ECLI:NL:RBOVE:2020:4615

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
8551590 \ CV EXPL 20-2242
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van persoonsgebonden budget door zorgkantoor afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (hierna: Zilveren Kruis) een terugbetaling van persoonsgebonden budget (PGB) bedragen van de gedaagde partij. Zilveren Kruis stelde dat de gedaagde geen of onvoldoende verantwoording had afgelegd over de ontvangen PGB-bedragen in de jaren 2007 en 2008. De vordering was gebaseerd op een bedrag van € 5.580,86, waarvan € 1.527,18 betrekking had op 2008 en € 4.053,68 op een onverschuldigde betaling in 2015. De gedaagde partij betwistte de vordering en stelde dat alle ontvangen bedragen waren verantwoord en dat hij het bedrag van € 4.053,68 nooit had ontvangen.

De kantonrechter heeft de zaak op 22 december 2020 beoordeeld. De rechter concludeerde dat de vordering van Zilveren Kruis onvoldoende onderbouwd was. De kantonrechter merkte op dat Zilveren Kruis niet duidelijk had gemaakt waar de vordering van € 1.527,18 op gebaseerd was en dat de brief van 24 augustus 2015 niet voldoende duidelijkheid bood over de verantwoording van de PGB-bedragen. Ook de grondslag van de onverschuldigde betaling werd niet voldoende onderbouwd.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Zilveren Kruis afgewezen en de zorgverzekeraar veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op dat moment waren begroot op € 144,00. Dit vonnis werd uitgesproken door kantonrechter A.M. Koene en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8551590 \ CV EXPL 20-2242
Vonnis van 22 december 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGKANTOOR N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen Zilveren Kruis,
gemachtigde: mr. L.T. Kroon
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigden: mr. Fuller en mr. Limbergen.

1.De procedure

1.1.
Zilveren Kruis is deze procedure begonnen met haar dagvaarding met producties van 27 mei 2020. [gedaagde] heeft daar op 18 augustus 2020 op gereageerd in de zogeheten conclusie van antwoord. Nadat bij tussenvonnis van 1 september 2020 een mondelinge behandeling is bepaald, heeft de kantonrechter bij brief van 5 november 2020 nog een aantal producties van Zilveren Kruis ontvangen. De zaak is mondeling behandeld via Skype op 19 november 2020. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er op de zitting is besproken.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

De vaststaande feiten

2.1.
[gedaagde] heeft van 2005 tot 2008 een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) van Zilveren Kruis ontvangen.
2.2.
Zilveren Kruis heeft bij de dagvaarding een beschikking subsidievaststelling PGB van 12 augustus 2015 overgelegd. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Te verantwoorden in 2007 : € 4.803,50
Verantwoord in 2007: € 4.803,50
Niet door u verantwoord in 2007 : € 0,00
(…)”
2.3.
In een brief van 18 augustus 2015 van Zilveren Kruis aan [gedaagde] staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
We hebben bedragen voor het PGB met elkaar verrekend. Deze brief is bedoeld om u te informeren over de verrekening.
U krijgt nog een bedrag van ons
De uitkomst van de verrekening is dat u € 4.053,68 van ons krijgt. Wij storten het bedrag direct op uw [rekeningnummer 1] .
(…)”
2.4.
Op 24 augustus 2015 heeft Zilveren Kruis een brief verzonden waarin, voor zover van belang, het volgende staat:
“(…)
Verantwoording over 2007 en 2008 worden uit coulance aangepast
Op basis van de ontvangen stukken hebt u aangetoond dat er meer aan PGB is besteed dan reeds verantwoord. Het zorgkantoor heeft daarom de verantwoording over 2007 aangepast naar € 4.803,50 en over 2008 naar € 3.822,81.
Openstaande vordering van € 11.305,61 is verlaagd naar € 1.527,18
Wij verzoeken u om de openstaande vordering van € 1.527,18 binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief over te maken naar [rekeningnummer 2] ten name van Zorgkantoor Achmea te Zwolle onder vermelding van uw [relatienummer] .
(…)”
Wat wil Zilveren Kruis?
2.5.
Zilveren Kruis vindt dat [gedaagde] een bedrag van € 5.580,86 te veel heeft ontvangen. Zilveren Kruis wil dat hij dit terugbetaalt. Het bedrag bestaat uit twee delen: een bedrag van € 1.527,18 dat [gedaagde] volgens Zilveren Kruis in 2008 te veel aan PGB heeft ontvangen, omdat over dat bedrag geen of onvoldoende verantwoording is afgelegd. Daarnaast een bedrag van € 4.053,68, dat volgens Zilveren Kruis in 2015 onverschuldigd aan [gedaagde] is overgemaakt. Ook wil Zilveren Kruis de kosten die zij heeft gemaakt om [gedaagde] aan te manen, vergoed hebben.
In deze procedure beperkt Zilveren Kruis haar vordering tot een bedrag van € 500,00.
Daarom vordert Zilveren Kruis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 500,00, plus de wettelijke rente hierover vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Wat wil [gedaagde] ?
2.6.
[gedaagde] wil dat de vordering afgewezen wordt. Het is onduidelijk waar het gevorderde bedrag op gebaseerd is en wat de grondslag van de vordering is. De herkomst van het bedrag van € 1.527,18 is [gedaagde] onduidelijk. Over 2007 en 2008 zijn alle ontvangen bedragen verantwoord. Het bedrag van € 4.053,68 heeft hij niet ontvangen.

3.De beoordeling

Wat vindt de kantonrechter van de zaak?

3.1.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vordering van Zilveren Kruis niet kan worden toegewezen. De vordering is onvoldoende onderbouwd. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
3.2.
In de dagvaarding stelt Zilveren Kruis dat de vordering is gebaseerd op het PGB dat in 2007 aan [gedaagde] is toegekend. [gedaagde] zou in 2007 voorschotbedragen hebben ontvangen, waarover hij volgens Zilveren Kruis geen of niet voldoende verantwoording heeft afgelegd. Daarom moet hij een bedrag van € 5.580,86 aan Zilveren Kruis terugbetalen. Uit de nadere toelichting op de dagvaarding blijkt vervolgens dat Zilveren Kruis niet 2007, maar 2008 bedoeld heeft. [gedaagde] is daar (later) evenwel ook vanuit gegaan, dus de kantonrechter gaat daarin mee. Het bevordert de duidelijkheid van de vordering echter niet. In 2008 is een bedrag van € 5.580,86 aan PGB toegekend. Dat is exact het bedrag waar nu door Zilveren Kruis weer aanspraak op wordt gemaakt. Alleen blijkt uit de nadere toelichting op de dagvaarding dat de vordering uit twee delen bestaat: een bedrag van € 1.527,18 en een bedrag van € 4.053,68.
3.3.
In de dagvaarding wordt aan het eerste deel van de vordering (het bedrag van € 1.527,18) ten grondslag gelegd dat [gedaagde] geen of onvoldoende rekening en verantwoording heeft afgelegd. De brief van 24 augustus 2015 zou dat volgens Zilveren Kruis onderbouwen. Die brief heeft betrekking op 2007
en2008. Door Zilveren Kruis wordt niet onderbouwd waar het bedrag van € 1.527,18 vandaan komt of op welk jaar dit bedrag betrekking heeft.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de beschikking van 12 augustus 2015 blijkt dat er uit 2007 geen bedrag meer openstaat waarover geen verantwoording is afgelegd. Volgens de brief van 24 augustus 2015 is ook over 2008 verantwoording afgelegd. Dit zou voor een bedrag van € 3.822,81 zijn. Door Zilveren Kruis wordt niet toegelicht hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Het is niet duidelijk of die berekening over heel 2008 of over een deel van 2008 gaat.
Indien de brief van 24 augustus 2015 over heel 2008 gaat,
zoudat tot de conclusie kunnen leiden dat [gedaagde] inderdaad een bedrag van € 1.527,18 te veel heeft ontvangen.
Het volgende duidt er echter op dat de brief van 24 augustus 2015 niet over heel 2008 gaat en dat de brief niet voldoende duidelijk is om de vordering van € 1.527,18 op te kunnen baseren.
In eerste instantie werd aan [gedaagde] een bedrag van € 2.015,20 uitgekeerd over de periode van 29 januari 2008 tot en met 29 april 2008 en een bedrag van € 3.565,66 over de periode van 30 april 2008 tot en met 31 december 2008. In de brief van 24 augustus 2015 staat vervolgens dat [gedaagde]
meeraan PBG heeft besteed dan reeds was verantwoord en dat de verantwoording over 2008 daarom is aangepast naar € 3.822,81. Door de hoogte van dat bedrag en de gehele inhoud van de brief acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat dit om heel 2008 gaat. Dat strookt niet met de inhoud van de brief en niet met de eerder ontvangen bedragen. Door Zilveren Kruis wordt zowel de inhoud van de brief als de herkomst van de bedragen niet toegelicht. Niet duidelijk wordt of over het ontvangen bedrag uit januari tot en met april 2008 verantwoording is afgelegd. Zilveren Kruis heeft ook geen andere onderbouwing gegeven over waar het bedrag van € 1.527,18 op gebaseerd is. Daarom concludeert de kantonrechter dat Zilveren Kruis niet voldoende heeft onderbouwd waar de stelling dat [gedaagde] te veel PGB heeft ontvangen, op is gebaseerd. Er kan dus niet worden vastgesteld dat er meer aan [gedaagde] is betaald dan waarvoor hij verantwoording heeft afgelegd.
3.4.
Voor zover Zilveren Kruis betoogt dat de brief van 24 augustus 2015 formele rechtskracht heeft, overweegt de kantonrechter als volgt. De brief zelf en daarmee de inhoud heeft weliswaar formele rechtskracht, maar de brief alleen is niet voldoende om de stelling van Zilveren Kruis dat zij recht heeft op terugbetaling van een bedrag uit 2008 te dragen. Zeker nu deze brief volgt na de brief van 18 augustus 2015, waarin is vermeld dat [gedaagde] na verrekening nog een bedrag van € 4.053,68 zou ontvangen. Zoals ook in 3.3. is overwogen, heeft Zilveren Kruis op geen enkele manier onderbouwd waar het teruggevraagde bedrag op gebaseerd is.
3.5.
Het door Zilveren Kruis gestelde niet of niet voldoende afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde] wordt door Zilveren Kruis dus onvoldoende onderbouwd.
3.6.
Zilveren Kruis legt daarnaast aan de vordering ten grondslag dat er sprake is van onverschuldigde betaling. Daarbij beroept Zilveren Kruis zich op de brief van 18 augustus 2015. Daaruit blijkt volgens Zilveren Kruis dat er een bedrag van € 4.053,68 aan [gedaagde] is betaald. Onduidelijk is op welk jaar deze betaling ziet. Daarnaast gaat het blijkbaar om de uitkomst van een verrekening. Wat er dan verrekend is, wordt door Zilveren Kruis niet duidelijk gemaakt. Zilveren Kruis heeft ter zitting zelf ook erkend dat de brief onduidelijk is. Een vordering uit onverschuldigde betaling kan er in elk geval niet op worden gegrond. Voor zover Zilveren Kruis de meer subsidiaire grondslag ongerechtvaardigde verrijking handhaaft, geldt daarvoor hetzelfde.
3.7.
Gelet op al het voorgaande kan niet worden vastgesteld waar de vordering van Zilveren Kruis tot betaling van een bedrag van € 5.580,86 op is gebaseerd. Evenmin kan vastgesteld worden dat [gedaagde] in ieder geval een bedrag van € 500,00 is verschuldigd. Daarvoor is de vordering onvoldoende onderbouwd. De vordering van Zilveren Kruis tot betaling van een bedrag van € 500,00 wordt dan ook afgewezen.
3.8.
Omdat de vordering tot betaling van de hoofdsom wordt afgewezen, worden de vorderingen tot betaling van de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten eveneens afgewezen.
Tot slot
3.9.
Zilveren Kruis krijgt ongelijk en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 144,00 (2 punten x tarief € 72,00).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering van Zilveren Kruis af;
4.2.
veroordeelt Zilveren Kruis in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot op heden begroot op € 144,00.
4.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2020.