15.2.Eiseres stelt dat er veel meer bluswater nodig is dan de eis die het Bouwbesluit 2012 stelt als de brand overslaat naar de woning en opslagloods op perceel 11.
16. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank stelt vast dat onderdeel c een bluswatercapaciteit vereist van 90 m³/uur gedurende minimaal vier uren en dat hieraan wordt voldaan. Dat eiseres het niet eens is met deze norm (omdat deze te laag is bij branduitbreiding richting gebouwen op perceel 11) is bij de nu voorliggende beoordeling of aan de in onderdeel opgenomen eis wordt voldaan, niet relevant.
De in dit kader aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.
17. Samenvattend oordeelt de rechtbank dat Vruggink aannemelijk heeft gemaakt dat aan de eisen, neergelegd in artikel 7.7, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, wordt voldaan. Omdat het bepaalde in artikel 7.7 van het Bouwbesluit 2012 niet wordt overtreden, heeft verweerder zich terecht niet bevoegd geacht om handhavend op te treden.
Is de palletopslag op perceel 11 in strijd met artikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012?
18. In de NvT staat, voor zover hier van belang, het navolgende verwoord over artikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012.
Deze algemene verbodsbepaling (‘kapstokartikel’) heeft betrekking op brandveilig gebruik waarin niet is voorzien door de andere voorschriften van dit besluit. Hiermee heeft het bevoegd gezag een ‘kapstok’ om in een specifiek geval in te grijpen wanneer het brandveilig gebruik onvoldoende gewaarborgd is (ook indien het gebruik op zich voldoet aan de voorschriften van dit besluit). Het gaat hier om een geclausuleerde bevoegdheid die uitsluitend kan worden toegepast in de in dit artikel genoemde omstandigheden. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de gemeente algemene aanvullende of nadere eisen stelt. Voorts moeten de geëiste maatregelen altijd in verhouding staan tot het te bestrijden risico. De gemeente zal de noodzaak hiervan in het concrete geval moeten kunnen aantonen. Enkele voorbeelden van situaties waarin een beroep op dit kapstokartikel gerechtvaardigd kan zijn:
- indien brandgevaar wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld het opslaan van brandbaar materiaal of het verzamelen van afval in een onveilig opgestelde container (onderdeel a);
- indien op een beschermde of extra beschermde vluchtroute objecten staan die brandgevaar opleveren (onderdeel a);
- indien de terugloopruimte van een roltrap niet goed wordt schoongehouden. In een dergelijke ruimte opgehoopt stof, vet en vuil kan leiden tot brandgevaar (onderdeel a);
- indien in een ruimte bijvoorbeeld een zodanig grote vuurbelasting aanwezig is en/of een zodanig snel brandverloop kan optreden, dat de beheersbaarheid van brand zoals beoogd met de brand- of subbrandcompartimentering, niet is gewaarborgd en als gevolg daarvan de brand zou kunnen overslaan naar bijvoorbeeld een aangrenzende of nabijgelegen woning, ziekenhuis of andere kwetsbare gebruiksfunctie (onderdeel b).
19. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat in deze zaak artikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012 niet van toepassing is.
20. Eiseres stelt, onder verwijzing naar het rapport van Efectis, dat het in beginsel juist is dat artikel 7.7 van het Bouwbesluit 2012 ziet op gevaar bij pallets. Nu op perceel 11 niet alleen pallets worden opgeslagen maar er ook een bedrijfswoning en een opslagloods op dit perceel aanwezig zijn, moet rekening worden gehouden met brandoverslag van de palletopslag naar deze gebouwen. Nu artikel 7.7 van het Bouwbesluit hierin niet voorziet, mag worden teruggevallen op artikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012. Dit laatste volgt volgens eiseres ook uit het rapport van het Expertisecentrum. In dit rapport is, samengevat weergegeven, verwoord dat in verband met vliegvuur, de bedrijfswoning op perceel 11, de aanrijtijd van de brandweer, de benodigde bluscapaciteit van 240 m³/uur, de onmogelijkheid om het bedrijfspand op perceel 9b vanaf de openbare weg te koelen door de brandweer en de onbruikbare aanvalsroutes op perceel 11, aan artikel 7.10 van het Bouwbesluit aanvullende werking toekomt.
Verder stelt eiseres dat artikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012 is bedoeld voor de beoordeling van restrisico’s en dat ook de brandweer heeft erkend dat er behoorlijke restrisico’s zijn.
21. De brandweer heeft ter zitting hierop gereageerd. De brandweer stelt zich op het standpunt dat artikel 7.7 van het Bouwbesluit 2012 specifiek is geschreven voor de opslag van pallets zodat er in deze zaak niet wordt toegekomen aan artikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012. De restrisico’s waar hij naar heeft verwezen in zijn adviezen, zien op risico’s voor de brandweer. Deze risico’s betreffen de bereikbaarheid omdat sprake is van een dichtbebouwd gebied. Dit risico geldt voor elk industrieterrein. Met deze risico’s wordt door de brandweer rekening gehouden bij het uitrukken bij een brand. Hierbij valt te denken aan het meenemen van extra water in de brandweerauto, aldus de brandweer.
22. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De op perceel 11 aanwezige bedrijfswoning en opslagloods worden op grond van het Bouwbesluit 2012 als een afzonderlijk brandcompartiment beschouwd. Deze gebouwen kunnen naar het oordeel van de rechtbank bezwaarlijk worden geduid als het in, op, aan of nabij een bouwwerk plaatsen, werpen of hebben van voorwerpen of stoffen, of het opwerpen van belemmeringen waardoor brandgevaar wordt veroorzaakt of bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt. Wat eiseres met deze beroepsgrond voorstaat, komt feitelijk neer op een aanvulling van de eisen zoals neergelegd in artikel 7.7, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012. In de NvT is expliciet verwoord dat artikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012 hiervoor niet is bedoeld.
Het kapstokartikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012 is in deze zaak dan ook niet van toepassing.
23. Nu artikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012 in deze zaak niet van toepassing is, kan van het overtreden van dit artikel door Vruggink geen sprake zijn. Verweerder heeft zich dan ook terecht niet bevoegd geacht om handhavend op te treden
24. Het beroep is ongegrond.
25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.