwegingen
31 januari 2018 zeven prostitutiecontroles hebben plaatsgevonden in Enschede. Tijdens die controles hebben de aangetroffen prostituees en de huurders van de bezochte woningen verklaringen tegenover de politie afgelegd. Van deze gesprekken is een weergave in het rapport van 19 februari 2018 opgenomen. Anders dan eiser meent, mocht verweerder zich hierop bij de besluitvorming baseren (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 november 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN8469). Niet is gebleken dat geen sprake is van correcte samenvattingen. Uit het onderzoek blijkt verder dat eiser huurders heeft benaderd om prostituees in huis te nemen, de huurders en prostituees contact hebben gehad met eiser, het aangetroffen telefoonnummer (na onderzoek in het politiesysteem) het telefoonnummer van eiser is en dat de prostituees geld aan eiser hebben betaald voor het gebruik van een kamer. In de bestuurlijke rapportage van 19 februari 2018 is het volgende - voor zover relevant - vermeld: “
In de periode van 6 juli 2016 tot heden, zijn er door de AVIM (Afdeling Vreemdelingen, Identificatie en Mensenhandel) van eenheid Oost-Nederland bestuurlijke controles gehouden op adressen waar mogelijk sprake zou zijn van het exploiteren van een seksinrichting zonder dat daar een vergunning voor is verleend. Tijdens deze controle zijn wij veelvuldig de naam [naam 2] tegen gekomen. Deze [naam 2] noemt zich ook wel “ [naam 1] en “ [naam 3] . Het is op basis van deze controle aannemelijk geworden dat deze persoon een faciliterende rol speelt bij illegale prostitutie, dan wel het voeren van een escortservice zonder een daarvoor benodigde vergunning.”Uit het onderzoek (de tapverslagen) blijkt dat eiser zich tijdens telefoongesprekken [naam 1] noemt en dat hij door een gesprekspartner [naam 1] wordt genoemd. De enkele stelling dat eiser niet ‘ [naam 1] is, is naar het oordeel van rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen. Dat eiser niet bekend is met strafrechtelijke onderzoeken, zoals hij zelf stelt, doet niet af aan de bewijskracht van de rapportages in deze procedure. In een strafrechtelijke procedure ligt een andere rechtsvraag voor dan in een bestuursrechtelijke procedure.
Beslissing
mr. H.J. Knol, griffier, op